Wijs met rijkdom

Echte rijkdom gaat om het geschenk van een opmerkzaam hart, waar koning Salomo om vroeg. Als we dat geschenk bewust aanvaarden, gaan we anders om met rijkdom en bezit en met onze minderbedeelde medemens. Het valt niet mee om te reflecteren op de vraag wanneer we in de politiek ”wijs met rijkdom” omgaan, zoals Prediker het verwoordt. Mijn ervaring is dat politici vaak vinden dat ze de wijsheid in pacht hebben. En ook dat het in de politiek bijna altijd over geld gaat. Ik ben in de Eerste Kamer onder andere lid van de commissie Financiën en woordvoerder voor het thema ”belastingen”. Rond het eind van het jaar, als het belastingplan in de Eerste Kamer wordt behandeld, stroomt mijn mailbox vol met brieven van personen en organisaties die allemaal minder belasting willen betalen. Dan herken ik ook wel wat Prediker zegt: „Wie van geld houdt, kan er geen genoeg van krijgen. Wie verzot op rijkdom is, is altijd op meer gewin belust. Ook dat is enkel leegte.” We houden niet alleen van geld, we streven ook naar steeds meer geld. Het hebben van geld geeft ons autonomie en vrijheid en we ontlenen er vaak ook maatschappelijke status aan. Daar staat tegenover dat we ook steeds afhankelijker worden van geld en bezittingen. En wie geld heeft, kent ook angst om het te verliezen. Rijkdom brengt eveneens verantwoordelijkheid met zich mee. En dat is de kern van mijn betoog.

Liefde en solidariteit

Franciscus van Assisi maakte in de vroege middeleeuwen een radicale keuze voor eenvoud, armoede, vrede en verbondenheid met alles wat leeft. In de franciscaner levensstijl gaat het om waarden als dienstbaarheid, zachtheid en mededogen. Franciscus volgde daarin het voorbeeld van Jezus, heel praktisch, via concrete daden van liefde en solidariteit.

Ik kan dat bewonderen. Maar zou ik dat kunnen opbrengen? Ik herken mij vaak meer in de rijke jongeman uit Mattheüs 19. Als Jezus hem vraagt om alles wat hij bezit aan de armen te geven en Hem te volgen, gaat hij verdrietig weg.

Prediker lijkt een uitweg te bieden: „Wanneer een mens geniet van rijkdom en bezit, is dat een geschenk van God” (Prediker 5:18). Toch heb ik het gevoel dat we daar niet zomaar mee wegkomen. In de politiek niet maar ook niet als mens.

Wereldwijd leven naar schatting 692 miljoen mensen in extreme armoede. Zij doen een appel op ons, bijvoorbeeld als we het in de Eerste Kamer hebben over de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking. Maar ook in ons eigen land leven volgens de nieuwe armoededefinitie 540.000 mensen onder de armoedegrens. Zo’n 1,2 miljoen mensen zitten daar net iets boven, maar zijn extreem kwetsbaar.

Namens het CDA ben ik ook de woordvoerder voor sociale zaken en werkgelegenheid. Van de groepen mensen die voortdurend bestaansonzeker zijn, tref ik echter zelden post in mijn mailbox aan. Arme mensen hebben vaak niet de ingangen en de steunende netwerken die de rijken wel hebben.

Koninkrijk van God

Jezus zegt in Mattheüs 6:33: „Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en al het andere zal u toegeworpen worden.” Die uitspraak brengt mij bij de vermoedelijke schrijver van het boek Prediker. Algemeen wordt aangenomen dat koning Salomo de auteur is. Hij is nog jong als hij koning wordt. God verschijnt aan hem in een droom en zegt: „Vraag wat je wilt dat ik je geef.” Salomo vraagt dan om „een opmerkzaam hart” (1 Koningen 3). Salomo zoekt eerst het Koninkrijk van God. En alles waar hij niet om gevraagd heeft, krijgt hij er gewoon bij cadeau.

Het is deze wijze koning Salomo die in Prediker 4:1 zegt: „Ik vestigde mijn aandacht op alle onderdrukking die er is onder de zon en zag de tranen van de onderdrukten. Er is niemand die hen bijstaat.”

Prediker heeft een opmerkzaam hart gekregen voor de pijn en de eenzaamheid van mensen die lijden onder onrecht. En hij merkt ook op dat de macht in handen ligt van onderdrukkers en dat de slachtoffers vaak niemand hebben die voor hen opkomt.

Bijbelse oproep

Rabbijn Jonathan Sacks stelt in zijn boek “Een gebroken wereld heel maken” dat het nodig is om opnieuw de nadruk te leggen op sociale verantwóórdelijkheid, omdat deze in onze tijd problematisch is geworden. Wat heb ik te maken met kinderen die in Sudan van de honger omkomen? Waarom zou mij het lot van de werklozen, de daklozen, de armen en de vluchtelingen in mijn eigen samenleving iets aangaan?

We zijn eraan gewend geraakt om dergelijke verantwoordelijkheden te delegeren aan overheden en in ruil daarvoor betalen we belasting. Zo, zegt Sacks, stellen we politiek in de plaats van ethiek, wet in plaats van morele verplichting en onpersoonlijke instellingen in plaats van persoonlijke betrokkenheid. Met als gevolg dat de ethiek ertoe neigt zich naar binnen te keren en eerder een zaak van persoonlijke keuze wordt dan van collectieve verantwoordelijkheid. Echter, wat mensen hebben gecreëerd, kunnen mensen rechtzetten. De Bijbel is Gods oproep tot menselijke verantwoordelijkheid, gericht aan ieder van ons: „Mens, waar ben je?”

Het christendemocratische mensbeeld gaat uit van mensen die verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen, maar ook van mensen die als dat nodig is voor elkaar willen zorgen. De overheid moet de verantwoordelijkheid van elk mens respecteren (en aanmoedigen) en de diverse geledingen van de samenleving zoveel mogelijk in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen. Niemand mag klem komen te zitten in een situatie waarin hij alleen maar kan ontvangen van anderen.

 

Eén daad tegelijk

„Wanneer een mens geniet van rijkdom en bezit, is dat een geschenk van God”, zegt Prediker. De rijkdom die ons geschonken wordt, zit mijns inziens niet in materiële zaken, hoewel Salomo daarvan ook best genoten zal hebben. Echte rijkdom gaat dieper. Die gaat om het geschenk van een opmerkzaam hart. Als we dat geschenk bewust aanvaarden, gaan we anders om met rijkdom en bezit.

We kunnen niet in één keer heel de wereld veranderen. Maar we kunnen wel degelijk iets tot stand brengen, één daad tegelijk, één dag tegelijk, één mens tegelijk. Sacks zegt dat treffend: „Eén daad kan een wereld van verschil maken. Eén ogenblik kan een leven rechtvaardigen.”

Het spoor dat we achterlaten in levens van anderen en dat zij op hun beurt weer in levens van anderen achterlaten, is de enige erfenis die het nalaten waard is.

Mr. dr. Janny Bakker is lid van de Eerste Kamer namens het CDA. Dit is haar toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 15 april 2025.

Posted in CDA

Pak na ”amen” niet zelf de draad weer op

Laten we het woord ”amen” niet zien als het einde van ons gebed, maar als een krachtige bevestiging dat Gods beloften waar en zeker zijn. Het is een uitnodiging om op Hem te blijven vertrouwen, elke dag opnieuw.

In 2 Korinthe 1:12-24 verdedigt Paulus zijn integriteit en zijn veranderde reisplannen. Maar hij wijst ook op iets veel groters: Gods trouw en betrouwbaarheid. Dat wijst op het centrale woord ”amen”. Dat is een woord dat we vaak uitspreken, misschien zonder er bewust bij stil te staan. Wat betekent het eigenlijk? En hoe kan dit ene woord ons geloofsleven verdiepen?

”Amen” is niet het slot van ons gebed, een punt dat een gesprek afsluit. Het is eerder een komma. Het houdt ons gebed open en wijst ons op de zekerheid van Gods beloften. Toch hebben we vaak de neiging om na ”amen” de draad van ons leven weer zelf op te pakken.

Als mijn kinderen en ik op zaterdagmiddag na de dank voor ons eten het woordje amen uitspreken, zijn we al half onderweg naar datgene waarmee we voor het eten bezig waren. Het is een soort snelle afsluiting om vlug over te gaan tot de orde van de dag. In de tweede brief aan de Korinthiërs staat het woord amen echter voor iets anders, als een uitnodiging om op God te vertrouwen. Niet als een afsluiting maar eerder als een aanmoediging om daarmee door te gaan.

In deze brief verdedigt Paulus zich. Hij heeft zijn plannen veranderd maar sommigen zien dat als onbetrouwbaarheid. Paulus maakt echter duidelijk: zijn veranderde plannen doen niets af aan zijn integriteit. Sterker nog, zijn ja en nee weerspiegelen Gods trouw. Hij zegt in vers 20: „Want alle beloften van God zijn in Hem ja; daarom is ook door Hem het Amen tot eer van God door ons.”

Met andere woorden, in Jezus Christus worden Gods beloften bevestigd. Ze zijn waar en betrouwbaar. Paulus benadrukt dat zijn eigen betrouwbaarheid geworteld is in Gods betrouwbaarheid.

