Bijzonder om hier met elkaar te mogen zijn. Goed om elkaar te treffen, rond de woorden van onze God, in gebed voor elkaar en voor ons land. Belangrijk om ons te blijven realiseren dat het niet in alle landen op de wereld in deze vrijheid mogelijk is. Wat mooi om te zien dat ook de jeugd, waar we het vanmiddag in bijzonder over hebben, in grote getale aanwezig is. Welkom aan jullie, jongens en meisjes. Ik hoop dat jullie vandaag iets mogen meekrijgen van wat er in deze stad, Den Haag, dagelijks plaatsvindt. Misschien zien of horen jullie wel dingen die jullie je de rest van je leven zullen bijblijven.
We hebben het vanmiddag over ‘Hoop voor het onderwijs’. Ik kon niet anders dan allereerst denken aan onze Heere Jezus, die vaak over kinderen sprak, ook mét hen sprak en hen zegende. “Laat de kinderen bij mij komen”, zei Hij, “en verhindert ze niet. Want voor hen is het Koninkrijk van de hemel”. En hij plaatste een kind midden tussen de discipelen en drukte hen op het hart: “Wie niet wordt als een kind kan mijn discipel niet zijn.” Het is dus onze Heer zelf die kinderen een bijzondere plaats gaf. De Zoon van God koos ervoor om tussen kinderen te zitten en hen te onderwijzen.
Maar de Heere Jezus is vandaag niet meer in ons midden. Althans, we zien hem niet, hij is niet lijfelijk aanwezig. En de wereld waarin wij nu leven is heel anders dan in de tijd dat hij op aarde was. Om ons heen razen auto’s en vliegtuigen, mensen op de hele wereld zijn met elkaar verbonden via het internet. Nieuws is er altijd en overal. Ook de scholen zijn anders dan toen. Goed georganiseerd. Vol handige en slimme hulpmiddelen. Kinderen en jongeren worden klaargestoomd om onderdeel te worden van de samenleving waarin ze terecht zullen komen. We meten hun prestaties. We geven les en bijles. We spannen ons in om het maximale uit onze kinderen te halen. We zien ze opgroeien en hun plek innemen in de maatschappij. We zijn blij en trots als ze goed terechtkomen.
En toch. Het lijkt helemaal niet zo goed te gaan. In de Tweede Kamer wordt met regelmaat gesproken over het mentale welzijn van kinderen, jongeren, studenten. Sommige cijfers zijn schrikbarend, verdrietig makend. Kinderen hebben op steeds jongere leeftijd en in hogere aantallen te maken met depressieve gevoelens. Er wordt in ons land meer geld aan jeugdzorg besteed dan ooit tevoren. Schoolprestaties staan onder druk. De lockdowns tijdens de corona-crisis hebben ook onder kinderen sporen nagelaten.
Het onderwijs heeft het lastig. Op veel plaatsen is er een tekort aan leraren. Beleidsmakers proberen met allerlei plannen het tij te keren. De laatste ‘Staat van het Onderwijs’ laat zien dat basisvaardigheden als taal en rekenen achterblijven en dat stress onder leerlingen toeneemt.
Ondertussen lijkt onze samenleving verder te verruwen en te polariseren. De kinderarmoede neemt toe. In de wereld om ons heen zijn er oorlogen en natuurrampen. Mensen vluchten en komen ons land binnen, in de hoop op een veiligere toekomst voor hun kinderen.
Wat nu? Hoe moeten we verder? Is er nog wel ‘hoop voor het onderwijs’? Het korte en meest bondige antwoord is: ja. Ja natuurlijk, er is wel degelijk nog heel veel hoop voor het onderwijs. Waarom dan? Ik noem u twee redenen.
In de eerste plaats is die hoop te vinden in de manier waarop wij in ons land het onderwijs hebben georganiseerd. Dat is terug te leiden naar wat we ‘de vrijheid van onderwijs’ noemen. Vastgelegd in artikel 23 van onze Grondwet. Dat begint als volgt: “Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering. Het geven van het onderwijs is vrij, …” Het is een unieke situatie in de wereld dat een overheid zowel de openbare alsook de scholen met een specifieke levensbeschouwelijke grondslag op dezelfde manier betaalt. Dat biedt kansen, en handvatten voor hoop.
Die vrijheid zorgt er namelijk voor dat er in Nederland een veelkleurig palet aan scholen is ontstaan in de loop der tijd. Ieder van die scholen is een kleine samenleving op zichzelf. Op school ontmoeten leraren en leerlingen elkaar. Vanuit gedeelde waarden worden leerlingen voorbereid op hun verdere leven. Ze mogen zich vormen en ontwikkelen en zo tot bloei komen. De school vormt op die manier een minisamenleving die van groot belang zal zijn voor de rest van het leven van de leerling. En al die leerlingen van al die scholen vormen straks de samenleving van morgen. In al zijn diversiteit en veelkleurigheid.
