Uw naam worde geheiligd

Hoe vaak bidden we die woorden niet; wekelijks, dagelijks? Maar zoals met alles wat we vaak doen of zeggen, wordt het vanzelfsprekend en wat vanzelfsprekend is, wordt geleidelijk ‘vanzelf zwijgend’; zo vanzelfsprekend dat je er niet meer over praat of bij stil staat. Staat u er bijv. ooit nog bij stil hoe u bidt. Is dat: Uw naam worde geheiligd, of: Uw naam worde geheiligd, of: Uw naam worde geheiligd? Want met de klemtoon verandert de betekenis.

Het heet de eerste bede, maar het is geen bede, geen smeking, geen verzoek, Wij bidden God niet of Hij wil zorgen dat Zijn naam geheiligd wordt. Nee het is een taak die we onszelf stellen; een verbintenis. ‘Uw naam worde geheiligd’ is in de eerste plaats opdracht; opdracht aan mijzelf om Gods naam te heiligen.

Heiligen, dat is God eren en lofprijzen, of zoals de Heidelbergse catechismus zegt: ‘heiligen, roemen en prijzen’ (zondag 47, vraag 122). Niet alleen in gebed, maar vooral ook in ons dagelijks denken en doen. Christus zegt: ‘Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg?’ (Lucas 6: 46). Bij de profeet Amos klinkt het nog scherper: ‘Ik schep geen genoegen in de brand- en graanoffers die jullie mij brengen; .. Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek.

Uw naam worde geheiligd, is kortom opdracht aan ieder die dat bidt om daar naar beste vermogen in woord en vooral daad invulling aan te geven; in welke situatie men ook is geplaatst. Het geldt niet in het bijzonder voor wie in de politiek of publieke dienst werkzaam zijn. Maar deze gebedsdiensten voor de overheid op de derde dinsdag, zijn mede bedoeld om stil te staan bij de betekenis van het woord in de praktijk van politiek en overheid. U heeft de theologische uitleg net gehoord; ik ben hier gevraagd als ervaringsdeskundige.

Vraag is dus: heeft de bede ‘Uw naam worde geheiligd’ bijzondere betekenis of invulling in de sfeer van overheid en politiek? Indien we immers naar beste vermogen invulling moeten geven aan die bede, betekent dat dan ook niet dat we overheidsmacht en publieke functie daarvoor mogen of zelfs moeten gebruiken. Moeten wij bijv. bevorderen dat in de publieke sfeer Gods naam vaak wordt aangeroepen in woord en gebed, of dat de heiliging van Gods naam door middel van wetgeving zou moeten worden verzekerd, bijv. door een verbod op godslastering.

Het is vaak geprobeerd om zo Gods naam te heiligen. ‘God zij met ons’ staat nog steeds op de rand van de Nederlandse 2 euro munt. Hier en elders is getracht de heiliging van Gods naam te verzekeren via wetgeving. Maar het heeft secularisering niet voorkomen en het heeft vaak een averechts effect en werkt afkeer van Gods naam in de hand. Dat wil niet zeggen dat een verbod op Godslastering fout is. Dat kan heel wel nodig zijn ter bescherming van openbare orde, om te voorkomen dat mensen zo in hun diepste overtuiging worden gekwetst, dat dit tot geweld leidt. Ook een verbod op Koranverbranding kan daarom wenselijk zijn; niet als erkenning dat de Koran heilig is, maar omdat mensen deze heilig achten en het onnodig kwetsen van die overtuiging tot geweld leidt. Bescherming van de openbare orde is legitiem voor de overheid, Gods naam heiligen door wettelijke geboden is dat niet. Heiliging van Gods naam is van waarde als het uit overtuiging geschiedt. Maar als het is omdat de wet daartoe verplicht of omdat het zo hoort, wordt het een loos gebaar en dan wordt het de vraag of het niet veeleer leidt tot ijdel gebruik van Gods naam.

Heiliging bestaat echter niet alleen in eren en roemen. Het is ook, in de woorden van Amos: ´het recht laten stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek.’ Dat is bij uitstek zaak van de overheid. In onze tijd lijkt Amos op zijn wenken te worden bediend, niet met een beek, maar met een stortvloed aan rechtsregels. Mensen klagen er steen en been over. Ik ben bang dat dat niet is wat Amos bedoelt; hij heeft het over een andere gerechtigheid dan de rechtsorde in de rechtsstaat. Natuurlijk, ook daarin dienen we te streven naar gerechtigheid; de zwakke beschermen, mensen tot recht laten komen. Maar hoed u om daar Gods naam op te plakken of de aanduiding christelijk. Want die regels en dat recht zijn feilbaar en schieten tekort. Zie de toeslagenaffaire; de bedoeling was goed, maar de gevolgen een ramp voor zwakke mensen.

