Een democratie is er om in verscheidenheid tot samenwerking te komen in wederzijds belang. Dat geldt nationaal én internationaal. De EU is niet minder een overheid zoals Paulus die in de Romeinenbrief bedoelt dan de nationale overheid.
Paulus en Silas zijn van Troas overgestoken naar wat nu Europa heet en komen aan in Filippi, zo verhaalt Handelingen 16. Ze worden in huis genomen door een purperverkoopster, ze genezen een slavin, bekeren een gevangenbewaarder en zijn gezin en bekeren mogelijk nog enkele anderen. Dat is de eerste christengemeente in Europa. Zo klein begon de bekering van Europa.
Een klein begin, maar geplaatst in het grote wereldgebeuren, alleen al door de plaats waar het zich afspeelt. Troas, waar Paulus en Silas vertrokken en ooit Troje lag, was de plaats van de eerste grote confrontatie tussen West en Oost. Filippi, waar ze aankwamen, was de plek waar een eeuw eerder de veldslag plaatsvond tussen de laatste republikeinen, Brutus en Cassius, en de opvolgers van Caesar, Marcus Antonius en Octavianus, de latere keizer Augustus. De plaats kortom waar Rome als stadsrepubliek eindigde en als keizerrijk begon.
Romeins bestuur
Filippi was niet alleen het begin als gemeente; het was ook de plaats van de eerste confrontatie van Paulus met de overheid. Hij had eerder al vijandschap ontmoet, was gestenigd, had moeten vluchten voor zijn leven. Maar toen was het de Joodse gemeenschap die het op hem voorzien had. In Filippi moet Paulus zich voor het stadsbestuur verantwoorden. Dat was niet een lokaal bestuur. Augustus had Filippi tot kolonie verheven, wat betekende dat alle burgers Romeins burger waren en onderdeel vormden van de stad Rome. Het was dus bij uitstek Romeins bestuur, het wereldbestuur van die dagen.
Paulus werd in Filippi niet op Joodse aanstichting aangepakt maar door lokale burgers, wegens vernieling van hun eigendom. Een slavin die als bezetene de toekomst kon voorspellen, was Paulus en Silas tegengekomen en was hen na gaan lopen, luidkeels roepend dat dit dienaren waren van de allerhoogste God, die redding verkondigden voor mensen. We zouden denken: nou mooi, gratis publiciteit. Maar Paulus had er na een paar dagen genoeg van en dreef de geest uit. Niet uit mededogen voor de vrouw – dat zou mooi hebben gestaan – maar gewoon omdat hij zich ergerde. Door die genezing verloor de slavin haar waarde voor haar eigenaren en die lieten het er niet bij zitten.
Futloos
Uit het vervolg van het verhaal blijkt dat Paulus en Silas zich de pijn en gevangenschap eenvoudig hadden kunnen besparen als ze hadden gezegd dat zij Romeins burger waren. Dat doen ze niet. Ze ondergaan de straf in vertrouwen dat Gods bedoeling zal blijken. En dat geschiedt met de aardbeving en de bekering van de gevangenisdirecteur. Pas als het stadsbestuur hen heimelijk wil laten gaan, beroept Paulus zich op hun burgerschap.
Had Paulus zich achter zijn burgerschap verscholen, dan zou hij in de woorden van Psalm 146 zijn vertrouwen hebben gezet op mensen en macht. „Zet op prinsen geen vertrouwen.” „Gelukkig wie de God van Jacob tot hulp heeft, wie zijn hoop vestigt op de Heer zijn God.” Dat doen Paulus en Silas hier en met vrucht.