Herinnering
Het woord ”amen” kennen we allemaal. Het is misschien wel het meest universele woord in het christelijk geloof. Maar wat betekent het precies? In de Bijbel wordt het woord gebruikt als een krachtige bevestiging. Het betekent: het is waar, het is zeker, dit is vaststaand.

Hier hebben we het cruciale punt: amen is geen afsluiting (zoals ik daar helaas vaak invulling aan geef), niet een manier om het gesprek met God te beëindigen. Het is niet een teken dat we nu zelf weer verder moeten. Nee, amen is een bevestiging van Gods trouw en een oproep om op Hem te blijven vertrouwen. Wanneer we amen zeggen, zeggen we eigenlijk: „Heer, ik leg dit in uw handen, en ik vertrouw erop dat U doet wat U hebt beloofd.”

Wat doen wij vaak? We bidden, spreken ons amen uit en gaan vervolgens weer verder alsof het allemaal aan ons ligt. We nemen onze zorgen, onze plannen, ons leven weer stevig in eigen hand. We bidden bijvoorbeeld om leiding, om kracht of om vrede, maar zodra we amen zeggen, proberen we alles zelf op te lossen. Misschien herkennen we dat wel in ons eigen leven. Ik herken dat niet alleen bij mijzelf aan tafel, maar ook vandaag de dag in de politiek. Denken we niet te veel dat we het allemaal wel zelf kunnen? Nou, kijk eens wat die houding ons allemaal brengt…

Toch is dat niet de bedoeling van ”amen”. Het is niet bedoeld om het gesprek met God af te sluiten maar juist om ons vertrouwen in Hem te bevestigen. Het is een herinnering dat we ook ná ons gebed op God mogen blijven leunen.

In Gods handen
Laten we opnieuw naar Paulus kijken. Zijn leven was verre van gemakkelijk. Hij kreeg te maken met weerstand, tegenslagen en veranderde plannen. Ondanks alles bleef hij vertrouwen op Gods leiding. Voor Paulus betekende het woordje amen niet slechts een afsluiting van zijn gebeden, maar een leven van vertrouwen, ook als het anders liep dan hij verwachtte.

Paulus wist: Gods beloften staan vast en Hij zal doen wat Hij zegt. Dat gaf hem de kracht om door te gaan, zelfs als de omstandigheden onzeker waren. Paulus’ leven getuigt van een diep vertrouwen op Gods trouw, een vertrouwen dat zich uitstrekte over elke situatie.

Wat betekent dit voor ons, vandaag? Elke keer dat we amen zeggen, worden we uitgenodigd om ons leven in Gods handen te leggen en dat ook te blijven doen. Het is niet een punt achter ons gebed, maar een richtingaanwijzer naar een leven van voortdurende afhankelijkheid van Hem.

Ja en amen
Wat zou er veranderen als we voortaan ”amen” niet meer zouden zien als het einde van ons gebed, maar als het begin van een leven vol vertrouwen? In plaats van te denken: „Nu moet ik het zelf doen”, zouden we kunnen zeggen: „Heer, ik blijf vertrouwen dat U doet wat U hebt beloofd.”

Misschien bidden we voor een moeilijke situatie op het werk of voor de gezondheid van een geliefde. We zeggen amen, maar dan komt de twijfel: „Hoe moet dit verder?” Amen herinnert ons eraan dat God bij ons blijft, ook na ons gebed. Wellicht bidden we om wijsheid met het oog op een belangrijke beslissing. Na het amen voelen we de neiging om zelf de controle te nemen. Maar ”amen” betekent: vertrouw op God; Hij leidt ons.

Laten we het woord amen niet zien als het einde van ons gebed, maar als een krachtige bevestiging dat Gods beloften waar en zeker zijn. Het is een uitnodiging om op Hem te blijven vertrouwen, elke dag opnieuw. ”Amen” is het begin van een leven dat geworteld is in Gods trouw. Want alle beloften van God zijn in Christus ja, en in Hem ook amen.

Derk Boswijk is lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Dit is zijn toespraak die hij hield tijdens de residentiepauzedienst op 19 november 2024.

Geef ons heden ons dagelijks brood

Dames en heren,

Dank dat ik hier vanmiddag een bijdrage mag leveren aan deze Residentiepauzedienst. De tekst die vanmiddag gelezen is, lijkt te spreken van een zekere lichtvoetigheid. Jezus spreekt tot zijn mensen in de Bergrede en legt daarin uit waar het Hem eigenlijk om te doen is. Zo roept Hij in dit gedeelte de mensen op om zich niet druk te maken over hun kleding, of over wat ze zullen eten en dat zij zich goed moeten realiseren dat je geen twee heren kunt dienen. Het is de keuze voor de mammon, of voor de Eeuwige. Die mammon mag dan enige zekerheid voor de korte termijn bieden, maar op de lange termijn zul je van de koude kermis thuis komen. Alsof de bestaanszekerheid waar veel over gesproken wordt, er vanzelf wel zal komen en we ons daar niet druk over hoeven te maken.

Een mooie tekst die op het eerste gezicht geheel indruist tegen het gevoel van deze tijd. Bepaald niet een tijd om zorgeloos in te zijn, gezien alle onrust dichtbij huis en op het wereldtoneel. Die zorgeloosheid heb ik zelf dan ook niet. Er is veel aan de hand en we leven in spannende en in sommige opzichten ook gevaarlijke tijden. Zekerheden en vanzelfsprekendheden lijken er niet meer te zijn en het is alsof we zijn terecht gekomen in het einde van een tijdperk en aan het begin staan van de overgang naar een nieuw tijdperk.

Dat is altijd spannend en gaat gepaard met onrust en chaos. Oude antwoorden werken niet meer en we zijn op zoek naar nieuwe antwoorden die ons verder helpen bij de vragen van vandaag en morgen. Onze samenleving die lang bekend stond als een ‘high trust’ society, een samenleving waarin een grote mate van vertrouwen heerste in instituties en bestuur, verandert snel in een samenleving waarin het vertrouwen daalt en de samenhang lijkt te verdwijnen.

Dat is zorgelijk en het zou me een lief ding waard zijn als we dat tij zouden kunnen keren. We kunnen wellicht beginnen met niet elke keer weer te roepen dat overheid en bestuur niet deugen terwijl we in één van de beste landen wonen waar feitelijk betrouwbaar bestuur bestaat. Er is nog steeds heel veel om vertrouwen in te hebben!

De Duits/Amerikaanse theoloog Paul Tillich schreef in zijn tijd, de jaren dertig van de vorige eeuw, over een ‘shaking of the foundations’. Alsof alles waar de samenleving op was gebaseerd stond te trillen op haar grondvesten. Mensen raken onzeker en angstig, verdwaald in de vele vragen van het moment, en zijn ontvankelijk voor de schijnbare zekerheden van het simpele antwoord. Mensen maken zich dus wel degelijk zorgen over de vraag hoe zij zich zullen kleden en wat zij zullen eten. Of anders: hebben we wel een dak boven ons hoofd, is er genoeg voor iedereen en is er wel ruimte voor die vreemdeling die op ons pad komt?

Het is zeker niet de tijd voor zorgeloosheid en leven van de wind. Het is een tijd om waakzaam te zijn. Waakzaam om te voorkomen dat wat ons mensen bindt en samenbrengt en houdt, wordt afgebroken of ten onder gaat aan steeds verdergaande polarisering. Dat geldt voor onze eigen samenleving, maar ook voor de wereld om ons heen. Soms lijkt he erop dat mensen elkaar niet meer willen horen en alleen maar naar elkaar staan te roepen en te schreeuwen. “Ik heb gelijk en ben niet geïnteresseerd in jouw weerwoord”. Je politieke tegenstander die je vijand is geworden. Niet meer degene met wie je in debat gaat om een goed compromis te vinden, maar om de ander te verslaan en monddood te maken. Hans Boutellier schrijft daar mooi over in zijn boek ‘Het Nieuwe Westen’. Als we niet uitkijken komen we in een samenleving terecht waarin wij elkaar voortdurend vanuit onze ooghoeken beloeren en wantrouwen het zal winnen van vertrouwen.

Ik heb hierover niet zo lang geleden gesproken in mijn nieuwjaarsrede waar ik de wapenspreuk van de provincie Zuid-Holland onder de aandacht heb gebracht. ‘Vigilate Deo Confidentes’, luidt die spreuk en dat betekent: ‘weest waakzaam op God vertrouwend’. Er is veel om zuinig op te zijn en er is veel om te verliezen. We moeten waakzaam zijn op wat onze vrijheid en democratische rechtstaat bedreigt. We moeten waakzaam zijn tegen krachten die goed garen spinnen bij de alsmaar groeiende verdeeldheid in dit land of in Europa. We moeten waakzaam zijn tegen alles wat ons als mensen van elkaar verwijdert.

Dat Deo Confidentes raakt in onze sterk geseculariseerde samenleving minder gewaardeerd en begrepen. Maar toch, het zou ons goed doen om het ‘Ego Confidentes’ van onze tijd te beantwoorden met het besef dat wij allen deel zijn van een groter geheel en wijzelf niet het middelpunt van het universum en geschiedenis zijn. Het zou goed zijn als wij meer redeneren vanuit het meervoud, het wij, dan vanuit het enkelvoud, het ik! En daarbij kan het geen kwaad ook ontvankelijk te zijn voor het geluid van de ander, verhalen en klanken die ons inspireren en bemoedigen.