De vrijheid van onderwijs in ons land zorgt ervoor dat er scholen mogen worden opgericht rond een geloofsovertuiging. Bijvoorbeeld, en in Nederland is dat nog steeds bij het merendeel van de scholen het geval, vanuit het christelijk geloof. Dat biedt aan het onderwijs de kans om leerlingen niet alleen vaardigheden aan te leren, maar ook om zich te ontwikkelen als mens in een wereld die door God gemaakt is. Om hen te leren dat en hoe ze burgers zijn van het Koninkrijk der Nederlanden, maar ook dat uiteindelijk alles veilig is in de handen van de Koning der Koningen.
Die vrijheid van onderwijs is iets om zuinig op te zijn. Iets om hoop uit te putten en niet bij de pakken te gaan neerzitten. Maar het vraagt wel onze onverdeelde aandacht. Want het huidige politieke klimaat in Nederland ziet de vrijheid van onderwijs niet meer als een vanzelfsprekendheid. Beleidsmakers zoeken naar wegen om vanuit Den Haag het onderwijs te kunnen aansturen. Met de beste bedoelingen, dat mag gezegd, maar wel onwetend of negerend dat daarmee de unieke veelkleurigheid van de Nederlands samenleving wordt aangetast. Onder politici gaan steeds vaker geluiden op om de vrijheid van onderwijs aan te passen. Ze lijken niet te doorzien dat ze daarmee, hopelijk onbedoeld, een weg inslaan richting onderwijs waarbij iedere leerling geacht wordt hetzelfde te denken en te vinden. Negerend dat het een fundamenteel recht is van ouders om hun kinderen op te voeden op de manier zoals zij graag willen.
Het is aan ons om te blijven pleiten voor ruimte voor scholen om hun onderwijs zo in te vullen zoals zij vinden dat het goed is voor hun leerlingen. Het is aan ons om te blijven opstaan voor de vrijheid van onderwijs, omdat we ervan overtuigd zijn dat op die manier kinderen kunnen opbloeien en opgroeien als zelfstandige individuen die zijn toegerust voor de samenleving. Die in die samenleving hun plek kunnen innemen tussen andersdenkenden, anders gestemden, anders gekleden, anders gelovigen. Die op school een vast fundament hebben meegekregen en juist daarom in staat zijn om in de wereld hun handen uit te reiken naar de mensen om hen heen. Het is aan de politiek, het is aan mij, om met alles wat ik geven kan hier in Den Haag, deze vrijheid van onderwijs te verdedigen.
In de tweede plaats is de hoop voor het onderwijs te vinden in dat wat we onze kinderen en jongeren mogen meegeven. Het onderwijs zélf is onze hoop. We mogen aan onze kinderen blijven uitleggen dat datgene wat we waarnemen met onze ogen niet het enige is. We lazen vandaag in Psalm 78 de opdracht en aansporing daartoe, want, zo staat er: “Zo zou het volgende geslacht ervan weten, en zij die nog geboren moesten worden zouden het weer aan hun kinderen vertellen. Dan zouden zij op God vertrouwen, Gods grote daden niet vergeten en zich richten naar zijn geboden.” (NBV)
Op deze manier heeft onze Schepper het in ons neergelegd. Door onderwijs leren wij wie Hij is. Door onderwijs leren wij wie we zelf zijn. Door onderwijs leren we wie onze naaste is. Door onderwijs leren we naar Hem op te zien. Door onderwijs onthouden we dat we niet uit onszelf zijn maar uit Hem. Door onderwijs blijven we daaraan vasthouden, ook als de vogels het zaad soms proberen weg te pikken. Door onderwijs geven we dat wat we in genade ontvingen weer door aan de volgende generaties. Door onderwijs heeft onze Heere Jezus zelf ons de wereld ingezonden met de boodschap van bevrijding toen Hij zei tegen zijn discipelen: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, en leer hen alles wat ik u geboden heb in acht te nemen”. Het was Jezus die ons leerde om te onderwijzen in de Hoop.
Redenen dus om hoop te hebben voor het onderwijs. We hebben in ons land nog steeds een uniek systeem waar we heel zuinig op moeten zijn. En we hebben in al die eeuwen die achter ons liggen, door al die generaties heen, het onderwijs in de Hoop overgedragen gekregen. Rijkdom die we in handen hebben en die we met goede moed mogen overdragen.
We mogen de hoop voor het onderwijs nooit opgeven. Hoe zwaar de omstandigheden ook worden, hoe moeilijk het soms mag zijn. We mogen weten dat we geroepen zijn om dat wat wij zelf van onze leraren leerden weer door te geven aan onze kinderen. En we mogen weten dat Jezus er nog iets bij zei, bij zijn opdracht aan ons om onderwijs te geven: “En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.”
Nico Drost is Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie. Dit artikel is een samenvatting van zijn toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 16 mei in de Waalse Kerk in Den Haag.