Naar aanleiding van Prediker 7:19 staan ds. J.M. Molenaar (PKN Zoetermeer) en prof. dr. M. J. de Vries (Eerste Kamerlid namens de SGP) stil bij het thema Wijs met invloed.
Tag: 2025
Wijs met een verstandig bestuur
Naar aanleiding van Prediker 10: 16-17 staan ds. G. van Zanden en een nog onbekende politicus/bestuurder stil bij het thema Wijs met een verstandig bestuur.
Wijs omgaan met woorden is kern van politieke handwerk
Heel hartelijk dank voor het voorrecht om hier vandaag het woord tot u te richten. Dit terwijl ik geen dominee of theoloog of geleerde ben, maar slechts een eenvoudig politicus. Aan de andere kant is het boek van vandaag, Prediker naar verluid ook opgeschreven door een politicus, of in ieder geval iemand belast met het landsbestuur, zij het geen zeer recent en zoekend lid van het Nederlandse parlement, maar de koning van Israël, vermaard om zijn wijsheid.
Aan het begin van het debat in de Tweede Kamer krijgen we van de Kamervoorzitter het woord, en zeggen we: “voorzitter, dank voor het woord.” Aan het begin van het evangelie van Johannes lezen we “in den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.” Dat is Jezus. Ik bedacht me laatst: zo kan je ook een gebed beginnen: dank voor het woord – en dan danken we de eeuwige Voorzitter van de Schepping, voor het Woord in de persoon van zijn Zoon, die ons zichzelf heeft geschonken.
Want wij beschikken over de gave van het woord, de rede, onze vrije wil en zelfbewustzijn, omdat wij zijn geschapen naar het evenbeeld van God, iets van zijn wezen in ons dragen. Dat maakt dat wij niet alleen onderdeel zijn van de natuur maar ook deels erbuiten, of erboven, staan; we zijn niet alleen dingen, maar hebben ook een perspectief op de dingen. We zijn personen, in de wereld, maar niet alleen van de wereld, net als bijvoorbeeld de schoonheid van muziek. En met dat deel van ons, die vrije wil en rede, kunnen we op een mysterieuze manier deelnemen aan het goddelijke. En sinds ik ben gedoopt, nu iets meer dan tien jaar geleden, blijft het mij steeds treffen als iets wonderbaarlijks, dat wij ons met woorden letterlijk, hardop, of in stilte, kunnen richten tot die Schepper van Hemel en Aarde, tot God.
En je kunt God dus zelfs dingen beloven – zoals hier in deze lezing van vandaag. De prediker waarschuwt voor gebazel, loze, lege woorden. Wat is daar mis mee? Hier gaat het er denk ik om: je moet jezelf niet voor de gek houden. We moeten proberen de waarheid te spreken: tegen anderen, maar ook tegen onszelf. Bij een belofte aan jezelf, of aan God, gaat het erom wat je al hebt gezegd waar te maken. Eeuwenlang was dat – het zweren van een eed van trouw – het onmisbaar geachte fundament van de maatschappelijke orde. Zoals we ook nu nog zweren bij onze installatie in de Tweede Kamer. “Zo waarlijk helpe mij God almachtig.” Zo’n vast voornemen kan sterk maken, temidden van alle verleidingen.
Maar zo’n belofte doen zonder het vaste voornemen om die waar te maken, verzwakt ons. Daar waarschuwt deze tekst voor. Als je eenmaal je belofte hebt gebroken; de volgende keer wordt het alleen maar moeilijker. Het is een vorm van liegen tegen jezelf. Zoals Dostojewski schreef in de gebroeders Karamazov:
Lieg vooral niet tegen jezelf.
De man die tegen zichzelf liegt
en naar zijn eigen leugen luistert, komt op een punt dat hij de waarheid in zichzelf
of om hem heen niet meer kan onderscheiden,
en verliest zo alle respect voor zichzelf en voor anderen.
En in de politiek?
