Meditatief woord over Prediker 3:11m ‘Ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd’, door ds. dr. Barend H. Weegink (Oude Kerk Scheveningen) in de residentie pauzedienst op dinsdag 18 februari 2025 om 12.30 u. in de Waalse Kerk aan het Noordeinde in Den Haag.
Beste aanwezigen,
Het is de tweede keer dat we het jaarthema over ‘wijsheid’ gebruiken. We lazen daarnet een gedeelte uit Prediker 3, ‘Wijs met een onbegrepen God’. Het volgt op die bekende verzen – over een tijd om te baren en te sterven, te beminnen en te haten, te spreken en te zwijgen… Ze maken ons duidelijk dat alle dingen hun bestemde tijd en beloop hebben. Je moet ze over je heen laten komen, geen mens kan het vervroegen of verhaasten.
Kernachtig wordt dit uitgedrukt in het 11e vers, waar staat dat God alles wat er is, de goede plaats in de tijd heeft gegeven. En we lezen daar ook dat Hij de mensenkinderen de eeuw in het hart heeft gelegd. Andere vertalingen parafraseren dat: God heeft de mens besef van tijd of besef van duur ingegeven. En daarmee is het speelveld van de mens afgebakend: God is in de hemel en wij mensen zijn op aarde. Wij worden bezocht met vergankelijkheid; weet dus je plaats.
De eeuw in het hart gelegd… een typische uitdrukking. Met de Kanttekenaars bij de Statenvertaling leggen we dit in eerste instantie uit als een aangeboren verlangen van de mens: hij wil om zich heen kijken en nadenken en onderzoeken wat geweest is, de eeuwen en tijden bezien om een duiding te geven aan datgene wat daarin gebeurd is. En… wat ook bij die ‘eeuw in het hart’ hoort is een beetje nattevingerwerk: een mens wil aanvoelen wat het morgen wordt, wat je hoopt of wat je vreest en wat je verwachten kunt.
Het is een afmattende bezigheid. Prediker gebruikt het woord vermoeienis meer dan eens. Je kunt droefgeestig van de dingen worden. Je speurt naar piekmomenten, maar ziet vaak dalen. En voor jezelf het boek der gedachtenissen openslaan, het verleden in de herinnering roept, dat kan soms zo pijnlijk zijn. Het gras in je jeugd was groener dan nu. In het besef van tijd zit iets van ‘wij vliegen heen’, we zijn een handbreedte, een ademtocht, en bij dat alles gloort er ook iets van herinnering en heimwee naar de volmaaktheid; het gras was zo groen…
Om bij de huidige tijd te blijven: Nog vers in het geheugen ligt de januaridag waarop de nieuwe president van Amerika zijn veelbelovende inauguratietoespraak hield. Nadat hij het deel der ellende, onder zijn voorganger aangericht, had gememoreerd, verwoordde hij dat de tijd van grote dingen voor de USA was aangebroken. ‘Golden age’, gouden tijdperk, of Gouden Eeuw zoals wij dat graag uit Hollands glorie noemen. Doorgaans is dat een bloeiperiode voor economie en rijkdom, welvaart en cultuur. Met ‘eeuw’ is dan niet zozeer een periode van exact honderd jaar bedoeld, maar een aaneengesloten tijdperk waarin alles excelleert en dat hopelijk lang voortduurt.
Ondertussen zitten we met die óp het hart gelegde ‘eeuw van Europa’ wel heel erg knel. Gisteren was er crisisoverleg van de EU in Parijs over hoe het verder moet met de wereld. En vandaag beginnen in Saoedi-Arabië de besprekingen tussen de grote machten Amerika en Rusland over een geknechte Oekraïne. Wij doen niet eens mee, als bondgenoten zijn we eruit gebonjourd. De oude, Latijnse bijbelvertaling Vulgata zag het wel heel goed: de in het hart gelegde ‘eeuw’ wordt daar met ‘mundus’, wereld vertaald. Om Guido Gezelle te citeren: ‘de wéreld wil mij achterna, alwaar ik ga of sta of ooit mijn ogen sla; en arm als ik en is er geen’…
Gisteren luisterde ik naar het lied van Leonard Cohen ‘There is a crack in everything – that’s how the light gets in’. Er zit een barst in alles, en alleen door de spleet kan het licht binnenkomen. Ik vond de verwijzing naar die song in de rouwadvertentie van een Amsterdamse collega, die erg met toekomst en vrede bezig was en zo graag een beetje licht wilde doorlaten. Daaronder had hij uit Psalm 119 laten zetten: ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad’. ‘A crack in everything’… In de wankelbare wereld waarin de panelen schuiven en de tonelen wisselen, kunnen we de ware gelukzaligheid niet vinden. Dat is de les: door donker naar licht, door lijden naar heerlijkheid. We moeten naar God toe, en naar Jezus, ‘die bad op ene berg alleen’, zoals Gezelle dichtte en die mij, arme dwaas, ‘die nood hebbe en niet klagen kan; die honger, en niet vragen kan; die pijne, en niet gewagen kan hoe zeer het doet!’ moge leren ‘hoe dat ik bidden moet’.