Afgelopen week is het nieuwe hoofdlijnenakkoord gepresenteerd met de titel; ”Hoop, Lef en Trots”. Velen zullen gedacht hebben aan die andere drieslag die vele mensen al eeuwen lang hebben gemotiveerd er iets van te maken met elkaar namelijk: “Geloof, Hoop en Liefde”.

Ik spreek de Hoop uit dat dit nieuwe regeerprogram en het te vormen nieuwe kabinet zich zal laten leiden door de hoop dat wij als zoekende mensen in deze verwarrende tijden niet verder van elkaar verwijderd raken. Dat de teksten die wij zullen lezen en horen getuigen van de verantwoordelijkheid om mensen bij elkaar te brengen en ervoor te zorgen dat mensen niet buiten de boot vallen en het gevoel hebben niet meer mee te tellen. Ik verwacht Lef te zien om waar nodig onrecht aan de kaak te stellen en te bestrijden. Om niet te vallen voor de simpele oplossingen die verschillen aanwakkeren in plaats van te overbruggen. Om nieuwe wegen te vinden om in deze ingewikkelde tijden nieuwe oplossingen te vinden die duurzaam zijn en ook voor onze kinderen en kleinkinderen het goede zullen brengen. Ik zou met anderen Trots willen zijn op wie en wat wij zijn en waar wij in de geschiedenis een hoop mee hebben bereikt. Daarin golden steevast de woorden en waarden als ‘tolerantie’, ‘ruimdenkendheid’, ‘oog voor de noden van anderen’, ‘rechtvaardigheid’, ‘zorg voor de kwetsbaren’ en een ‘stimulans voor de sterken’.

Terug naar de tekst uit Matheus. Die oproep tot zorgeloosheid die aan het begin van de tekst lijkt te klinken is niet één van carpe diem en na ons de zondvloed. Nee, het is een aansporing om te beginnen met wat echt belangrijk is. Een aansporing om prioriteiten te leggen en daarmee een fundament voor een samenleving en wereld waarin datgene waarover wij ons elke dag zorgen maken, vanzelf zal komen. Begin nou eens met het zoeken naar het Koninkrijk van God en de gerechtigheid, en al het andere zal je worden geschonken…..

Begin nou eens met die ander te zien als je naaste, die lief te hebben zoals je jezelf liefhebt, zorg ervoor dat niemand tekort heeft en elk mens recht heeft op een menswaardig bestaan. Begin nou eens met de taal van de vrede opdat de oorlog stopt. Als dat het vertrekpunt is, dan zal al het andere je geschonken worden. Dan is er namelijk genoeg voor iedereen.

Drs. Jaap Smit is Commissaris van de Koning (tot 1 september 2024)  van de provincie Zuid-Holland. Dit artikel is een samenvatting van zijn toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 21 mei in de Waalse Kerk in Den Haag.

Uw naam worde geheiligd

Hoe vaak bidden we die woorden niet; wekelijks, dagelijks? Maar zoals met alles wat we vaak doen of zeggen, wordt het vanzelfsprekend en wat vanzelfsprekend is, wordt geleidelijk ‘vanzelf zwijgend’; zo vanzelfsprekend dat je er niet meer over praat of bij stil staat. Staat u er bijv. ooit nog bij stil hoe u bidt. Is dat: Uw naam worde geheiligd, of: Uw naam worde geheiligd, of: Uw naam worde geheiligd? Want met de klemtoon verandert de betekenis.

Het heet de eerste bede, maar het is geen bede, geen smeking, geen verzoek, Wij bidden God niet of Hij wil zorgen dat Zijn naam geheiligd wordt. Nee het is een taak die we onszelf stellen; een verbintenis. ‘Uw naam worde geheiligd’ is in de eerste plaats opdracht; opdracht aan mijzelf om Gods naam te heiligen.

Heiligen, dat is God eren en lofprijzen, of zoals de Heidelbergse catechismus zegt: ‘heiligen, roemen en prijzen’ (zondag 47, vraag 122). Niet alleen in gebed, maar vooral ook in ons dagelijks denken en doen. Christus zegt: ‘Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg?’ (Lucas 6: 46). Bij de profeet Amos klinkt het nog scherper: ‘Ik schep geen genoegen in de brand- en graanoffers die jullie mij brengen; .. Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek.

Uw naam worde geheiligd, is kortom opdracht aan ieder die dat bidt om daar naar beste vermogen in woord en vooral daad invulling aan te geven; in welke situatie men ook is geplaatst. Het geldt niet in het bijzonder voor wie in de politiek of publieke dienst werkzaam zijn. Maar deze gebedsdiensten voor de overheid op de derde dinsdag, zijn mede bedoeld om stil te staan bij de betekenis van het woord in de praktijk van politiek en overheid. U heeft de theologische uitleg net gehoord; ik ben hier gevraagd als ervaringsdeskundige.

Vraag is dus: heeft de bede ‘Uw naam worde geheiligd’ bijzondere betekenis of invulling in de sfeer van overheid en politiek? Indien we immers naar beste vermogen invulling moeten geven aan die bede, betekent dat dan ook niet dat we overheidsmacht en publieke functie daarvoor mogen of zelfs moeten gebruiken. Moeten wij bijv. bevorderen dat in de publieke sfeer Gods naam vaak wordt aangeroepen in woord en gebed, of dat de heiliging van Gods naam door middel van wetgeving zou moeten worden verzekerd, bijv. door een verbod op godslastering.

Het is vaak geprobeerd om zo Gods naam te heiligen. ‘God zij met ons’ staat nog steeds op de rand van de Nederlandse 2 euro munt. Hier en elders is getracht de heiliging van Gods naam te verzekeren via wetgeving. Maar het heeft secularisering niet voorkomen en het heeft vaak een averechts effect en werkt afkeer van Gods naam in de hand. Dat wil niet zeggen dat een verbod op Godslastering fout is. Dat kan heel wel nodig zijn ter bescherming van openbare orde, om te voorkomen dat mensen zo in hun diepste overtuiging worden gekwetst, dat dit tot geweld leidt. Ook een verbod op Koranverbranding kan daarom wenselijk zijn; niet als erkenning dat de Koran heilig is, maar omdat mensen deze heilig achten en het onnodig kwetsen van die overtuiging tot geweld leidt. Bescherming van de openbare orde is legitiem voor de overheid, Gods naam heiligen door wettelijke geboden is dat niet. Heiliging van Gods naam is van waarde als het uit overtuiging geschiedt. Maar als het is omdat de wet daartoe verplicht of omdat het zo hoort, wordt het een loos gebaar en dan wordt het de vraag of het niet veeleer leidt tot ijdel gebruik van Gods naam.

Heiliging bestaat echter niet alleen in eren en roemen. Het is ook, in de woorden van Amos: ´het recht laten stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek.’ Dat is bij uitstek zaak van de overheid. In onze tijd lijkt Amos op zijn wenken te worden bediend, niet met een beek, maar met een stortvloed aan rechtsregels. Mensen klagen er steen en been over. Ik ben bang dat dat niet is wat Amos bedoelt; hij heeft het over een andere gerechtigheid dan de rechtsorde in de rechtsstaat. Natuurlijk, ook daarin dienen we te streven naar gerechtigheid; de zwakke beschermen, mensen tot recht laten komen. Maar hoed u om daar Gods naam op te plakken of de aanduiding christelijk. Want die regels en dat recht zijn feilbaar en schieten tekort. Zie de toeslagenaffaire; de bedoeling was goed, maar de gevolgen een ramp voor zwakke mensen.

Nee, overheidsmacht en publieke functies bieden niet bijzondere mogelijkheden als het gaat om het heiligen van Gods naam. Eerder het tegendeel; zij vormen een bijzondere verzoeking. De verleiding om met overheidsmacht Gods Koninkrijk dichter bij te brengen. ´Dat heeft de staat tot hel gemaakt, dat mensen er een hemel van willen maken´ zei Hölderlin al 200 jaren geleden. Niet voor niets is het één van de drie verzoekingen van Jezus in de woestijn. Hem wordt de heerschappij over alle koninkrijken ter wereld aangeboden, mits hij Satan maar wil aanbidden. En dan antwoord hij: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.”

Het is de bede: Uw naam worde geheiligd, als opdracht. Het onderstreept dat het er niet om gaat om via politiek en heerschappij de wereld in Gods naam te veranderen, maar om te voorkomen dat wijzelf door politiek en overheidsbedrijf zo worden veranderd, dat die heiliging in de knel komt. Dat risico bestaat overal, maar in de wereld van overheid en politiek misschien meer dan elders. Want die heiliging kan vergen dat men tegen heersende meningen in moet gaan; stelling moet nemen tegen onzalige ideeën waar een meerderheid mee wegloopt en dat men niet wegkijkt en zwijgt bij onrecht uit vrees voor kritiek of verlies van kiezersgunst.