Nee, overheidsmacht en publieke functies bieden niet bijzondere mogelijkheden als het gaat om het heiligen van Gods naam. Eerder het tegendeel; zij vormen een bijzondere verzoeking. De verleiding om met overheidsmacht Gods Koninkrijk dichter bij te brengen. ´Dat heeft de staat tot hel gemaakt, dat mensen er een hemel van willen maken´ zei Hölderlin al 200 jaren geleden. Niet voor niets is het één van de drie verzoekingen van Jezus in de woestijn. Hem wordt de heerschappij over alle koninkrijken ter wereld aangeboden, mits hij Satan maar wil aanbidden. En dan antwoord hij: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.”

Het is de bede: Uw naam worde geheiligd, als opdracht. Het onderstreept dat het er niet om gaat om via politiek en heerschappij de wereld in Gods naam te veranderen, maar om te voorkomen dat wijzelf door politiek en overheidsbedrijf zo worden veranderd, dat die heiliging in de knel komt. Dat risico bestaat overal, maar in de wereld van overheid en politiek misschien meer dan elders. Want die heiliging kan vergen dat men tegen heersende meningen in moet gaan; stelling moet nemen tegen onzalige ideeën waar een meerderheid mee wegloopt en dat men niet wegkijkt en zwijgt bij onrecht uit vrees voor kritiek of verlies van kiezersgunst.

De mooiste voorbeelden van hoe openbare functie en de bede Uw naam worde geheiligd met elkaar kunnen conflicteren, vindt u in het Bijbelboek Daniël. Hopelijk kent u de verhalen over Daniël en zijn drie vrienden nog. Zij worden geselecteerd voor de beste opleiding in Babylon. Dat betekent wel dat ze moeten mee-eten van de tafel van de koning. Ondanks de dreiging van uitsluiting of erger weigeren ze, omdat het eten niet voldoet aan de spijswetten,. Als ze later hoge bestuursfuncties hebben gekregen, gebiedt de koning alle bestuurders om eer te bewijzen aan een groots beeld; wie weigert wordt in de vuuroven geworpen. Ook dat weigeren ze want ze buigen alleen voor God. Tenslotte willen jaloerse mede bestuurders Daniël compromitteren om hem voor de leeuwen te gooien, maar met open ogen stapt hij in de val omdat hij God meer gehoorzaam moet zijn dan mensen. Het zijn ook nu nog herkenbare situaties. Je conformeren omdat iedereen het doet, ook al gaat het tegen je overtuiging in. Lippendienst bewijzen aan kwalijke opvattingen waar iedereen mee wegloopt, uit angst afgebrand te worden in de pers en de sociale media: de hedendaagse vuuroven. Over beginselen heenstappen om politiek te kunnen overleven. In die situaties komt ´Uw naam worde geheiligd´ extra in de knel.

Het gevaar bestaat ook niet alleen als je wordt bedreigt, het bestaat niet minder in geval van politiek succes, resultaat en publieke instemming. Dat gaat men al gauw zien en ervaren als verdiensten. Velen haasten zich om hun memoires te schrijven om die verdiensten, uiteraard op bescheidde wijze, nog eens onder de aandacht te brengen. Schrijft de psalmdichter niet: `Niet ons, o Heer, niet ons, maar Uw naam zij de eer`. Ik leerde thuis: je hebt je stinkende best te doen om je talenten te gebruiken en als je daarbij iets betekent, dan is dat genade en geen eigen verdienste. Maar in de roes van publiek succes wordt dat vaak snel vergeten. Ook dan komt de heiliging van Gods naam makkelijk in de knel.

U ziet, als het gaat om de bede Uw naam worde geheiligd, biedt de publieke functie vooral bijzondere valkuilen, maar slechts weinig bijzondere mogelijkheden. Een gebedsdienst voor de overheid is dan ook geen overbodige luxe. Want we moeten, ondanks alle risico´s, ook als christenen betrokken blijven in de politiek en bij het functioneren van de overheid. Ook dat is geen heiliging, maar opdracht. Laten we die aanpakken, vertrouwend op de belofte dat God niet laat varen het werk dat zijn hand aan ons begon, en gesterkt door het afscheidswoord van Christus: “zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”.

Mr. J.P.H. Donner bekleedde diverse ministersposten namens het CDA en was lid van de Raad van State. Dit artikel is een samenvatting van zijn toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 20 februari in de Waalse Kerk in Den Haag.