Wijs omgaan met woorden is kern van politieke handwerk

Heel hartelijk dank voor het voorrecht om hier vandaag het woord tot u te richten. Dit terwijl ik geen dominee of theoloog of geleerde ben, maar slechts een eenvoudig politicus. Aan de andere kant is het boek van vandaag, Prediker naar verluid ook opgeschreven door een politicus, of in ieder geval iemand belast met het landsbestuur, zij het geen zeer recent en zoekend lid van het Nederlandse parlement, maar de koning van Israël, vermaard om zijn wijsheid.

Aan het begin van het debat in de Tweede Kamer krijgen we van de Kamervoorzitter het woord, en zeggen we: “voorzitter, dank voor het woord.”  Aan het begin van het evangelie van Johannes lezen we “in den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.” Dat is Jezus. Ik bedacht me laatst: zo kan je ook een gebed beginnen: dank voor het woord – en dan danken we de eeuwige Voorzitter van de Schepping, voor het Woord in de persoon van zijn Zoon, die ons zichzelf heeft geschonken.

Want wij beschikken over de gave van het woord, de rede, onze vrije wil en zelfbewustzijn, omdat wij zijn geschapen naar het evenbeeld van God, iets van zijn wezen in ons dragen. Dat maakt dat wij niet alleen onderdeel zijn van de natuur maar ook deels erbuiten, of erboven, staan; we zijn niet alleen dingen, maar hebben ook een perspectief op de dingen. We zijn personen, in de wereld, maar niet alleen van de wereld, net als bijvoorbeeld de schoonheid van muziek. En met dat deel van ons, die vrije wil en rede, kunnen we op een mysterieuze manier deelnemen aan het goddelijke. En sinds ik ben gedoopt, nu iets meer dan tien jaar geleden, blijft het mij steeds treffen als iets wonderbaarlijks, dat wij ons met woorden letterlijk, hardop, of in stilte, kunnen richten tot die Schepper van Hemel en Aarde, tot God.

En je kunt God dus zelfs dingen beloven – zoals hier in deze lezing van vandaag. De prediker waarschuwt voor gebazel, loze, lege woorden. Wat is daar mis mee? Hier gaat het er denk ik om: je moet jezelf niet voor de gek houden. We moeten proberen de waarheid te spreken: tegen anderen, maar ook tegen onszelf. Bij een belofte aan jezelf, of aan God, gaat het erom wat je al hebt gezegd waar te maken. Eeuwenlang was dat – het zweren van een eed van trouw – het onmisbaar geachte fundament van de maatschappelijke orde. Zoals we ook nu nog zweren bij onze installatie in de Tweede Kamer. “Zo waarlijk helpe mij God almachtig.” Zo’n vast voornemen kan sterk maken, temidden van alle verleidingen.

Maar zo’n belofte doen zonder het vaste voornemen om die waar te maken, verzwakt ons. Daar waarschuwt deze tekst voor. Als je eenmaal je belofte hebt gebroken; de volgende keer wordt het alleen maar moeilijker. Het is een vorm van liegen tegen jezelf. Zoals Dostojewski schreef in de gebroeders Karamazov:

Lieg vooral niet tegen jezelf. 
De man die tegen zichzelf liegt
en naar zijn eigen leugen luistert, komt op een punt dat hij de waarheid in zichzelf
of om hem heen niet meer kan onderscheiden,
en verliest zo alle respect voor zichzelf en voor anderen.

En in de politiek?
Parlement komt van parler: praten. Wijs omgaan met woorden is dan ook de kern van het politieke handwerk en wat van ons wordt verwacht. Want het is met het woord dat wij proberen om orde te scheppen in de zee van ambtelijke stukken met al onze principes en idealen om een standpunt te formuleren en vervolgens uit te dragen. Het ritueel van de democratie is een ritueel van de rede, met het woord bijna als een soort sacrament, dat alleen met grote zorgvuldigheid mag worden toegediend. Mann muß einfach reden, aber kompliziert denken – zei de legendarische minister-president van Beieren Frans Joseph Strauss al – und nicht umgekehrt. Dat is onze opdracht: woorden zoeken die niet verhullen of verbloemen maar blootleggen en onthullen; die geen mist opwerpen, maar argumenten geven, in de uitoefening van praktische wijsheid.