De mooiste voorbeelden van hoe openbare functie en de bede Uw naam worde geheiligd met elkaar kunnen conflicteren, vindt u in het Bijbelboek Daniël. Hopelijk kent u de verhalen over Daniël en zijn drie vrienden nog. Zij worden geselecteerd voor de beste opleiding in Babylon. Dat betekent wel dat ze moeten mee-eten van de tafel van de koning. Ondanks de dreiging van uitsluiting of erger weigeren ze, omdat het eten niet voldoet aan de spijswetten,. Als ze later hoge bestuursfuncties hebben gekregen, gebiedt de koning alle bestuurders om eer te bewijzen aan een groots beeld; wie weigert wordt in de vuuroven geworpen. Ook dat weigeren ze want ze buigen alleen voor God. Tenslotte willen jaloerse mede bestuurders Daniël compromitteren om hem voor de leeuwen te gooien, maar met open ogen stapt hij in de val omdat hij God meer gehoorzaam moet zijn dan mensen. Het zijn ook nu nog herkenbare situaties. Je conformeren omdat iedereen het doet, ook al gaat het tegen je overtuiging in. Lippendienst bewijzen aan kwalijke opvattingen waar iedereen mee wegloopt, uit angst afgebrand te worden in de pers en de sociale media: de hedendaagse vuuroven. Over beginselen heenstappen om politiek te kunnen overleven. In die situaties komt ´Uw naam worde geheiligd´ extra in de knel.

Het gevaar bestaat ook niet alleen als je wordt bedreigt, het bestaat niet minder in geval van politiek succes, resultaat en publieke instemming. Dat gaat men al gauw zien en ervaren als verdiensten. Velen haasten zich om hun memoires te schrijven om die verdiensten, uiteraard op bescheidde wijze, nog eens onder de aandacht te brengen. Schrijft de psalmdichter niet: `Niet ons, o Heer, niet ons, maar Uw naam zij de eer`. Ik leerde thuis: je hebt je stinkende best te doen om je talenten te gebruiken en als je daarbij iets betekent, dan is dat genade en geen eigen verdienste. Maar in de roes van publiek succes wordt dat vaak snel vergeten. Ook dan komt de heiliging van Gods naam makkelijk in de knel.

U ziet, als het gaat om de bede Uw naam worde geheiligd, biedt de publieke functie vooral bijzondere valkuilen, maar slechts weinig bijzondere mogelijkheden. Een gebedsdienst voor de overheid is dan ook geen overbodige luxe. Want we moeten, ondanks alle risico´s, ook als christenen betrokken blijven in de politiek en bij het functioneren van de overheid. Ook dat is geen heiliging, maar opdracht. Laten we die aanpakken, vertrouwend op de belofte dat God niet laat varen het werk dat zijn hand aan ons begon, en gesterkt door het afscheidswoord van Christus: “zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”.

Mr. J.P.H. Donner bekleedde diverse ministersposten namens het CDA en was lid van de Raad van State. Dit artikel is een samenvatting van zijn toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 20 februari in de Waalse Kerk in Den Haag.

Hoop voor Israël

De heilsstaat wordt in deze wereld niet bereikt. Wel hebben wij de Bijbelse opdracht om het goede te doen en om recht te doen. Samen moeten we onze verantwoordelijkheid voor een gebroken wereld nemen. Als woordvoerder buitenlandse zaken in de Tweede Kamer bid ik om wijsheid. Waarom? Omdat de uitdagingen die op ons afkomen immens zijn. Ze zijn ook voorspeld: oorlogen, geruchten van oorlogen, het ene volk staat op tegen het andere, hongersnoden, besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen. Wie niet beter weet, zou denken dat dit gaat om een uitzending van het journaal en niet om een tekst uit Mattheüs 24.

Onze tijd kenmerkt zich door een toenemende onzekerheid. Oorlog is terug op het Europese continent en ruim een week geleden zagen we de verschrikkelijke terreur van Hamas tegen onschuldige Israëlische burgers. Maar hoe gruwelijk deze ellende ook is, ze gaat nog slechts om voetnoten in de geschiedenis die nog geschreven gaat worden. Want er is nog meer aan de hand. De machtsverhoudingen in de wereld zijn aan het schuiven. In een toenemend aantal landen spelen mensenrechten nog slechts een bijrol. Van de wereldbevolking leeft 72 procent (5,7 miljard mensen) onder een autoritair bewind. Dit percentage neemt de komende jaren toe.

Ook onze westerse democratieën staan onder druk. Misschien niet zo zichtbaar als de oorlog in Oekraïne, de christenvervolging in Noord-Korea of de terreur in Israël. Veel subtieler maar op termijn niet minder gevaarlijk. Het grote gevaar dat ons bedreigt is onverschilligheid. Het ziekelijke idee dat het hele universum om onze grote ”ik” draait. „Ben ik mijns broeders hoeder?” De woorden die Kaïn ooit sprak, zijn helaas gemeengoed in onze samenleving. Daarin geniet het grote ik de voorkeur boven het gemeenschappelijke wij.

Goed of fout?

Ook de complexiteit van de uitdagingen neemt enorm toe. Bij talloze kwesties is het niet altijd meteen duidelijk wat zwart is en wat wit is, wat goed is en wat fout is. Er zijn talloze kwesties waarover je soms een salomonsoordeel moet vellen.

Een dilemma is bijvoorbeeld het simpele feit dat ik mijn tijd maar één keer kan gebruiken. En is het dan wel fair dat ik zoveel spreektijd besteed aan Oekraïne, en nu aan Israël, terwijl er nauwelijks aandacht is voor het leed in Afrika? Dat is eigenlijk altijd zo geweest. In de jaren 90 had Europa veel aandacht voor Joegoslavië, waar ongeveer 120.000 mensen omkwamen, of voor de Golfoorlog, waarin 100.000 slachtoffers te betreuren waren. Er was echter nauwelijks oog voor de slachtingen in West- en Midden-Afrika, waarbij meer dan 5 miljoen Afrikanen omkwamen.

Het dilemma van vandaag is dat het erop lijkt dat je niet én Israël kunt steunen in zijn strijd tegen terreur én aandacht mag vragen voor het leed van de vele onschuldige Palestijnen. Waarom mogen we in deze gepolariseerde tijd niet huilen om zowel dat ontvoerde Joodse jongetje als dat kleine Palestijnse peutertje dat in een ziekenhuis verblijft?

Afghanistan

Nog een dilemma. Sinds in Afghanistan de taliban weer aan de macht zijn, bevindt het land zich in een isolement. We willen niets met de taliban te maken hebben vanwege de walgelijke manier waarop ze met hun bevolking omgaan. Maar laten we daarmee de Afghaanse bevolking, die onlangs nog geteisterd werd door bomaanslagen en aardbevingen, aan hun lot over?

Kiezen we bij deze dilemma’s een principiële, harde koers of een pragmatische, empathische koers? Een principiële lijn is vaak duidelijker en je houdt schone handen. Wel blijf je langs de lijn staan: omdat je niets te maken wilt hebben met de taliban negeer je de Afghaanse bevolking.

Of kies je voor pragmatisch handelen? Je zoekt dan contact met de taliban om uiteindelijk het leven van de Afghaanse bevolking te verbeteren. Maar geef je de taliban dan niet de legitimiteit die je hun eigenlijk wilt onthouden?

Obadja

Moeten kiezen tussen een principiële en een pragmatische koers vraagt om wijsheid. Natuurlijk is er het werk van mijn voorgangers om op te steunen en is er een verkiezingsprogramma om uit te putten. En het helpt dat we als CDA diepe wortels in onze geschiedenis hebben. Die gaan terug tot Abraham Kuyper, ruim honderd jaar geleden. Maar er gaat niets boven onze christendemocratische ideologie, die geïnspireerd is door het meer dan 2000 jaar oude Evangelie. In de Bijbel vind ik dan ook de wijsheid die ik nodig heb bij het vellen van een salomonsoordeel.

In de Bijbel vind ik vooral pleidooien voor de pragmatische lijn. Diende Obadja niet als stalmeester onder het meest goddeloze koningspaar in de Bijbel, namelijk Achab en Izebel? Door zijn positie aan het hof kon hij honderd profeten verborgen houden en van eten en drinken voorzien, toen koningin Izebel hen wilde vermoorden. Gebruikte Paulus op zijn zendingsreizen niet meermalen zijn Romeinse geboorterecht? Of, om de Atheense bevolking tot bekering te brengen, zelfs het afgodsbeeld van de ”onbekende god”? Jozef en Daniël vervulden een hoge functie in een wereldrijk dat vaak vijandig stond tegenover Gods volk. God gebruikte deze pragmatische leiders om zijn volk te bewaren en te beschermen.

Bijbelse diplomatie

Ook als je voor pragmatische politiek kiest, kunnen oorlogen, hongersnoden, de terreur in Israël en het leed van onschuldige Palestijnen leiden tot een sombere conclusie: de aarde en de schepping zijn verloren.

Toch ben ik hoopvol. Mijn vrouw en ik verwachten een babydochter. Ik heb de hoop dat er met haar nieuwe generaties opstaan die de wereld ten goede willen veranderen. Ik ben hoopvol omdat ik geloof dat ik de wereld niet hoef te dragen maar dat de wereld wel gedragen wórdt. En omdat God mensen wil gebruiken om de omstandigheden, hoe kleinschalig misschien ook, te veranderen te verbeteren. In de Bijbel zijn buitenlandse politiek en diplomatie aan de orde van de dag. Jozef bouwt graanschuren, niet alleen voor Egypte maar ook om zijn familie te voeden. Salomo maakt van zijn diplomatieke contacten gebruik om hout voor de tempel te krijgen. Esther pleit namens haar volk bij de Perzische koning. Daniël is binnen een Babylonisch regime van grote betekenis. Er zijn nog vele andere voorbeelden te noemen.