Het is een voorbeeld voor onze tijd, waarin we, ook als christenen, ons vertrouwen steeds vaker bij de overheid zoeken. Inmiddels bepleiten verschillende politieke partijen dat de overheid onze zogenoemde joods-christelijke cultuur moet beschermen. Tegen ongeloof, ander geloof, seculier geloof, de islam. Je hoort het van mensen die nooit in de kerk zijn. Het is hetzelfde geluid als in de 16e eeuw, toen de Turken oprukten en beleg sloegen voor Wenen. Er werd opgeroepen tot een nieuwe kruistocht. Erasmus schreef in 1530 een prachtige reactie daarop: ”de Turkenkrijg”. Oorlog, schreef hij, is helemaal niet nodig; de Turken zijn machtig omdat Europa politiek is verdeeld en het christendom te futloos is geworden om de islam in geestelijk opzicht het hoofd te bieden. Is dat ook niet wat we nu weer zien; een christendom dat geen zoutend zout meer is in de samenleving en daarom bescherming zoekt bij de overheid. En een politieke verdeeldheid (nationaal en Europees), waardoor we als samenleving vastlopen en vaak nog ”geen deuk in een pakje boter kunnen slaan”.
De overheid waar Paulus mee te maken krijgt, verdient in onze ogen die naam nauwelijks. Op een enkele aanklacht van eigen burgers en omdat het publiek erom vraagt, laat het stadsbestuur hen ranselen en opsluiten. En het is maar één voorbeeld van het bestuur in die dagen. Het begint al met Christus voor Pilatus. Hoewel hij niets kwaads in hem vindt, laat Pilatus hem geselen en vervolgens op basis van een referendum („wie wilt ge dat ik u loslaat”) kruisigen. Toch is dat de overheid waarvan Paulus, maar een paar jaar na Filippi, in de brief aan de Romeinen schrijft dat het gezag van de overheid erkend moet worden omdat het een instelling is van God. Je verbaast je dat de man die in Filippi is mishandeld en opgesloten, schrijft: „wie doet wat goed is, heeft van gezagsdragers niets te vrezen.”
Romeins bestuur was toen het voorbeeld van goed bestuur. In onze ogen moet goed bestuur aan hogere eisen voldoen. Dat is vrucht van wat Paulus in Filippi begon: de bekering van Europa. Die heeft het Europese denken over mens, samenleving en overheid bepalend gevormd. Inmiddels heet de staat seculier en ons denken verlicht. Toch spelen christelijke waarden en concepten nog altijd door. De scheiding van kerk en staat lijkt modern, maar gaat terug op Christus: „geef de keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is.” Dit heeft Europees bestuur altijd onderscheiden van het bestuur elders.
Individualisme
Inmiddels slaan wij door naar de andere kant en lijken we nog alleen de eigen nationale overheid te zien als overheid in de zin van Paulus. Dat miskent waarom de overheid een instelling van God genoemd wordt. Niet omdat die overheid steeds heilzaam is en het goede wil. Dat is vaak niet het geval; zie wat Paulus overkwam. Maar een overheid is een noodzakelijke voorwaarde om mensen in vrede en betrekkelijke veiligheid te doen samenleven. Dat is nodig, omdat mensen niet zonder elkaar kunnen leven. Wij zijn op elkaar aangewezen. In het gezin, in de gemeenschap en in de wereld. De fout van individualisme is dat het die existentiële afhankelijkheid van anderen wegdenkt en verwaarloost. De overheid en de staat zijn uitdrukking (de institutionalisering) van die wederzijdse afhankelijkheid. Zij scheppen de mogelijkheid om die op vreedzame wijze te realiseren. Een democratie is er dan ook niet vooral om ieder zo goed mogelijk zijn eigen geluid te laten horen, maar om in verscheidenheid tot samenwerking te komen in wederzijds belang. Dat geldt nationaal, maar niet minder internationaal. De Europese Unie is niet minder een overheid zoals Paulus die in de Romeinenbrief bedoelt dan de nationale overheid.
Nog steeds geldt wat Erasmus schreef: we moeten niet bang zijn voor anderen, maar voor onszelf, voor een futloos christendom en politieke verdeeldheid. Laten we dat dan aanpakken, daarbij (als Paulus en Silas) erop vertrouwend dat God niet laat varen het werk dat zijn hand aan ons begon, en gesterkt door het afscheidswoord van Christus: „Zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.”
In de Waalse kerk in Den Haag wordt elke maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van mr. J. P. H. Donner (CDA), oud-vicepresident van de Raad van State.