‘Het zijn slechte tijden! Het zijn moeilijke tijden! Dat zeggen de mensen tenminste. Laten we liever goed leven, dan worden de tijden vanzelf goed. Wij zijn de tijden. Zoals wij zijn, zo zijn de tijden.’ Dat schreef Augustinus zo’n 1700 jaar geleden. De luisteraar van vandaag de dag kan er een soort maakbaarheid in horen. Maar dat is absoluut niet de strekking van deze woorden. Het brengt midden in een Romeins Rijk dat ten onder gaat, in een uiterst tumultueuze tijd, terug naar de kern. Wie ben je? Waar vertrouw je op, of beter op Wie vertrouw je en hoe leidt je je leven? Juist in een tijd die gekenmerkt werd door geweld, door invallen van vreemde volken, door een uiteenvallende Pax Romana. In die tijd van onrust schrijft de oude kerkvader deze woorden.
Dit weekend hebben we allen met angst en beven de ernstige ontwikkelingen in Israël gevolgd. Het Iraanse Ayatollah-regime liet opnieuw zien wat de drijfveren zijn. Een haat tegen Israël, tegen het Joodse volk. Al jaren wordt geweld aangemoedigd via proxies; Hamas en Hezbollah, nu ook rechtstreeks. Het zijn woelige tijden, we zien geopolitiek van alles veranderen. Rusland viel Oekraïne binnen en de oorlog aan de rand van ons continent duurt voort, met een agressieve agenda die niet gericht is op de vrede van zelfstandige volken. We zien op allerlei plaatsen hoe sterke leiders het vertrouwen van het volk krijgen, maar weinig meer hebben van de Koning in psalm 72. De geopolitieke spanningen en de internationale vrede die, ook steeds dichterbij huis, almaar verder onder druk komt te staan.
En ook binnen eigen landgrenzen ervaren we zoveel diepe nood en gebrokenheid… We zien een samenleving waarin het morele failliet pijnlijk zichtbaar wordt wanneer we de afschuwwekkende toename van antisemitisme opmerken. Ik denk aan Barbara Barend, die pas op de radio zei: ‘Ik ben soms wel bang. Helaas moet ik zeggen dat ik… Ik ben niet bang, maar ik ben soms wel waakzaam.’
Ik denk ook aan het Rapport ‘Blind voor mens en recht’, waarin terecht harde woorden klinken over een overheid die mensen en hun rechten onvoldoende beschermt. We zien een overheid die soms mensen onbedoeld vermorzelt. We zien systemen die niet doen waarvoor ze zijn bedacht, maar die juist kwetsbare mensen keihard raken.
We ervaren dagelijks iets van dat spanningsveld. Het zijn op zoveel plekken moeilijke tijden. Ja, ‘wij mensen zijn de tijden’, en de huidige omstandigheden laten ook zien wat dat betekent. Maar dat is niet het héle verhaal. Want als we een ding zeker weten, dan is het wel dat de tijden uiteindelijk niet van de mensen zijn. Ze zijn in Gods hand. We weten dat er een God is die regeert, die almachtig is.
We bidden, met de woorden van het Onze Vader, dat Gods wil zal geschieden, maar dan kijken we om ons heen en zie we vooral zoveel menselijke wil, zoveel krachten die zich verzetten tegen Gods goede bedoelingen voor de wereld.
En toch… Vandaag staan we stil bij de prachtige bede in het onze Vader. ‘Uw wil geschiedde.’ Het is voor mij opnieuw zo’n moment dat je de blik omhoog heft. Dat je bedenkt dat psalm 2 waar is, het woeden van de vvolken, met leiders met al hun plannen en plannetjes. Omhoog kijken, het is een én toch!
Al tweeduizend jaar lang hebben christenen, dwars door pandemieën, oorlogen en hongersnoden heen, steeds vastgehouden aan die Hoop. Dat we in goede Handen zijn, dat er een Koninkrijk was, is én komt! Deze christelijke hoop is geen vergeefse hoop. Ze is een anker, dat ons tegelijk zowel stevig wortelt in deze aardse wereld die schreeuwt om vrede en gerechtigheid alsook bewust maakt van het feit dat God de wereld op een dag gaat verlossen.
Paulus schrijft hier ook over, in Romeinen 8:24 (HSV): ‘Want in de hoop zijn wij zalig geworden. Hoop nu die gezien wordt, is geen hoop. (…) Maar als wij hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding.’ We zijn dus zaaiende mensen, die met volharding het goede proberen te doen in déze hoop, dat God de wereld eens zal verlossen. En wie met open ogen leeft, vangt zo nu en dan al glimpen op van het komende Koninkrijk, wanneer ‘de tijden’ definitief zullen opgaan in Gods toekomst.
Daar gaat ook het Onze Vader over. Ik benoemde het al: in het gebed dat de Here Jezus ons leert, zit een eerlijke erkenning. Een erkenning dat het hier op aarde nog niet is zoals God het heeft bedoeld. Wat een onvoorstelbaar groot voorrecht is het dan dat Jezus ons Zelf leert bidden dat iets van Gods wil op deze gebroken aarde zichtbaar mag worden. Dat zijn almacht zichtbaar wordt. Dat Hij regeert.