Dat leidt tot een duidelijke opdracht voor mij. De heilsstaat wordt in deze wereld niet bereikt, maar wij hebben wel de opdracht om het goede te doen en om recht te doen. Samen dienen we onze verantwoordelijkheid voor een gebroken wereld te nemen. Verantwoordelijkheid is het antwoord op onverschilligheid. De wereld is nog geen rechtszaal. Het is een hoopvolle gedachte dat ze eens wel rechtszaal zal zijn waarin ”recht en gerechtigheid” gedaan wordt.

Op de knieën

Toen Salomo net koning was, verscheen God hem in een droom. „Vraag wat je wilt”, zei God, „ik zal het je geven.” „Schenk uw dienaar een opmerkzame geest, zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad”, was zijn antwoord. God zei: „Ik zal je zo veel wijsheid en onderscheidingsvermogen schenken dat je iedereen voor jou en na jou overtreft.” Wie wijsheid wil ontvangen, moet weten wie wijsheid geeft. Koningen, vorsten en volksvertegenwoordigers moeten op hun knieën. „God geeft het zijn beminde in de slaap” (Psalm 127:2).

Derk Boswijk is lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Dit artikel is een verkorte weergave van de toespraak die hij op 16 oktober hield tijdens de residentiepauzedienst in de Waalse Kerk in Den Haag.

Samenleving heeft politiek van hoop nodig

Een politiek van cynisme grijpt aan bij het wantrouwen en onbehagen in de samenleving, maar lost niets op. Een politiek van hoop kiest als
aangrijpingspunt de kiemen van verandering in de maatschappij.

Paulus schrijft in Handelingen 28:16-20 dat hij in Rome, het symbool van de macht van de antieke wereld, boeien draagt omwille van de hoop die Israël koestert. In Rome vindt een botsing plaats tussen een cyclisch wereldbeeld, waarin de geschiedenis zich steeds maar herhaalt, en het totaal andere wereldbeeld van Paulus, met zijn boodschap over de kruisiging en opstanding van Jezus.

Hoe is het, in het licht van deze confrontatie tussen twee werelden, toch mogelijk dat het kruis het symbool bij uitstek werd van de christelijke hoop? Het kruis was immers het gruwelijke martelwerktuig dat symbool stond voor de macht en onderdrukking van het antieke Rome. Wie gekruisigd werd, was een crimineel, een slaaf of een loser. Maar het christendom keerde deze wereld totaal om. Het zwakke werd het sterke. De Gekruisigde werd de Redder van de wereld. Het martelwerktuig werd een symbool van hoop.

Dat is ook de boodschap van Paulus. In zwakheid sterk. Voor God zijn man en vrouw, slaaf en meester, autochtoon en allochtoon gelijk en geschapen naar Zijn beeld. Hier ontstaat het idee van menselijke waardigheid, het idee dat ieder mens telt. Deze ideeën hebben de geschiedenis van het Westen diepgaand beïnvloed en doen dat nog steeds. Onze geschiedenis zou niet denkbaar zijn zonder deze revolutie die twee millennia geleden plaatsvond.

Paulus spreekt over de hoop van Israël. De hoop is kenmerkend voor het christelijk geloof. De Duitse, lutherse theoloog Jurgen Moltmann heeft van de hoop de kern van zijn theologie gemaakt. Hij schrijft: „Het christendom (…) is hoop, oriëntatie naar voren, en kan daardoor het heden openbreken, veranderen.”

Het geloof is geen berusting in de status quo van de wereld, maar voedt juist de onrust over het onrecht en het lijden. Moltmann: „Daarom maakt het geloof, als het zich ontplooit tot hoop, de mens niet rustig maar onrustig, niet geduldig maar ongeduldig. Het sust het onrustige hart niet, maar is zelf in de mens dit onrustige hart.”

Tegengif

Ik opperde zojuist dat de revolutie in het denken over de menselijke waardigheid tweeduizend jaar geleden haar aanvang nam, maar dat is toch niet helemaal eerlijk. Want in het jodendom is deze revolutie al aanwezig. De profeten namen het altijd al op voor de zwakken en verdrukten en in de psalmen klinkt de roep om recht voor de wees en weduwe. De onrust van het hart, de oriëntatie naar voren en het doorbreken van de status quo is juist ook in het joodse denken verankerd. Paulus was een jood en Jezus was een jood.

De Britse rabbijn Jonathan Sacks schetst in zijn boek ”Een gebroken wereld heel maken” de kern van het joodse denken als volgt: „Een van de meest kenmerkende en uitdagende ideeën van het jodendom is zijn ethiek van verantwoordelijkheid – de gedachte dat God ons uitnodigt om, zoals de rabbijnen het uitdrukken, „zijn partners in het scheppingswerk” te zijn.” Partners zijn in Gods scheppingswerk: dat is geen zaak van berusting, maar van actieve onrust; van hoop en verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid is het enige tegengif tegen de angst. Nogmaals Sacks: „Moed wordt geboren op het moment dat we besluiten om in plaats van te klagen persoonlijk protest aan te tekenen tegen het kwaad in de wereld door goed te doen, hoe onbeduidend ook. (…) Iedere goede daad, elk helend gebaar ontsteekt een kaars van hoop in een donkere wereld.”

Vaclav Havel

Spreken over de hoop in deze tijd van onbehagen kan bevreemdend klinken. Ons land is moe. De hoop lijkt verdwenen. Wat staat ons de komende jaren te wachten? Leidt de onvrede tot nieuwe maatschappelijke initiatieven en tot nieuwe vormen van burgerschap? Of zien we een verdergaande ontbinding en onthechting van de banden die ons bij elkaar houden? Waar is nog hoop te vinden?

In 1989 maakte de Fluwelen Revolutie een einde aan veertig jaar communistische dictatuur in Tsjecho-Slowakije. Zonder bloedvergieten werd in de nasleep van de val van de Berlijnse Muur het communistische regime omver geworpen. De beweging die in deze revolutie een belangrijke rol speelde, was Burgerforum. De oprichter ervan was de toneelschrijver Vaclav Havel. Havel was eerder een aantal jaren door het regime als dissident in de gevangenis gezet, omdat hij zich had ingezet voor democratische veranderingen. Hij zou de eerste president van het nieuwe Tsjecho-Slowakije worden.

In 1985 correspondeert Havel met een bevriende journalist aan de andere kant van het IJzeren Gordijn in het vrije West-Duitsland. In een van de brieven schrijft hij over de hoop. Hoop is allereerst een toestand van de geest en niet een toestand van de wereld, schrijft hij. „Hoop hebben wij of in onszelf of helemaal niet; het is een dimensie van onze ziel en in wezen onafhankelijk van onze kijk op de wereld. (…) Hoop is oriëntatie van de geest, oriëntatie van het hart, die boven de concrete wereld uitstijgt en ergens in de verte verankerd is, achter haar grenzen.”

Hoop is een krachtige bron van waaruit mensen en de gemeenschappen waar zij bij horen, kunnen handelen. Het was de hoop die koningin Elizabeth haar leven lang inspireerde. In haar eigen woorden: „In mijn hele leven zijn de boodschap en het onderwijs van Christus mijn gids geweest en daarin vind ik hoop.”

We zien de hoop ook bij de Oekraïense bevolking in haar strijd tegen de bezetters. We zien het in het Netwerk Nieuw Rotterdam, een initiatief waarin Rotterdamse jongeren vrienden maken, zichzelf ontwikkelen én zich vrijwillig inzetten voor eenzame en kwetsbare Rotterdammers. Hoop is ook een krachtige motivatie om het klimaatprobleem aan te pakken, zoals de Amerikaanse klimaatwetenschapper Katherine Hayhoe laat zien in ”Hoop voor het klimaat”.

Kiemen van verandering

Voor mij als politicus is het verschil tussen een politiek van hoop en een politiek van cynisme steeds belangrijker geworden. Een politiek van cynisme grijpt aan bij het wantrouwen en onbehagen dat er in de samenleving is, verwoordt deze luid en duidelijk en is haar megafoon. Je wordt er snel populair mee, maar deze politiek biedt geen oplossingen.

Een politiek van hoop gaat niet voorbij aan het onbehagen in de samenleving, maar kiest wel heel bewust als aangrijpingspunt de kiemen van verandering, de kiemen van hoop, die altijd ook in de samenleving aanwezig zijn. Dat is, volgens mij, de kern van de christendemocratie. En dat moet ook in onze stijl van politiek bedrijven verankerd zijn. Een politiek van hoop, dat is wat de samenleving meer dan ooit nodig heeft.

De auteur is lid van de CDA-fractie in de Tweede Kamer. Dit artikel is een iets verkorte weergave van de toespraak die hij op 19 september hield tijdens de residentiepauzedienst in de Waalse Kerk in Den Haag.

Kies economie die dienstbaar is aan Schepper en schepping

Consumenten en producenten hebben de taak om samen normen te stellen die de Schepper, de schepping en de schepsels dienen. Dan is er geen botsing meer tussen economie en Evangelie en zijn we echt vrij.

