Onrecht lijden geen reden tot overheid ongehoorzaam zijn

In de Waalse kerk in Den Haag wordt elke maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Jaco Geurts (CDA).

Op woensdag 13 februari hield Urk de jaarlijkse biddag. De data waarop de Urkers hun bid- en dankdagen houden, wijken af van wat landelijk gebruikelijk is. De aanleiding stamt nog van heel vroeger. Toen er alleen maar zeilschepen waren, kwamen de vissers met de kerstdagen thuis en dan bleven ze zo’n zes weken aan wal. Ongeveer midden februari begon het vangstseizoen weer.

Voor de Urkers was de biddag een extra spannende dag. In Straatsburg werd vergaderd over de toekomst van de pulskorvisserij. Een techniek die alles heeft: energiebesparing door minder brandstofverbruik en minder ongewenste bijvangst; bovendien is de methode beter voor de ecologie.

De uitkomst heeft u vast meegekregen: er is een verbod gekomen. En dit gaat wat mij betreft alle verstand te boven. In ieder geval moeten tientallen Urker vissers stoppen met het pulskorvissen.

Gewetensvragen

In de Volkskrant las ik dat een Urker visserman vorige week aan visserijminister Schouten vroeg: „Wat moet ik doen?” De visserman zei: „God verbiedt alle misbruik en verspilling van zijn gaven.” En toen bladerde hij door naar Romeinen 13, waar wordt opgeroepen tot onderwerping aan de overheid. De visserman vervolgde richting de minister: „Als ik stop met het duurzame pulskorvissen, ga ik in tegen Gods Woord. Als ik doorga, onderwerp ik me niet aan de overheid. Dat zijn mijn gewetensvragen.”

Hoe en wat de minister heeft geantwoord, weet ik niet. Ik moest aan deze visserman en zijn duidelijke worsteling denken toen ik me voorbereidde op mijn bijdrage aan de residentiepauzedienst. Ik herken die worsteling van de Urker visserman persoonlijk.

Over de inhoud van Romeinen 13 heb ik veel nagedacht. Dit naar aanleiding van een besluit van de toenmalige regering in 2001. De regering besloot toen over te gaan tot ruiming van vele dieren, door de veeziekte mond-en-klauwzeer (MKZ) die ons land toen teisterde.

Samen met mijn gezin woonde ik destijds in Kootwijkerbroek. En ook de varkens waar wij voor zorgden, moesten worden gedood wegens de vermeende MKZ. Het gezag van de overheid erkennen, terwijl je ervan overtuigd bent dat je varkens gezond zijn en ruiming niet nodig is, is voor mij erg moeilijk geweest. Romeinen 13 zegt ons heel duidelijk dat we het gezag van de overheid moeten erkennen. Wie zich tegen dit gezag verzet, verzet zich tegen een instelling van God.

Dat is voor ons als mensen die leven in de 21e eeuw moeilijk te accepteren. Wij zijn het er diep in ons hart niet mee eens. Wij mensen moeten eerst de redelijkheid van iets inzien, willen we gehoorzamen.

De visserman refereerde er ook aan dat God alle misbruik en verspilling van gaven verbiedt. De Heidelbergse Catechismus (antwoord 110) spreekt inderdaad daarover.

Als christendemocraat moet ik dan ook denken aan onze omgang met Gods schepping. Rentmeesterschap heeft in zich dat we moeten streven naar beperking van ons energiegebruik. Het gebruik van pulskorvissen is daar een goed voorbeeld van.

Onrecht

Tegen de visserman en een ieder die worstelt met het gehoorzaam zijn aan de overheid mag ik zeggen: een christen kent geen recht van revolutie. Een christen kan in een toestand komen dat hij aan de overheid gehoorzaamheid moet weigeren. Maar alleen als die overheid hem noodzaakt om onrecht te doen. Nooit als een christen zelf onrecht moet lijden!

We belijden graag dat we afhankelijk van God zijn. Als u mij opzoekt op de website van de Tweede Kamer, ziet u al snel een koptitel waar staat: „Alles in afhankelijkheid van Hem”. Het kwam daar te staan toen ik aantrad als Kamerlid en mij gevraagd werd wat voor slogan mijn Kamerwerk zou moeten krijgen. Ik weet dat ik afhankelijk ben van Hem, de Heere, in mijn werk en leven. Maar sta ik, staan wij, er genoeg bij stil? We zijn met veel bezig, we doen van alles. Maar is de Heere erbij aanwezig?

Of beter gezegd: betrekken wij de Heere erbij? Wij kleine mensen leven van Gods genade. In Psalm 89 zingen we: „Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort!”

Ik wil eindigen met een gedeelte van een lied dat dichteres Jacqueline van der Waals ons heeft nagelaten.

Wat de toekomst brengen moge,
mij geleidt des Heeren hand.
Moedig sla ik dus de ogen
naar het onbekende land.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.