Parlement komt van parler: praten. Wijs omgaan met woorden is dan ook de kern van het politieke handwerk en wat van ons wordt verwacht. Want het is met het woord dat wij proberen om orde te scheppen in de zee van ambtelijke stukken met al onze principes en idealen om een standpunt te formuleren en vervolgens uit te dragen. Het ritueel van de democratie is een ritueel van de rede, met het woord bijna als een soort sacrament, dat alleen met grote zorgvuldigheid mag worden toegediend. Mann muß einfach reden, aber kompliziert denken – zei de legendarische minister-president van Beieren Frans Joseph Strauss al – und nicht umgekehrt. Dat is onze opdracht: woorden zoeken die niet verhullen of verbloemen maar blootleggen en onthullen; die geen mist opwerpen, maar argumenten geven, in de uitoefening van praktische wijsheid.
Natuurlijk communiceer je in de politiek niet alleen met de andere sprekers maar ook met kijkers. En vaak is de kans dat je in een debat de ideologische tegenstander overtuigt is helaas in de praktijk nogal klein. Maar als je dat idee dat je elkaar wil overtuigen loslaat, wordt het hol. Als men zich in discussies niet meer beroept op argumenten, maar op emoties of macht of autoriteit, zakken we weg. Politiek die niet meer gericht is op overtuigen met argumenten, maar alleen op verdachtmaken of gretig veroordelen van anderen, die alleen gericht is op effect, wordt een leeg spektakel. Want alleen zoiets milds als een argument kan je blijven zoeken naar het verzoenen van die verschillende belangen en idealen. Met elkaar – maar ook, met de realiteit. En ook dat laatste is natuurlijk nogal vaak een uitdaging. En dan kunnen woorden ook anders worden gebruikt – niet om te overtuigen, maar juist om de werkelijkheid te verdraaien: een “spin” of “frame”. Een goede spin heeft altijd een kern van waarheid, maar vervormt die. We leven in een post-postmoderne samenleving.
Postmoderne filosofen vertelden ons dat woorden niet verwijzen naar waarheid, maar alleen een uitdrukking zijn van machtsstructuren. Het gevolg is dat een strijd kan worden gevoerd over woorden om die macht uit te oefenen over het denken: wie bepaalt welke woorden kunnen worden gebruikt, bepaalt wat kan worden gedacht. Dan gaat het niet om te zoeken om te begrijpen hoe de dingen zijn, maar om het scheppen van een “narratief.” En zo moeten we nu bewust zijn van pogingen om ons denken te bepalen – als wordt gesproken over gijzelaars die zijn “gestorven” terwijl ze zijn “vermoord” bijvoorbeeld. Of in de beslissing om het woord “moeder” te vervangen met “ouder uit wie een kind is geboren”, zoals in een recent wetsvoorstel wat gelukkig, dankzij de oplettendheid van de SGP, is rechtgezet.
Het zou goed zijn om daar iets tegenover te stellen, door stil te staan bij de oorsprong van het woord, en het doel ervan. Denken is niet alleen een soort biochemisch proces. Het doel van denken is waarheid. Niet alleen de eeuwige, maar ook de veranderlijke, praktische, dagelijkse realiteit. Slordig woordgebruik leidt tot slordig denken, tot slordig spreken, tot slordig handelen. Zeker in een tijd van verwarring, van kantelende wereldbeelden en wereldorde, zoals nu, is het een voortdurende, cruciale cultuurarbeid om de juiste woorden te kiezen, om goed te beschrijven en dus goed te begrijpen wat er eigenlijk allemaal gebeurt. Dat is aan politici, maar aan ons allemaal.
Daarvoor hoef je niet te bidden. Maar misschien helpt het wel. Alleen onder druk van een ontzaglijke transcendentie wordt onze persoonlijkheid compact en stevig genoeg om onderscheid te maken tussen dingen zoals ze zijn, en dingen zoals we willen dat ze zijn. Zonder God belanden we in het labyrint van ons eigen ego. Prediker herinnert ons eraan.
Daarbij wil ik afsluiten. Ik dank de Eeuwige, de voorzitter van de Schepping, voor het woord. Want u – en dat zijn woorden die mij, toen ik ze voor het eerst las, bleven nagalmen: U heeft woorden van eeuwig leven.