De in Handelingen 19 genoemde zilversmid Demetrius ziet oprecht scherp dat, wanneer de godin Artemis (Diana) in aanzien daalt, dit gevolgen heeft voor de welvaart van de ambachtslieden in de stad Efeze. De stadssecretaris, een behendige politicus, speelt denk ik een beetje met de waarheid wanneer hij Paulus’ metgezellen Gajus en Aristarchus geen tempelschenders en belasteraars van Artemis noemt. De doelen ofwel drijfveren van deze twee mensen komen mooi tot hun recht. Voor Demetrius is het doel handel, groei en welvaart; dat zijn woorden die we vereenzelvigen met de economie, met de markt. De drijfveren van de stadssecretaris, de politicus, zijn daarentegen recht, orde, rust en stabiliteit.

Opmerkelijk is natuurlijk het zwijgen van Paulus. Van de kerk, zou ik haast zeggen. Zowel zijn leerlingen als het Evangelie vriendelijk gezinde overheidsfunctionarissen weerhouden Paulus ervan om handelend op te treden.

Staat dit gebeuren nu symbool voor het botsen van het Evangelie op de economie? En dient bij zo’n botsing de overheid de markt erop te wijzen dat je, indien er een geschil bestaat, je kunt wenden tot rechtszittingen en proconsuls?

Aan de hand van Handelingen 19 wil ik stilstaan bij de zogenaamde botsing die lijkt plaats te vinden tussen het Evangelie (breder gezien misschien de ideeën van een rechtvaardige wereld) en de economie. En dan vooral tussen het Evangelie en de markt.

Hebzucht

De discussie in het publieke domein speelt zich vaak af als een soort keuzestrijd tussen ”markt” en ”overheid”. Alsof het de taak van de politiek is om instrumenteel tot een juiste organisatie van deze twee fenomenen te komen. De markt wordt bepaald door de euro, het overheidsbeleid door de stemmen.

De bestudering van de economie hangt samen met de Industriële Revolutie. Adam Smith stapt naar voren als pleitbezorger van de vrije markt. Wanneer we de vrije markt zijn werk laten gaan, leidt dit tot de grootst mogelijke welvaart voor iedereen. Met daarbij de acceptatie dat de ondeugd de eigenlijke bron van het algemeen welzijn is. Een losbandig persoon handelt uit slechte neigingen, „maar dit levert werk op voor kleermakers, dienstknechten, parfumeurs, koks en dames van lichte zeden, die op hun beurt weer bakkers, timmerlui enzovoort nodig hebben.” De hebzucht van de losbandige is in deze optiek dus tot nut van de maatschappij als geheel.

Ligt de redenering van Demetrius niet een beetje in het verlengde hiervan? Voor hem gaat de discussie niet over het gelijk van Artemis tegenover het gelijk van het Evangelie van Jezus Christus. Niet Artemis staat op het spel, maar de eigen portemonnee!

Weldoordachte regels

In de politiek zijn er grofweg drie verschillende visies op de economie. 1. de liberale visie: een ongeremde, vrije markt als oplossing voor sociale problemen; 2. de socialistische visie: de economie of de markt als het grote kwaad dat beteugeld moet worden door de overheid; 3. de christendemocratische visie: economie als dienst aan het goede samenleven. Zo bezien is de economie een immens samenwerkingsproject, waarbij geld en welvaart niet de uiteindelijke maatstaf zijn, maar welzijn. De economie is dienstbaar aan het goede samenleven tussen mensen, opdat een ieder tot bloei en groei kan komen.

Dus noopt de geschiedenis van Demetrius ons tot ethische bezinning op wat economie is… Met die bezinning houden we ons te weinig bezig. Ik ben te neocalvinistisch om de werkelijkheid te verengen tot een keuze tussen ”markt” en ”overheid”. Beide dienen genormeerd te worden, wil er sprake zijn van werkelijke vrijheid.

Mijn boodschap is dat een vrije markt niet een natuurfenomeen is, niet een ideaaltypische situatie. Elke markt is genormeerd, en een product van regels, van checks and balances. Bij ”vrije markt” moeten we niet denken aan een markt zonder regels, maar aan een markt met weldoordachte regels. En waar regels zijn, is moraal.

Te eenvormig

Ik heb beeldjes gezien van de godin Artemis van Efeze. Als Demetrius die beeldjes inderdaad vervaardigd heeft, dan moet hij een goed vakman zijn geweest. Maar mijns inziens was hij was gevangen in de opvatting dat het in de economie louter om geld gaat. Kwamen de echte creatieve talenten van de zilversmid en zijn ambachtslieden wel vrij?

De industrieel Henry Ford kwam bij een Indiaanse vakman die een beeldje had gemaakt. Hij kocht dat beeldje voor 10 dollar. Hij vroeg of hij nog tien precies dezelfde beeldjes kon krijgen, om te schenken aan vrienden. Daarbij ging hij ervan uit dat hij voor tien precies dezelfde beeldjes 80 dollar zou moeten betalen. De Indiaanse ambachtsman zei: „Tien precies dezelfde beeldjes? Dat kost u 200 dollar. Dat is zulk afstompend werk.”

Was het voor Demetrius niet beperkend dat hij elke keer hetzelfde beeldje van Artemis maakte? Onze kritiek op de huidige markt is dat alles te eenvormig is. Producenten krijgen te weinig ruimte voor hun eigen identiteit. Waarom eten we massaal Parmaham of Yorkham? Het gevolg is gesleep met dieren. Waar ligt in de supermarkten in Den Haag de ham uit Rijnsburg? Breng de schepping en je opdracht om deze te bewerken en te bewaren in de economie, en de waarde neemt toe. Tegelijk krijgen de producenten en consumenten meer vrijheid. Zelfs in het kiezen. Juist in het kiezen!

Dienstbaar

Consumenten en producenten hebben de taak om samen normen die dienend zijn te stellen. Bij producenten spelen daarbij ook hun werknemers en toeleveranciers een rol. Normen moeten niet alleen opgelegd worden door een overheid, maar ook ontstaan in de dialoog binnen de markt. In zo’n situatie had Demetrius voorwerpen kunnen maken die zijn klanten echt van nut waren geweest.

Die andere opstelling van consumenten en producenten begint met anders kijken. Met een andere visie dan de dominante visie op economie. Wanneer economie zo begrepen wordt, kan er van een botsing tussen economie en Evangelie geen sprake zijn.

De tempel van Artemis, een van de zeven wereldwonderen uit de oudheid, staat er niet meer. Het verdienmodel dat Demetrius voorstelde, was er niet een voor de lange duur. De opdracht voor christenpolitici is te werken aan een wereld waarin we elkaars waarde ontdekken. Te werken aan een economie die dienstbaar is aan de Schepper, de schepping en de schepsels. Opdat we werkelijk vrij worden!

De auteur is lid van de CDA-fractie in de Tweede Kamer. Dit artikel is een iets verkorte weergave van de toespraak die hij op 21 juni hield tijdens de residentiepauzedienst in de Waalse Kerk in Den Haag.

Voor zilversmid Demetrius staat niet de godin Artemis op het spel maar de eigen portemonnee

Evangelie biedt nieuw begin als het normale verstikkend wordt

Iedereen wil inhalen wat hij door corona gemist heeft. In die ”terug naar normaal”-beweging willen wij hier vandaag nadenken over het begin van de Evangelieprediking in Europa, de bakermat van onze politiek.

Spreken over de bakermat van de Europese politiek? Beleven we niet juist het einde daarvan? Recht, vrijheid en democratie worden bedreigd door oorlog, autocraten en het recht van de sterkste. De waarschuwingen over het klimaat worden zichtbaar in honger, droogte en overstroming. Politici als Baudet, Wilders, Orbán, Poetin en Le Pen waarschuwen voor de ondergang van christelijke waarden en de joods-christelijke cultuur. Volgens recent onderzoek bestempelt een meerderheid van de bevolking zich nu als ongelovig. Van die minderheid van gelovigen is een steeds kleiner deel christen.

Zijn we daarom niet steeds meer een Avondland aan het einde der tijden? Zijn wij niet veeleer de man in het visioen van Paulus in Handelingen 16 („Steek over en kom ons te hulp”) dan het bevredigende resultaat van die overkomst tweeduizend jaar later?

Verleiding

Wij willen die overtocht van Paulus graag zien als bijzonder, als een historisch moment in de geschiedenis van Europa. Maar dat is uitleg achteraf. Europa als concept bestond niet eens. Het Romeinse Rijk en de Middellandse Zee, daarin werd gedacht, en daarbinnen was die overtocht maar een stap. Het christelijk geloof was Paulus bovendien al vooruitgegaan. De Romeinse geschiedschrijver Suetonius spreekt van rellen in Rome tussen christenen en Joden die al van voor die tijd dateren. En dat de prediking óók naar Europa kwam, was niet vreemd. Het Woord verspreidde zich op dat moment overal. In Azië, Arabië, Afrika. En van christelijke of Europese politiek was nog lang geen sprake.