Natuurlijk communiceer je in de politiek niet alleen met de andere sprekers maar ook met kijkers. En vaak is de kans dat je in een debat de ideologische tegenstander overtuigt is helaas in de praktijk nogal klein. Maar als je dat idee dat je elkaar wil overtuigen loslaat, wordt het hol. Als men zich in discussies niet meer beroept op argumenten, maar op emoties of macht of autoriteit, zakken we weg. Politiek die niet meer gericht is op overtuigen met argumenten, maar alleen op verdachtmaken of gretig veroordelen van anderen, die alleen gericht is op effect, wordt een leeg spektakel. Want alleen zoiets milds als een argument kan je blijven zoeken naar het verzoenen van die verschillende belangen en idealen. Met elkaar – maar ook, met de realiteit. En ook dat laatste is natuurlijk nogal vaak een uitdaging. En dan kunnen woorden ook anders worden gebruikt – niet om te overtuigen, maar juist om de werkelijkheid te verdraaien: een “spin” of “frame”. Een goede spin heeft altijd een kern van waarheid, maar vervormt die. We leven in een post-postmoderne samenleving.

Postmoderne filosofen vertelden ons dat woorden niet verwijzen naar waarheid, maar alleen een uitdrukking zijn van machtsstructuren. Het gevolg is dat een strijd kan worden gevoerd over woorden om die macht uit te oefenen over het denken: wie bepaalt welke woorden kunnen worden gebruikt, bepaalt wat kan worden gedacht. Dan gaat het niet om te zoeken om te begrijpen hoe de dingen zijn, maar om het scheppen van een “narratief.” En zo moeten we nu bewust zijn van pogingen om ons denken te bepalen – als wordt gesproken over gijzelaars die zijn “gestorven” terwijl ze zijn “vermoord” bijvoorbeeld. Of in de beslissing om het woord “moeder” te vervangen met “ouder uit wie een kind is geboren”, zoals in een recent wetsvoorstel wat gelukkig, dankzij de oplettendheid van de SGP, is rechtgezet.

Het zou goed zijn om daar iets tegenover te stellen, door stil te staan bij de oorsprong van het woord, en het doel ervan. Denken is niet alleen een soort biochemisch proces. Het doel van denken is waarheid. Niet alleen de eeuwige, maar ook de veranderlijke, praktische, dagelijkse realiteit. Slordig woordgebruik leidt tot slordig denken, tot slordig spreken, tot slordig handelen. Zeker in een tijd van verwarring, van kantelende wereldbeelden en wereldorde, zoals nu, is het een voortdurende, cruciale cultuurarbeid om de juiste woorden te kiezen, om goed te beschrijven en dus goed te begrijpen wat er eigenlijk allemaal gebeurt. Dat is aan politici, maar aan ons allemaal.

Daarvoor hoef je niet te bidden. Maar misschien helpt het wel. Alleen onder druk van een ontzaglijke transcendentie wordt onze persoonlijkheid compact en stevig genoeg om onderscheid te maken tussen dingen zoals ze zijn, en dingen zoals we willen dat ze zijn. Zonder God belanden we in het labyrint van ons eigen ego. Prediker herinnert ons eraan.

Daarbij wil ik afsluiten. Ik dank de Eeuwige, de voorzitter van de Schepping, voor het woord. Want u – en dat zijn woorden die mij, toen ik ze voor het eerst las, bleven nagalmen: U heeft woorden van eeuwig leven.

Diederik Boomsma is lid van de Tweede Kamer voor NSC. Dit is zijn toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 18 maart 2025 in de Waalse Kerk in Den Haag.