Diederik Boomsma is lid van de Tweede Kamer voor NSC. Dit is zijn toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 18 maart 2025 in de Waalse Kerk in Den Haag.
Wijs met een onbegrepen God
Wij kunnen de Dirigent van het levensconcert wel degelijk kénnen
Een onbegrepen god als godsbeeld biedt vrijheid maar je bent daarmee geheel aan jezelf overgeleverd. De God van de Bijbel echter laat je niet als kaal individu in een leeg universum staan. Dat moet de overheid ook beseffen.
Een onbegrepen God. Dit is vandaag een vrij populair godsbeeld, als ik mij niet vergis. Een god die je niet scherp kunt omschrijven of typeren. Niet zomaar kunt plaatsen of definiëren. Van wie je ook niet zomaar kunt zeggen wat hij precies wil, voorstaat of van jou vraagt. Dat geeft ruimte voor een eigen invulling. Een onbegrepen god schept de mogelijkheid om hem te kneden en te vormen. Een god naar jouw eigen beeld, ten behoeve van jouw eigen project en persoonlijke behoeften.
Bijvoorbeeld een god die geen ruimte laat voor een eeuwig oordeel. En geen enkele intieme relatie of vorm van seksualiteit uitsluit. Welke keus jij ook maakt, jouw god gaat met je mee. De theoloog Reinhold Niebuhr omschreef dit godsbeeld ooit als „een God zonder woede die mensen zonder zonde brengt naar een koninkrijk zonder oordeel door de bemiddeling van een Christus zonder kruis”. En wee degene die over jouw godsbeeld een kritische vraag stelt. Geloven is immers een persoonlijke zoektocht.
Bekendgemaakt
Overigens kan dit godsbeeld in de behoudende flank van de kerk even goed functioneren. Een onbegrepen god met wie je het nooit zeker weet. Van wie je niet weet of hij echt jouw behoud op het oog heeft, terwijl je maar moet afwachten of zijn genadige oproepen ook voor jou gelden. Laat staan dat je zeker kunt zijn van de zaligheid. Ook dit godsbeeld geeft ons alle ruimte om de levende God van de Bijbel op afstand te houden. Sinds Genesis 3 zit dat bij ieder van ons er als vanzelf in, hoe orthodox we onszelf ook presenteren.
Gelukkig laat de God van de Bijbel Zich wel degelijk kennen. En hoe! Exodus 34: „HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die de schuldige geenszins onschuldig houdt.”
En deze God heeft Zich in het bijzonder bekendgemaakt in Christus, tot op het kruishout, om verloren en schuldige mensen te redden. In die zin is er volstrekt geen sprake van een onbegrepen God.
Alles op zijn tijd
Deze God is echter wel Gód, de geheel Andere, Die al onze ideeën onder het oordeel plaatst. Kenmerkend voor de weg die God met mensen persoonlijk gaat, is dat die doorgaans het meest haaks staat op ons comfort. Het is een kruisweg.
Soms is Gods werk onmiskenbaar en kun je Zijn hand in de geschiedenis bijna tasten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het ontstaan van de Joodse staat Israël in 1948. Een Godswonder. Maar heel vaak past ons grote voorzichtigheid om Gods handelen precies na te rekenen.
We weten wel zeker, zegt Prediker 3:11, dat deze God alles op Zijn tijd mooi heeft gemaakt en de eeuw in ons hart heeft gelegd. „De eeuw in het hart gelegd”, een prachtige uitdrukking! Met voorbijgaan van alle exegetische moeilijkheden kun je twee dingen eenvoudig zeggen: de mens heeft besef van tijd en hij is bezig met de tijd.