Het christelijk geloof en denken zijn bepalend geweest voor ons denken in Europa als het gaat om mens en samenleving, om fundamentele waarden, om rechtvaardigheid en mensenrechten. Maar dat is de vrucht van eeuwen, niet van een moment. Van enige invloed op politiek en overheid is pas sprake vanaf Constantijn en Augustinus. Meestal is de invloed trouwens andersom: van de overheid op de kerk. En met de invloed van christelijk denken op de politiek ging het in de geschiedenis vaker mis dan goed. Politiek en religie kun en moet je niet willen scheiden, maar politieke macht in dienst van geloof gaat steevast mis. Want het is de eeuwige verleiding, zoals bij Christus in de woestijn: „alle koninkrijken der aarde voor één knieval.” Je ziet nu weer waar dat toe leidt bij Poetin en de kerkscheuring in de Russisch-Orthodoxe Kerk.

Nieuw gezichtspunt

Het was niet zo dat met de overkomst van Paulus het licht in Europa opeens aanging en het heilsrijk begon. Alles was als normaal. Macedonië en Griekenland verkeerden niet in een crisis. Paulus’ oversteek was niet meer dan een stap. En als Paulus aankomt, begint hij niet alles te veranderen. Hij voegt zich in het normale dagelijkse leven. Maar wat hij biedt, is een nieuw gezichtspunt waardoor je wat als normaal wordt beschouwd anders gaat zien. Dat maakt een nieuw begin mogelijk.

We zien het in de gebeurtenissen die Handelingen verhaalt. De slavin die wordt bevrijd van de waarzeggende geest; de mens is immers belangrijker dan eigendom. Als Paulus gevangen wordt gezet, beroept hij zich niet op zijn Romeinse burgerschap, wat normaal zou zijn, maar wacht hij de dingen af. In Athene gebruikt hij wat daar normaal is, verering van een onbekende god, om het ongewone te verkondigen. Zo maakt hij steeds een nieuw begin mogelijk in wat als normaal beschouwd wordt, maar waarin we vaak vastzitten en geen uitweg meer zien. Dat is de betekenis van het Evangelie, in het dagelijks leven en in de politiek.

De geschiedenis van christelijk denken in Europa is niet een zaak van één begin: de komst van Paulus naar Griekenland. Die geschiedenis bestaat uit een lange reeks nieuwe beginnen. Zoals toen met mannen als Willibrord en Bonifatius, die vanuit Ierland de prediking hervatten na de ravage van volksverhuizingen, de komst van de islam, de Noormannen en de Hongaren. Zoals toen onder Gregorius VII de kerk zich ontworstelde aan de greep van de politiek. Zoals toen met de reformatoren het geloof zich ontworstelde aan de gemakzucht en praalzucht. Zoals toen met de hervormers in de 19e eeuw het geloof zich ontworstelde aan het moderne rationalisme. En datzelfde patroon herhaalt zich iedere dag in het persoonlijk leven van velen: het Evangelie maakt steeds weer een nieuw begin mogelijk.

Overspannen verwachting

Het Evangelie over Europa is een voortgaand proces van steeds weer nieuwe beginnen. Ook vandaag. Het risico is vaak vooral dat we ”een” nieuw begin zien als ”het” nieuwe begin en dat vervolgens willen vereeuwigen. Zo dreigt dat nieuwe begin algauw weer tot het normale te worden, waarin we vastlopen en waaruit we geen uitweg meer zien. Dat zie je vaak in de politiek. Dat we wat als nieuw begin wordt gezien in wetten en instituties vastleggen. Dat we waarden waaraan we hechten via de staat willen beschermen en als het nieuwe normaal behandelen. Na korte of langere tijd valt het dan weer tegen en lopen we erin vast, tot onze verbazing. Want het was toch het bevrijdende nieuwe begin? Dan heet het algauw dat het vertrouwen in de overheid is geschaad. Maar is het niet meer onze overspannen verwachting die wordt beschaamd?

Wetten en overheid zijn nodig om zekerheid te bieden en ons onderlinge handelen te ordenen. Verwacht er echter geen heil van; het blijft mensenwerk. Juist dat inzicht kan bevrijdend en bemoedigend zijn. Ons politieke handelen is niet volmaakt, kan niet volmaakt zijn. Ook daarin zullen we steeds een nieuw begin moeten maken. Dat is ook de kracht van de democratische rechtsstaat. We hebben de rechtsstaat om zekerheid, orde en regelmaat te bieden, maar we hebben de democratie om te voorkomen dat die orde en zekerheid een verstikkende normaliteit worden.

Pasen

Het is goed om kort na Pasen bij dat voortdurende nieuwe begin stil te staan, nu we na corona het gewone leven weer haastig hervatten. Misschien helpt het om de veranderende wereld en zijn dreiging beter te begrijpen. Want als we goed kijken, zien we dat het doorgaans niet om verandering gaat, maar om meer van hetzelfde, het verstikkende normaal. Ook daar is een nieuw begin mogelijk.

Erasmus waarschuwde in 1530, toen de wereld niet minder dreigend oogde dan nu: „We moeten niet bang zijn voor anderen maar voor onszelf, voor een futloos christendom en politieke verdeeldheid.” Laten we dat aanpakken, erop vertrouwend dat God niet laat varen het werk dat zijn hand aan ons begon, en gesterkt door het afscheidswoord van Christus: „Zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.”

De auteur is minister van staat. Dit artikel is een verkorte weergave van de overweging die hij op 19 april uitsprak tijdens de residentiepauzedienst in de Waalse Kerk in Den Haag.

Politiek en religie kun en moet je niet willen scheiden, maar politieke macht in dienst van geloof gaat steevast mis

Overheid nodig om mensen in vrede samen te laten leven​

Een democratie is er om in verscheidenheid tot samenwerking te komen in wederzijds belang. Dat geldt nationaal én internationaal. De EU is niet minder een overheid zoals Paulus die in de Romeinenbrief bedoelt dan de nationale overheid.

Paulus en Silas zijn van Troas overgestoken naar wat nu Europa heet en komen aan in Filippi, zo verhaalt Handelingen 16. Ze worden in huis genomen door een purperverkoopster, ze genezen een slavin, bekeren een gevangenbewaarder en zijn gezin en bekeren mogelijk nog enkele anderen. Dat is de eerste christengemeente in Europa. Zo klein begon de bekering van Europa.

Een klein begin, maar geplaatst in het grote wereldgebeuren, alleen al door de plaats waar het zich afspeelt. Troas, waar Paulus en Silas vertrokken en ooit Troje lag, was de plaats van de eerste grote confrontatie tussen West en Oost. Filippi, waar ze aankwamen, was de plek waar een eeuw eerder de veldslag plaatsvond tussen de laatste republikeinen, Brutus en Cassius, en de opvolgers van Caesar, Marcus Antonius en Octavianus, de latere keizer Augustus. De plaats kortom waar Rome als stadsrepubliek eindigde en als keizerrijk begon.

Romeins bestuur

Filippi was niet alleen het begin als gemeente; het was ook de plaats van de eerste confrontatie van Paulus met de overheid. Hij had eerder al vijandschap ontmoet, was gestenigd, had moeten vluchten voor zijn leven. Maar toen was het de Joodse gemeenschap die het op hem voorzien had. In Filippi moet Paulus zich voor het stadsbestuur verantwoorden. Dat was niet een lokaal bestuur. Augustus had Filippi tot kolonie verheven, wat betekende dat alle burgers Romeins burger waren en onderdeel vormden van de stad Rome. Het was dus bij uitstek Romeins bestuur, het wereldbestuur van die dagen.

Paulus werd in Filippi niet op Joodse aanstichting aangepakt maar door lokale burgers, wegens vernieling van hun eigendom. Een slavin die als bezetene de toekomst kon voorspellen, was Paulus en Silas tegengekomen en was hen na gaan lopen, luidkeels roepend dat dit dienaren waren van de allerhoogste God, die redding verkondigden voor mensen. We zouden denken: nou mooi, gratis publiciteit. Maar Paulus had er na een paar dagen genoeg van en dreef de geest uit. Niet uit mededogen voor de vrouw – dat zou mooi hebben gestaan – maar gewoon omdat hij zich ergerde. Door die genezing verloor de slavin haar waarde voor haar eigenaren en die lieten het er niet bij zitten.

Futloos

Uit het vervolg van het verhaal blijkt dat Paulus en Silas zich de pijn en gevangenschap eenvoudig hadden kunnen besparen als ze hadden gezegd dat zij Romeins burger waren. Dat doen ze niet. Ze ondergaan de straf in vertrouwen dat Gods bedoeling zal blijken. En dat geschiedt met de aardbeving en de bekering van de gevangenisdirecteur. Pas als het stadsbestuur hen heimelijk wil laten gaan, beroept Paulus zich op hun burgerschap.

Had Paulus zich achter zijn burgerschap verscholen, dan zou hij in de woorden van Psalm 146 zijn vertrouwen hebben gezet op mensen en macht. „Zet op prinsen geen vertrouwen.” „Gelukkig wie de God van Jacob tot hulp heeft, wie zijn hoop vestigt op de Heer zijn God.” Dat doen Paulus en Silas hier en met vrucht.

