In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt daarin een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een korte toespraak houdt. Deze toespraak is van minister J. P. H. Donner (CDA).
Vorig jaar gingen de pauzediensten over de wet. Thema dit jaar is: “Gij dienaars van Hem, die alles regeert”. Dit jaar gaat het kortom om de uitvoering; want de wet kan niet zonder uitvoerders, zonder dienaars.
In de passage die we lazen (1 Sam. 3:9-10) staan niet dienaren als zodanig centraal, maar een wezenlijk aspect van dienen: het luisteren – “uw dienaar luistert” (NBV). De Statenvertaling gebruikt het werkwoord “horen”: “Uw knecht hoort.” Dat is mooier. Horen is de kern van het werkwoord “gehoorzamen”; daar gaat het om. Luisteren doen we allemaal; horen en gehoorzamen zelden.
U weet, ik heb een beroep waarin je veel moet luisteren – eindeloos veel. Het is een beroep waarin je vele stemmen hoort, die vaak allemaal verschillende dingen zeggen. Daarom heb je ook stembussen; die moeten het luisteren gemakkelijk maken, maar dat valt doorgaans tegen.
Het zou makkelijk zijn als je bij al die stemmen en de verantwoordelijkheid om daartussen te kiezen, zo af en toe die ene stem zou horen en duidelijke aanwijzingen zou krijgen. Maar zo gaat het niet. Die stem klinkt door de stemmen van anderen heen. Als Jezus de geboden vertaalt in: “Eert de Here uw God en hebt uw naaste lief als uzelf” dan ligt daarin besloten dat Zijn stem mede klinkt in de noden en verzoeken van anderen.
U hoort mij niet zeggen: “Vox populi, vox Dei” (de stem van het volk is de stem van God). Maar Zijn stem klinkt daarin wel door, in de noden, angsten, zorgen en hoop van mensen. Daar moet naar gehoord worden. En dat geldt niet alleen voor mij. Het geldt voor ieder van ons; voor alle dienaren van zijn heerschappij.
Soms klinkt die stem in de nacht; meestal echter in een koor van stemmen. Om te weten welke die stem is en waarin die doorklinkt hebben we anderen nodig. Samuel had Eli nodig; die had het zelf ook pas na de derde keer door. Zo hebben we elkaar nodig om te weten waarnaar te horen – en wat te gehoorzamen.
Droevig Maar kan het wel; als minister horen naar zijn stem? Is dat wel democratisch? Zet je dan niet het geloof boven de verantwoordelijkheid als minister, als ambtenaar, als werknemer of als werkgever? Het wordt steeds meer als verdacht beschouwd als bestuurders in openbare dienst ervoor uitkomen dat zij hun christelijke overtuiging ook in hun handelen tot uitdrukking brengen.
Het is droevig dat na 2000 jaar christendom die vragen nog gesteld worden. De samenleving waarin we leven bestaat bij gratie van dat geloof en is mede gevormd door mensen die “hoorden naar Zijn stem”. Het bewijst dat mensen niet meer beseffen dat ieder van ons handelt uit een overtuiging, levensbeschouwing en fundamentele waarden. Of men nu Zijn stem erkent of ontkent, het berust op geloof; of men Zijn Wet aanvaardt of verwerpt, het is een keuze, een waardeoordeel. Als we dat niet meer erkennen, dreigt een nieuwe staatsreligie met de mens, met al zijn tekortkomingen, als vanzelfsprekende norm en maat, en het verstand als enige maatstaf.
Versta mij wel. Kerk en staat kunnen maar beter gescheiden worden. Het gaat om tweeërlei gezag, tweeërlei macht en tweeërlei gemeenschap. Het handelen van overheden luistert naar andere beginselen. Overheidsmacht vermengen met geloofswaarheden is na de Bijbelse tijd nooit goed gegaan.
Dat is echter niet aan de orde bij het “horen” naar Zijn stem. Een minister die dat doet, zal nog steeds wat hij doet politiek verantwoorden en niet enkel met een beroep op het “horen” kunnen rechtvaardigen. Maar net als ieder ander mens maakt hij keuzen en handelt vanuit overtuiging, levensbeschouwing en een visie op mens en samenleving.
Voor mijzelf sprekend verkies ik daarbij een uitgangspunt buiten mijzelf, buiten de alledaagse werkelijkheid van mens en samenleving. Dat biedt vastere grond en duurzamer waarden dan zelfs het meest geïdealiseerde beeld van de mens en zijn waarden; in de loop van de geschiedenis blijken die altijd toch niet meer te zijn dan de waan van de dag, ook al duurt die dag soms een eeuw.
De auteur is minister van Sociale Zaken.