Als we weten dat het besef van tijd hand in hand gaat met de boodschap dat alles er op zijn tijd moet zijn, zullen we om te beginnen weer meer liefde moeten hebben voor ritme en regelmaat. Het ritme van werken en rusten, rusten en werken. Een tijd om de longen uit je lijf te werken en een tijd om op te ademen. Een tijd om gezamenlijk onze christelijke feesten te blijven vieren. De filosoof Marli Huijer vroeg zich af of we niet een ministerie van tijdsordening nodig hebben, naast dat van ruimtelijke ordening. Dat is helemaal zo’n gekke gedachte niet.
Waarden en tradities
Er leeft en gromt echter iets in onze tijd waardoor we die richting nog zeker niet in lijken te gaan. Want wat moeten we met onze tijd als we als kaal individu in een leeg universum staan? En wat doen we met de vele dingen die we niet begrijpen –ook het werk van God niet– en de zinloosheid die ons soms aangrijnst? Gaan we door die schrik onbewust steeds harder op de loop? Halen we daarom alles uit de kast om de tijd te doden?
Hier staat de overheid duidelijk met lege handen. Zij kan burgers niet werkelijk vervullen en verlossen. Het is daarom tijd dat de kerken hun deuren en harten openen. Tijd en ruimte bieden om God te ontmoeten. En laat de overheid dan vooral niet doen alsof die aanwezigheid alleen maar achter de voordeur een plek mag krijgen. Ook het publieke domein roept om een hoopvolle boodschap die verder strekt dan de kale moraal van het individu. We snakken naar een correctie op de seculiere tijd.
Het is echt te hopen en te bidden dat overheden ook iets meer van de eeuw in hun hart krijgen. Dat ze besef hebben en krijgen van waarden en tradities die de tijd hebben doorstaan. Barmhartigheid, gerechtigheid, liefde. Werkelijke vrijheid en bescherming van het leven. Oog voor wat vertrapt dreigt te worden. Voor diegenen voor wie de tijd buiten de baarmoeder nog moet beginnen en voor hen die bijna uit de tijd zijn. Oog voor de christelijke cultuur en traditie.
Wonderlijk genoeg rekenen alle overheden op aarde ondanks de secularisatie nog steeds met God. Onze tijd draait nog steeds om de geboorte van Christus. Volgens de Bijbel was dat hét moment van de geschiedenis, het moment dat de tijd gevuld werd. De hervormde theoloog A.A. van Ruler zei het ontroerend: „God heeft tijd voor ons gehad, het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.” Christus is de zin van de geschiedenis.
Vrolijke wetenschap
„Van het concert des levens krijgt niemand het program”, zo zei men vroeger. Een wat mistroostige opmerking. Immers, wij kennen wél de Dirigent van dit levensconcert. Wij kunnen deze God wel degelijk kénnen. Wie de Zoon gezien heeft, heeft de Vader gezien. Met die vrolijke wetenschap in ons hart kunnen we de tijd weer in en kunnen we de tijd weer aan. Hoe seculier die vandaag ook mag zijn. Want alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde heeft eeuwigheid.
Diederik van Dijk is lid van de Tweede Kamer voor de SGP. Dit is zijn toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 18 februari 2025 in de Waalse Kerk in Den Haag.
Meditatie Wijs met een onbegrepen God
Meditatief woord over Prediker 3:11m ‘Ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd’, door ds. dr. Barend H. Weegink (Oude Kerk Scheveningen) in de residentie pauzedienst op dinsdag 18 februari 2025 om 12.30 u. in de Waalse Kerk aan het Noordeinde in Den Haag.
Beste aanwezigen,
Het is de tweede keer dat we het jaarthema over ‘wijsheid’ gebruiken. We lazen daarnet een gedeelte uit Prediker 3, ‘Wijs met een onbegrepen God’. Het volgt op die bekende verzen – over een tijd om te baren en te sterven, te beminnen en te haten, te spreken en te zwijgen… Ze maken ons duidelijk dat alle dingen hun bestemde tijd en beloop hebben. Je moet ze over je heen laten komen, geen mens kan het vervroegen of verhaasten.