Het is een voorbeeld voor onze tijd, waarin we, ook als christenen, ons vertrouwen steeds vaker bij de overheid zoeken. Inmiddels bepleiten verschillende politieke partijen dat de overheid onze zogenoemde joods-christelijke cultuur moet beschermen. Tegen ongeloof, ander geloof, seculier geloof, de islam. Je hoort het van mensen die nooit in de kerk zijn. Het is hetzelfde geluid als in de 16e eeuw, toen de Turken oprukten en beleg sloegen voor Wenen. Er werd opgeroepen tot een nieuwe kruistocht. Erasmus schreef in 1530 een prachtige reactie daarop: ”de Turkenkrijg”. Oorlog, schreef hij, is helemaal niet nodig; de Turken zijn machtig omdat Europa politiek is verdeeld en het christendom te futloos is geworden om de islam in geestelijk opzicht het hoofd te bieden. Is dat ook niet wat we nu weer zien; een christendom dat geen zoutend zout meer is in de samenleving en daarom bescherming zoekt bij de overheid. En een politieke verdeeldheid (nationaal en Europees), waardoor we als samenleving vastlopen en vaak nog ”geen deuk in een pakje boter kunnen slaan”.

De overheid waar Paulus mee te maken krijgt, verdient in onze ogen die naam nauwelijks. Op een enkele aanklacht van eigen burgers en omdat het publiek erom vraagt, laat het stadsbestuur hen ranselen en opsluiten. En het is maar één voorbeeld van het bestuur in die dagen. Het begint al met Christus voor Pilatus. Hoewel hij niets kwaads in hem vindt, laat Pilatus hem geselen en vervolgens op basis van een referendum („wie wilt ge dat ik u loslaat”) kruisigen. Toch is dat de overheid waarvan Paulus, maar een paar jaar na Filippi, in de brief aan de Romeinen schrijft dat het gezag van de overheid erkend moet worden omdat het een instelling is van God. Je verbaast je dat de man die in Filippi is mishandeld en opgesloten, schrijft: „wie doet wat goed is, heeft van gezagsdragers niets te vrezen.”

Romeins bestuur was toen het voorbeeld van goed bestuur. In onze ogen moet goed bestuur aan hogere eisen voldoen. Dat is vrucht van wat Paulus in Filippi begon: de bekering van Europa. Die heeft het Europese denken over mens, samenleving en overheid bepalend gevormd. Inmiddels heet de staat seculier en ons denken verlicht. Toch spelen christelijke waarden en concepten nog altijd door. De scheiding van kerk en staat lijkt modern, maar gaat terug op Christus: „geef de keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is.” Dit heeft Europees bestuur altijd onderscheiden van het bestuur elders.

Individualisme

Inmiddels slaan wij door naar de andere kant en lijken we nog alleen de eigen nationale overheid te zien als overheid in de zin van Paulus. Dat miskent waarom de overheid een instelling van God genoemd wordt. Niet omdat die overheid steeds heilzaam is en het goede wil. Dat is vaak niet het geval; zie wat Paulus overkwam. Maar een overheid is een noodzakelijke voorwaarde om mensen in vrede en betrekkelijke veiligheid te doen samenleven. Dat is nodig, omdat mensen niet zonder elkaar kunnen leven. Wij zijn op elkaar aangewezen. In het gezin, in de gemeenschap en in de wereld. De fout van individualisme is dat het die existentiële afhankelijkheid van anderen wegdenkt en verwaarloost. De overheid en de staat zijn uitdrukking (de institutionalisering) van die wederzijdse afhankelijkheid. Zij scheppen de mogelijkheid om die op vreedzame wijze te realiseren. Een democratie is er dan ook niet vooral om ieder zo goed mogelijk zijn eigen geluid te laten horen, maar om in verscheidenheid tot samenwerking te komen in wederzijds belang. Dat geldt nationaal, maar niet minder internationaal. De Europese Unie is niet minder een overheid zoals Paulus die in de Romeinenbrief bedoelt dan de nationale overheid.

Nog steeds geldt wat Erasmus schreef: we moeten niet bang zijn voor anderen, maar voor onszelf, voor een futloos christendom en politieke verdeeldheid. Laten we dat dan aanpakken, daarbij (als Paulus en Silas) erop vertrouwend dat God niet laat varen het werk dat zijn hand aan ons begon, en gesterkt door het afscheidswoord van Christus: „Zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.”

In de Waalse kerk in Den Haag wordt elke maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van mr. J. P. H. Donner (CDA), oud-vicepresident van de Raad van State.

Een sterke samenleving maken we samen

Wie deelt, kan vermenigvuldigen. Omdat we „geloven dat we in de maatschappij aan elkaar gegeven zijn. Omdat we „hopen dat diegenen die het niet gemakkelijk hebben iets van „liefde bespeuren, door alle formaliteiten heen.

Met geloof, hoop en liefde kom je in de politiek niet zo ver. „Geloven doe je maar in de kerk.” „Hopen is een luchtballon.” „Liefde is te koop.” Zo gaat dat.

Toch… aan het begin van een politieke loopbaan is er de beëdiging, „mogen” politici de eed afleggen. Dat betekent een smeekbede: „Zo waarlijk helpe mij God almachtig.” Wie dat doet, beseft dat hij of zij een instrument is om Gods plan met de wereld uit te voeren. Ook is het mooi dat mensen je toevertrouwen dat je het woord voert namens hen.

Democratie is een ernstige zaak, van twee kanten. Psalm 72 is mede zo mooi omdat aan het eind van dit gebed voor Salomo staat: „Hier eindigen de gebeden van David.” Dus een gebed ván iemand vóór iemand. Dat legt de verantwoordelijkheid bij twee partijen.

Geen aparte groep

Recht doen aan de zwakken, redding bieden aan de armen, maar de onderdrukker neerslaan. Zo wordt in Psalm 72 de taak van koning Salomo verwoord.

In deze tijd gebruiken we die woorden daar niet meer voor. Het zal u echter niet vreemd in de oren klinken als ik beweer dat democratie er is voor iedereen en niet alleen maar voor mensen die van Nederlandse afkomst zijn. Dan doe je immers geen recht. Het zal u ook niet vreemd in de oren klinken als ik opmerk: Veroordeel anderen niet omdat ze anders zijn. We laten het toch niet gebeuren dat mensen zo maar in elkaar geslagen worden?

En het zal u ook niet bevreemden als ik zeg: Help ouderen, zodat ze met wat hulp nog langer mogen zijn wie ze altijd waren. Te vaak worden ouderen weggezet als een aparte groep, waar allerlei problemen aan gekoppeld worden. Veel senioren zijn echter zeer vitaal en bij de tijd.

Ouderen bestaan niet als aparte groep. Zij zijn, heel gewoon, een extra te respecteren onderdeel van de samenleving. Mensen met een mening, mensen die onmisbaar zijn om wat ze doorgeven, mensen die de geschiedenis kennen waar wij vandaan komen.

Ondertussen verandert de maatschappij zo snel, dat het voor veel ouderen moeilijk wordt om alles digitaal te volgen. Die vele veranderingen leiden soms tot eenzaamheid, en niet alleen onder ouderen. Dit vraagt van politici morele keuzes.

Welvaart en welzijn

Op alle problemen en uitdagingen een pasklaar antwoord vinden, zal niet lukken. Wel biedt een christendemocratische visie op de samenleving voor mij houvast. Die houdt een gezamenlijke verantwoordelijkheid in: ik ben er niet alleen voor mijzelf, maar ook voor de ander.

Een sterke samenleving maken we samen. Mensen zijn met elkaar tot veel in staat. In een maatschappij waarin we op elkaar betrokken zijn, nemen we samen initiatieven om problemen aan te pakken. Voor de ander, de buurt of het milieu. De overheid hoeft niet alles te doen, maar moet dienstbaar en betrouwbaar zijn en ruimte bieden aan die initiatieven. Zo’n vitale samenleving vraagt van iedereen om een bewuste bijdrage te leveren.

Ik wil bijdragen aan de welvaart en het welzijn van alle Nederlanders. Door de vele werkbezoeken pak ik signalen uit de samenleving op. Die toetsen we en vertalen we naar de politieke agenda.

Nederland is een televisiedemocratie geworden, om van de social media nog maar te zwijgen. Toch proberen we ook via die media te laten zien dat waarden voor ons belangrijk zijn. De straattaal mag geen norm worden. Een eerlijke, onafhankelijke handhaving van wetten en regels is nodig voor het functioneren van de samenleving. Het gaat om rechtvaardigheid, eerlijkheid en gelijkheid.

Vrijwilligers

Naast veel eenzaamheid is er ook veel zorgzaamheid. Mensen worden gemiddeld veel ouder dan dertig jaar geleden. De generatie die we voorheen met 65 jaar oud vonden, zorgt nu voor ouders en (klein)kinderen en/of werkt nog. Het is goed dat de overheid die vele mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunt. Zonder hen zag Nederland er anders uit. Ook veel musea, koren, kerkbesturen en voedselbanken draaien op vrijwilligers.

Kost het wat om vrijwilliger of mantelzorger te zijn? Jawel, maar wie deelt, kan vermenigvuldigen! Omdat we „geloven” dat we aan elkaar gegeven zijn, en „hopen” dat diegenen die het niet gemakkelijk hebben iets van „liefde” bespeuren, door alle formaliteiten heen. Op hoop van zegen!

In de Waalse kerk in Den Haag wordt elke maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Lenny Geluk-Poortvliet, Tweede Kamerlid voor het CDA.