De eeuw in het hart gelegd… De Kanttekenaars wijzen nog op die andere vertaalmogelijkheid. Je zou ook ‘de eeuwigheid’ mogen lezen. Het is God de Here, die de geschiedenis regeert. Hoe, dat begrijpen wij niet, want de Here in het glorielicht gaat ver boven ons uit en wij staan onder Hem. Hij heeft ons ‘de eeuwigheid’ in het hart gelegd; zo staat het in de Naardense Bijbel van Pieter Oussoren gezegd. God heeft ons met een eeuwigheidsgedachte geschapen. Zijn we niet zo dat er iets van herinnering daagt aan het paradijs? Een verlangen, een hang naar God en naar Zijn eeuwigheid? De meeste mensen zijn op een of andere wijze religieus. Er is de taal van het hart, dat zijn redenen heeft die het verstand niet kent, aldus Blaise Pascal. Al eerder, in de eerste alinea van de Confessiones (Belijdenissen) van Augustinus wordt de verhouding tussen God en mens samengevat: ‘Gij, o God, zet de mens aan om er vreugde in te vinden U te loven, want Gij hebt ons gemaakt naar U, en rusteloos blijft ons hart totdat het zijn rust vindt in U’.
Onrust is vaak een negatieve ervaring die het moderne westerse leven kenmerkt. We missen een vast punt waaraan ons innerlijk kompas zich kan oriënteren. Haast en stress gaan dikwijls samen met welvaart en overvloed. Rust gaat verder dan de materiële situatie. In de christelijke traditie rust de mens niet in zichzelf; hij blijft van God afhankelijk, ook wat betreft zijn rust en geluk. Het eeuwigheidsverlangen reikt verder dan de horizon van onze materiële wereld.
Iets van het duale, dubbele van de tijd, het paradoxale moet erin. Niet alles op de kaart van het hier en nu. Er is meer dan dat de volkeren woeden en de natiën zinnen op ijdelheid, er is meer dan het nieuws en de waan van de dag. Er is de onbegrepen God, van het boventijdse leven. Hij doet ‘zonder dat de mens het werk dat God gedaan heeft, van het begin tot het eind kan doorgronden’, aldus Prediker. Hij zit niet aan ons draadje, wij hangen aan de koorde van Hem. Begrijpen doen we Hem niet. En nochtans is het zo: God de Here regeert, vrees Hem en houd Zijn geboden.
‘Wijs zijn met een onbegrepen God’, is ons thema. Dat is niet: de onbekende God, en zeker niet: de onbetrouwbare God. Maar de God en Vader van onze Here Jezus Christus die ons in een punt des tijds, kairos i.p.v. chronos, het heil schonk in Zijn Zoon. De God tot Wie we mogen leren zeggen: ‘mijn tijden zijn in Uw hand’. Die in de Zaligmaker gisteren en heden Dezelfde betrouwbare is en tot in eeuwigheid. Hij heeft de eeuw van de wereld op ons hart gelegd en het eeuwigheidsverlangen in ons hart. De oude eeuw schuift naar het einde, de wereld met haar begeerte gaat voorbij (1 Joh.2:17). Maar we geloven en verwachten het leven van de ‘toekomende eeuw’, ik citeerde de 1700 jaar oude belijdenis van Nicea. De komende eeuw schuift straks over de oude bedeling heen. Laten we Gods heil kennen. Daar voorbij die horizon is het mooiste. Waar het hekje tussen dit leven en het eeuwig leven precies zit, is moeilijk te zeggen. Het is immers al eeuwigheid. En het wordt de volle eeuwigheid als we – op zijn Twents, mijn bakermat: ‘oet de tied’ – uit de tijd zijn. Wat ons heen stuwt is de ‘enige troost in leven en sterven’.
U kent toch de blikrichting van de Heidelbergse Catechismus: Dat ik met lichaam en ziel het eigendom ben van mijn trouwe Heiland Jezus Christus, die met Zijn kostbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft en mij uit alle heerschappij van de duivel verlost. En die mij door Zijn Heilige Geest ook zekerheid van het eeuwige leven geeft. En die mij van harte bereid maakt om voortaan voor Hem te leven. Amen.