Kernachtig wordt dit uitgedrukt in het 11e vers, waar staat dat God alles wat er is, de goede plaats in de tijd heeft gegeven. En we lezen daar ook dat Hij de mensenkinderen de eeuw in het hart heeft gelegd. Andere vertalingen parafraseren dat: God heeft de mens besef van tijd of besef van duur ingegeven. En daarmee is het speelveld van de mens afgebakend: God is in de hemel en wij mensen zijn op aarde. Wij worden bezocht met vergankelijkheid; weet dus je plaats.
De eeuw in het hart gelegd… een typische uitdrukking. Met de Kanttekenaars bij de Statenvertaling leggen we dit in eerste instantie uit als een aangeboren verlangen van de mens: hij wil om zich heen kijken en nadenken en onderzoeken wat geweest is, de eeuwen en tijden bezien om een duiding te geven aan datgene wat daarin gebeurd is. En… wat ook bij die ‘eeuw in het hart’ hoort is een beetje nattevingerwerk: een mens wil aanvoelen wat het morgen wordt, wat je hoopt of wat je vreest en wat je verwachten kunt.
Het is een afmattende bezigheid. Prediker gebruikt het woord vermoeienis meer dan eens. Je kunt droefgeestig van de dingen worden. Je speurt naar piekmomenten, maar ziet vaak dalen. En voor jezelf het boek der gedachtenissen openslaan, het verleden in de herinnering roept, dat kan soms zo pijnlijk zijn. Het gras in je jeugd was groener dan nu. In het besef van tijd zit iets van ‘wij vliegen heen’, we zijn een handbreedte, een ademtocht, en bij dat alles gloort er ook iets van herinnering en heimwee naar de volmaaktheid; het gras was zo groen…
Om bij de huidige tijd te blijven: Nog vers in het geheugen ligt de januaridag waarop de nieuwe president van Amerika zijn veelbelovende inauguratietoespraak hield. Nadat hij het deel der ellende, onder zijn voorganger aangericht, had gememoreerd, verwoordde hij dat de tijd van grote dingen voor de USA was aangebroken. ‘Golden age’, gouden tijdperk, of Gouden Eeuw zoals wij dat graag uit Hollands glorie noemen. Doorgaans is dat een bloeiperiode voor economie en rijkdom, welvaart en cultuur. Met ‘eeuw’ is dan niet zozeer een periode van exact honderd jaar bedoeld, maar een aaneengesloten tijdperk waarin alles excelleert en dat hopelijk lang voortduurt.
Ondertussen zitten we met die óp het hart gelegde ‘eeuw van Europa’ wel heel erg knel. Gisteren was er crisisoverleg van de EU in Parijs over hoe het verder moet met de wereld. En vandaag beginnen in Saoedi-Arabië de besprekingen tussen de grote machten Amerika en Rusland over een geknechte Oekraïne. Wij doen niet eens mee, als bondgenoten zijn we eruit gebonjourd. De oude, Latijnse bijbelvertaling Vulgata zag het wel heel goed: de in het hart gelegde ‘eeuw’ wordt daar met ‘mundus’, wereld vertaald. Om Guido Gezelle te citeren: ‘de wéreld wil mij achterna, alwaar ik ga of sta of ooit mijn ogen sla; en arm als ik en is er geen’…
Gisteren luisterde ik naar het lied van Leonard Cohen ‘There is a crack in everything – that’s how the light gets in’. Er zit een barst in alles, en alleen door de spleet kan het licht binnenkomen. Ik vond de verwijzing naar die song in de rouwadvertentie van een Amsterdamse collega, die erg met toekomst en vrede bezig was en zo graag een beetje licht wilde doorlaten. Daaronder had hij uit Psalm 119 laten zetten: ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad’. ‘A crack in everything’… In de wankelbare wereld waarin de panelen schuiven en de tonelen wisselen, kunnen we de ware gelukzaligheid niet vinden. Dat is de les: door donker naar licht, door lijden naar heerlijkheid. We moeten naar God toe, en naar Jezus, ‘die bad op ene berg alleen’, zoals Gezelle dichtte en die mij, arme dwaas, ‘die nood hebbe en niet klagen kan; die honger, en niet vragen kan; die pijne, en niet gewagen kan hoe zeer het doet!’ moge leren ‘hoe dat ik bidden moet’.
