Ambities christenpoliticus begrensd

Doel van Christus’ koningschap is het werk van God, niet dat van mensen


Hoe verhoudt het hemels koningschap van Christus zich tot de aardse, politieke machtsuitoefening door overheden? Daarover sprak minister mr. A. Rouvoet gisteren tijdens de maandelijkse residentiepauzedienst in de Waalse Kerk te Den Haag. Besef van Christus’ koningschap leidt volgens hem tot een begrensde ambitie en een hoge taakopvatting.

Alle macht in hemel en op aarde is gegeven aan Jezus Christus. Hij regeert. Het heeft even geduurd voordat de eerste leerlingen van Jezus en hun tijdgenoten begrepen dat hun Messias geen politieke vrijheidsstrijd wilde voeren tegen de Romeinse bezetter. Jezus zei, vlak voor Zijn kruisiging, tegen Pilatus dat “Zijn Koninkrijk niet van deze wereld is.”

Het hemels koningschap van Christus kan en mag dus niet worden vereenzelvigd met welke aardse, politieke constellatie dan ook. De wijze waarop dit in de westerse geschiedenis toch is gedaan door christelijke koningen en kerkvorsten die politieke macht gebruikten ter verspreiding van het geloof, heeft terecht veel kritiek gekregen. Het heeft eeuwen geduurd en bloedige strijd in de tijd van Reformatie en Contrareformatie gekost voordat de scheiding van kerk en staat doordrong tot het algemeen christelijk gedachtegoed. Het is daarom niet zo heel vreemd als christenen die vandaag de dag geloof met politiek willen verbinden, stuiten op argwaan, zoals dat zaterdag bleek tijdens een congres over precies dit vraagstuk.

Toch is die argwaan wel een tikkeltje anachronistisch: christenpolitici staan vandaag de dag wel voor de onderscheiding van kerk en staat, en realiseren zich terdege dat het doel van Christus’ koningschap, namelijk de verlossing van het kwaad, de verzoening met God en het vestigen van een eeuwig vrederijk, het werk is van God, niet dat van mensen.

Geen opmaat

Christelijke politiek is daarom anti utopisch: wij zullen de macht van de overheid niet aanwenden om een ideale samenleving of een heilsstaat te realiseren waarin het kwaad wordt uitgebannen en alle mensen zich tot het christelijk geloof bekeren. Dat mag de overheid niet, en ze kan dat ook niet. In afwachting van Christus’ wederkomst reikt de taak van de overheid niet verder dan het beteugelen van het kwaad en het bevorderen van publieke gerechtigheid. Dat is al een geweldige opgave. Ze zal moeten werken met het besef dat het kwaad tot aan het einde van de wereld onder ons zal zijn. Juist christenen weten immers: de bron van het kwaad ligt niet in maatschappelijke structuren of wetgeving; die ligt in het menselijk hart zelf.

Deze christelijke visie op de overheid bepaalt de grenzen van haar taak en mogelijkheden. Ze bepaalt dus ook de grenzen van de ambities waarmee een christenpoliticus toetreedt tot de regering. Van de toetreding door christelijke partijen tot de regering mag geen ingrijpende geestelijke verandering van een natie worden verwacht. Dat is geen opdracht voor de politiek, maar voor de kerk. Wie aan het aantreden van dit kabinet de verwachting ontleent dat dit de opmaat vormt naar een christelijk Nederland, ziet voorbij aan de geestelijke dimensie, overvraagt de christelijke politiek en dreigt de kerk in haar kerntaak te hinderen.

Hoge taakopvatting

Besef van Christus’ koningschap leidt anderzijds wel tot een hoge taakopvatting. In een christelijk bepaalde visie op de overheid is het haar taak het kwaad te beteugelen en gerechtigheid te bevorderen. Een overheid die deze taak met gezag uitoefent, heeft daarmee een weerhoudende, beschermende invloed op het maatschappelijk verkeer, de rechtsorde en het cultureel klimaat. De overheid draagt bij aan een klimaat van vrijheid en zekerheid waarin mensen -ook de zwakkeren onder hen- zich gezond en veilig kunnen ontwikkelen, zorg dragen voor elkaar, onderwijs geven of ontvangen en rentmeester zijn over de schepping.

Een overheid die deze taak zonder toewijding of te smal opvat, is bepaald geen zegen voor een land. Zo’n overheid laat de bevolking aan haar eigen lot en aan de willekeur van andere machten, zoals van markt en media, over. Een overheid is er “u ten goede”; ze spant zich in om alle burgers tot hun recht te laten komen.

De afgelopen halve eeuw hebben zich veel stormachtige veranderingen voltrokken in ons land, op economisch, sociaal en cultureel gebied. Er zijn positieve ontwikkelingen aan te wijzen, zoals de toegenomen welvaart en mogelijkheden voor mensen om hun talenten te ontplooien. De overheid heeft daarin steeds een rol gespeeld. Op dit moment doet zich een kentering voor, waarbij mensen meer oog krijgen voor nadelen die kleven aan decennia van individualisering, secularisatie, commercialisering en het toenemend verbruik van natuurlijke hulpbronnen. Er ligt een taak voor de overheid om hierin leiderschap te tonen.

Verantwoording

Dit is geen specifiek christelijke opdracht, of een taak die in het bijzonder door christenen zou kunnen worden uitgevoerd. Het is wel een taak die christenen zich moeten aantrekken. Wie leeft vanuit de erkenning van het koningschap van Christus en vanuit het geloof dat ieder mens, ook regeerders, ter verantwoording zullen worden geroepen, zal biddend willen meewerken aan de regering van land en volk.

En dan leren we van de biddende David ook het perspectief van de aardse regeermacht: níét het langdurig uitoefenen van de macht zelf, maar het in ere houden van de Naam van God Zelf. Moge dat het perspectief zijn waarin christenen hun arbeid ook in de politiek verrichten.

De auteur is minister voor Jeugd en Gezin.