Wie het Onze Vader herhaaldelijk bidt, mag dan soms iets proeven van Gods almacht. Soms werkt God wonderen op ons gebed. Maar wie biddend leeft, ontdekt ook dat God langzaam zijn eigen hart verandert, om het tot vruchtbare grond te maken. Soms verhoort God gebeden op een wijze die geen mens had kunnen bedenken en beweegt Hij daarvoor hemel en aarde. Maar vaker nog werkt Hij in het verborgene, ook in het hart van de bidder zelf; schept Hij bewogenheid in het hart van wie tot Hem bidt. Zo wordt de bidder zelf soms Gods genadige antwoord op zijn eigen gebed. In dat verband spreken mensen soms van ‘gevaarlijke gebeden’, omdat het risico bestaat dat God tegen de bidder zegt: ‘En wat nu als jij zelf opstaat om iets te doen?’ Dan wordt het bidden én werken. Mensen ontvangen een verantwoordelijkheid om op te staan, op weg te gaan.
Christenen zijn geroepen om biddend te staan in de gebrokenheid van deze wereld. Op die plekken waar de aarde nog zo weinig lijkt op de hemel. Laat ons meer op de plekken van het ‘Kyrie’ zijn, waar de wereld in nood verkeert. Heer ontferm U. Soms kunnen we zomaar overweldigd raken door de pijn en de gebrokenheid. Wat is het dan troostrijk dat Paulus in hetzelfde gedeelte waar ik eerder uit citeerde, schrijft dat de Geest Zelf voor ons pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen (Rom. 8:26).
Maar juist wanneer de bron van onze eigen woorden is opgedroogd, kunnen we ook terugvallen op de woorden die de Here Jezus ons Zelf gegeven heeft in het Onze Vader.
Dit kostbare gebed is opgedeeld in twee delen met elk drie verzoeken. In het midden van het gebed vinden we het scharnierpunt: ‘op aarde zoals in de hemel.’ De eerste helft van het gebed richt onze blik omhoog, op de hemel: ‘Uw naam’, ‘Uw Koninkrijk’, ‘Uw wil.’ Uw, uw, uw. De voornaamwoorden zeggen eigenlijk alles: ze betrekken ons op God en zijn werk. In de tweede helft van het gebed verlegt de Here Jezus de focus naar de wereld waarin wij leven, de aarde die zucht. Met de laatste drie gebedsverzoeken leert Jezus ons om God vrijmoedig te vragen of Hij zich over ons wil ontfermen: ‘Geef ons, vergeef ons, leid ons…’ Ons, ons, ons. Dat zou je bijna niet durven zeggen in de protestantse traditie, maar blijkbaar luistert God, door ons gebed, opnieuw naar onze nood en die van de wereld. Wat een wonder.
Het bijzondere is dat Jezus ons niet leert te bidden voor onze eigen, individuele nood alleen: we bidden om “ons” brood. En dus gaan onze gebeden bewust of onbewust uit naar de plekken waar mensen moeten vechten om het kleine beetje voedsel dat er is. Als we bidden dat God “ons” niet in verzoeking leidt, dan bidden we dat God de wereld behoedt voor oorlogszucht, voor geweldsuitspattingen, voor hebzucht. Voor die tekenen van deze tijd waar ik in het begin over sprak.
“Uw wil geschiede”. Dat betekent ten slotte ook dat Gods wil onze eigen wil ver te boven gaat. ‘Hoger dan de wolken reikt uw trouw, o Heer.’ Steeds wanneer ik dit mag bidden, is dat ook een terugvallen op zijn wijsheid, vooral wanneer ik het zelf niet meer weet. Met dit gebed belijden we: ‘Uw wil is beter.’
In Gouda, waar ik woon, wordt steevast een kerkklok geluid wanneer het Onze Vader gebeden wordt. Wat vind ik dat een krachtig symbool. Ik weet nog dat ik thuis was toen een van mijn kinderen ziek was. Toen hoorde ik die klok luiden en wist ik: het Onze Vader wordt gebeden. En ook in de huiskamer bid je dan mee. Op zo’n moment klinkt dat kleine klokje in de kerktoren, wijzend naar de hemel en daarmee zegt het als het ware: ‘Er is een God! Er is heil. En zijn wil zal geschieden.’
Ik zag hier in deze kerk ook het Franse opschrift aan de muur, dat in het Nederlands betekent: ‘Zijn wil zal geschieden.’ De kerkgangers hier hebben dat door al die eeuwen heen gezien. We mogen het ook wekelijks horen, in dit land dat gestempeld is door christelijke waarden. Maar allermeest mogen we het met elkaar bidden, tot die grote dag dat zijn wil volledig zal geschieden, dat er vrede is en recht. Dat de tranen van de ogen worden gewist. En dat de kleinen en de groten juichend voor zijn troon staan. Augustinus sprak erover. De reformatie sprak erover. Elke generatie gaat vanuit die kracht steeds voort. En wij mogen het doen: uitzien naar die grote dag. En tot die tijd zullen we onze grote Koning volgen.
Mr. M.H. Bikker is lijsttrekker van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie. Dit is haar toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 16 april in de Waalse Kerk in Den Haag.