De eeuw in het hart gelegd… De Kanttekenaars wijzen nog op die andere vertaalmogelijkheid. Je zou ook ‘de eeuwigheid’ mogen lezen. Het is God de Here, die de geschiedenis regeert. Hoe, dat begrijpen wij niet, want de Here in het glorielicht gaat ver boven ons uit en wij staan onder Hem. Hij heeft ons ‘de eeuwigheid’ in het hart gelegd; zo staat het in de Naardense Bijbel van Pieter Oussoren gezegd. God heeft ons met een eeuwigheidsgedachte geschapen. Zijn we niet zo dat er iets van herinnering daagt aan het paradijs? Een verlangen, een hang naar God en naar Zijn eeuwigheid? De meeste mensen zijn op een of andere wijze religieus. Er is de taal van het hart, dat zijn redenen heeft die het verstand niet kent, aldus Blaise Pascal. Al eerder, in de eerste alinea van de Confessiones (Belijdenissen) van Augustinus wordt de verhouding tussen God en mens samengevat: ‘Gij, o God, zet de mens aan om er vreugde in te vinden U te loven, want Gij hebt ons gemaakt naar U, en rusteloos blijft ons hart totdat het zijn rust vindt in U’.
Onrust is vaak een negatieve ervaring die het moderne westerse leven kenmerkt. We missen een vast punt waaraan ons innerlijk kompas zich kan oriënteren. Haast en stress gaan dikwijls samen met welvaart en overvloed. Rust gaat verder dan de materiële situatie. In de christelijke traditie rust de mens niet in zichzelf; hij blijft van God afhankelijk, ook wat betreft zijn rust en geluk. Het eeuwigheidsverlangen reikt verder dan de horizon van onze materiële wereld.
Iets van het duale, dubbele van de tijd, het paradoxale moet erin. Niet alles op de kaart van het hier en nu. Er is meer dan dat de volkeren woeden en de natiën zinnen op ijdelheid, er is meer dan het nieuws en de waan van de dag. Er is de onbegrepen God, van het boventijdse leven. Hij doet ‘zonder dat de mens het werk dat God gedaan heeft, van het begin tot het eind kan doorgronden’, aldus Prediker. Hij zit niet aan ons draadje, wij hangen aan de koorde van Hem. Begrijpen doen we Hem niet. En nochtans is het zo: God de Here regeert, vrees Hem en houd Zijn geboden.
‘Wijs zijn met een onbegrepen God’, is ons thema. Dat is niet: de onbekende God, en zeker niet: de onbetrouwbare God. Maar de God en Vader van onze Here Jezus Christus die ons in een punt des tijds, kairos i.p.v. chronos, het heil schonk in Zijn Zoon. De God tot Wie we mogen leren zeggen: ‘mijn tijden zijn in Uw hand’. Die in de Zaligmaker gisteren en heden Dezelfde betrouwbare is en tot in eeuwigheid. Hij heeft de eeuw van de wereld op ons hart gelegd en het eeuwigheidsverlangen in ons hart. De oude eeuw schuift naar het einde, de wereld met haar begeerte gaat voorbij (1 Joh.2:17). Maar we geloven en verwachten het leven van de ‘toekomende eeuw’, ik citeerde de 1700 jaar oude belijdenis van Nicea. De komende eeuw schuift straks over de oude bedeling heen. Laten we Gods heil kennen. Daar voorbij die horizon is het mooiste. Waar het hekje tussen dit leven en het eeuwig leven precies zit, is moeilijk te zeggen. Het is immers al eeuwigheid. En het wordt de volle eeuwigheid als we – op zijn Twents, mijn bakermat: ‘oet de tied’ – uit de tijd zijn. Wat ons heen stuwt is de ‘enige troost in leven en sterven’.
U kent toch de blikrichting van de Heidelbergse Catechismus: Dat ik met lichaam en ziel het eigendom ben van mijn trouwe Heiland Jezus Christus, die met Zijn kostbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft en mij uit alle heerschappij van de duivel verlost. En die mij door Zijn Heilige Geest ook zekerheid van het eeuwige leven geeft. En die mij van harte bereid maakt om voortaan voor Hem te leven. Amen.
Wijs met rijkdom
Naar aanleiding van Prediker 5:9-11 en 5: 18-19) staan ds. J. van Vugt en dr. mr. J. Bakker (Eerste Kamerlid namens het CDA) stil bij het thema Wijs met rijkdom.
Wijs met woorden
Naar aanleiding van Prediker 5:1-2 staan dr. B.J. Spruyt en drs. D. Th. Boomsma (NSC) stil bij het thema Wijs met woorden.
Wijs met voedsel
Hoe kunnen we verantwoord genieten van voedsel?
De Bijbel laat zien dat de mens is gemaakt om van de vrucht van de schepping te genieten. Maar met een te grote ecologische voetafdruk, bijvoorbeeld door wat je eet, parasiteer je feitelijk op die schepping. Waar doe je dan goed aan?
Voedsel heeft een morele lading gekregen. In elke voedselkeuze resoneert de rest van de wereld mee. Biefstuk, kan dat nog wel als een koe een bron van broeikasgassen is? Is het wel verantwoord om groente of fruit te eten dat is ingevlogen vanuit verre landen en misschien door onderbetaalde arbeiders en op onhygiënische wijze is geplukt? En die megastallen, zijn die eigenlijk wel oké? Of is grootschalige voedselproductie juist een zegen voor de mensheid?
Steeds meer op slot
In de laatste decennia is de verwarring over voedsel alleen nog maar groter geworden. Wie maakte zich vroeger zorgen over waar de snijbonen vandaan kwamen of wat voor melk er gedronken werd? En blauwe bessen waren toch altijd gezond? Maar opeens kregen mensen na het eten van deze bessen uit onze blauwe supermarkten gezondheidsklachten. En nog geen twee weken geleden zagen we een nieuwe uitbraak van mond-en-klauwzeer in Duitsland. Onze veehouders, zeker op en rond de Veluwe, hielden hun hart vast, met de MKZ-crisis van 2001 nog vers in het geheugen.
Ondertussen komt ons land na diverse uitspraken van de Raad van State steeds meer op slot te zitten als het om natuurvergunningen gaat. Dit als gevolg van te veel stikstof in onze natuurgebieden. En dat is weer een gevolg van vooral –u raadt het al– voedselproductie. Meer precies: van de productie van dierlijke eiwitten. Natuurlijk, er is veel over wet- en regelgeving en over rekenmodellen te zeggen, maar we kunnen er niet onderuit: er zit op zijn minst spanning tussen onze wijze van voedselproductie en -consumptie en de gevolgen daarvan voor natuur en milieu.
Weten en geweten
De Nederlandse voedselwetenschapper Louise Fresco schreef prachtige boeken over al deze dilemma’s. Ze blijft ver weg van de morele hoogvlakten waarop zovelen zich maar al te graag begeven. Tegelijk stelt ze: eten is weten en geweten.
De beste plaats om dat te beseffen is misschien wel de eettafel, die plek van ontmoeting, die broedplaats van meningen en vragen. Aan tafel vroeg mijn zoon onlangs of de dieren die wij eten oud zijn als ze worden geslacht. Hij wilde weten of ze wel een lang en goed leven hadden gehad. Ik moest hem vertellen dat dit helaas vaak níet het geval is. Zijn gezicht betrok. De meeste dieren worden immers louter en alleen vetgemest om zo snel mogelijk geslacht en gegeten te worden.
Gaan we met eerbied om met de dieren die we vetmesten en eten, met de schepping, zeker nu alles via onze supermarkten zo steriel en anoniem en zo vanzelfsprekend is geworden? Hoe valt de omgang van de rechtvaardige met zijn vee (Spreuken 12) te rijmen met het stukje vlees op mijn bord? Beseffen we dat er inspanning voor is verricht, dat er een plant voor heeft gegroeid, dat een dier ervoor heeft geleefd? Die terechte vraag van mijn zoon deed me stilstaan bij al deze vragen?
Akkerbouwbedrijf
Mijn jonge jaren bracht ik door op de kop van Goeree, op het akkerbouwbedrijf van mijn vader en een paar ooms. Dat voedselproductie met veel geploeter gepaard gaat, kreeg ik met de paplepel ingegoten, evenals onze afhankelijkheid. Het is God die de wasdom geeft. En áls je dan uiteindelijk een mooie opbrengst had, dan was je nog afhankelijk van de prijs, die ergens ver weg werd bepaald.
Mijn ervaringen sluiten naadloos aan bij Prediker 2:24: „Is het dan niet goed voor de mens dat hij eet en drinkt en zichzelf in zijn zwoegen het goede laat genieten? Ook dit heb ik gezien: het komt uit de hand van God.” Een echo hiervan is Jakobus 1:17: „Elke goede gave (…) is van boven en daalt neer van de Vader der lichten.” Deze teksten zeggen eigenlijk: je hebt het allemaal volstrekt niet in de hand. Het is altijd ”Deo volente”.
Verantwoordelijkheid
Afhankelijkheid wordt echter ongezond wanneer ze omslaat in apathie, in een houding van gelatenheid of zelfs fatalisme: „Ik heb het nu eenmaal niet in de hand, dus het doet er niet toe wat ik doe.” Afhankelijkheid moet altijd gepaard gaan met verantwoordelijkheid. Immers, wie niet zaait zal niet oogsten. Wie wél zaait, doet dat in de hoop en het vertrouwen dat de Schepper zijn regen en zonlicht geeft op zijn tijd. Ora et labora. Bid en werk.
Dat brengt ons terug bij de vraag: hoe kunnen we wijs omgaan met voedsel en met een ontspánnen verantwoordelijkheidsbesef van al het goede genieten dat God ons geeft?
Prediker geeft ons mee: geniet van het goede, vier het leven, maar vergeet niet om onderwijl ook steeds het goede te blijven dóen. Dat laatste ligt aardig diep in onze calvinistische aard verankerd. Dat eerste, het genieten, vergaat ons minder goed.
Maar het is wel de cadans die Prediker beschrijft: het is goed voor de mens om zichzelf „in zijn zwoegen het goede te laten genieten”. Het is dus telkens weer werken én rusten, zaaien én oogsten, zwoegen én genieten. Zo zien we ook de Schepper eerst werken om daarna te „zien” dat het „goed” was en te „rusten van zijn werk” (Genesis 1 en 2).
”Aardling”
De mens is gemaakt om van de vrucht van de schepping te genieten. Hij moet echter niet vergeten dat hij onderdeel is van een groter ecosysteem. Hij is door de Schepper uit het stof gevormd en daarmee onlosmakelijk verbonden met zijn omgeving. Een ”aardling”, geschapen voor een eerbiedige omgang met die aarde. Met een te grote ecologische voetafdruk parasiteer je feitelijk op de schepping.
Genieten met éérbied. Misschien is dat wel de kern. Leven met de wetenschap dat het goede ons toevalt „uit de hand van God” (Prediker). Leven in verbondenheid met de schepping waartoe wij behoren. Kiezen, kopen en aan tafel gaan in het besef dat een boer ervoor heeft gewerkt, een dier ervoor heeft geleefd, een plant ervoor heeft gegroeid én dat God de wasdom gaf. Steeds met vréugde.
Pieter Grinwis is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie. Dit is zijn toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 21 januari 2025 in de Waalse Kerk in Den Haag.
Wijs met een onbegrepen God
Naar aanleiding van Prediker 3:11 staan ds. B. Weegink en dhr. D.J.H. van Dijk (SGP) stil bij het thema Wijs met een onbegrepen God.
Wijs met voedsel
Naar aanleiding van Prediker 2: 22-24 staan ds. J. Klapwijk en dhr. P.A. Grinwis (ChristenUnie) stil bij het thema Wijs met voedsel.