Mammon vraagt om regulering

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een korte toespraak houdt. Deze toespraak is van prof. dr. ir. E. Schuurman (ChristenUnie).

De minister-president is de belangrijkste man in een kabinet. Hij heeft te maken met alles wat de regering doet. Maar de minister van Financiën is daarnaast ook belangrijk. En inderdaad, sommigen zeggen vanwege dat geld wel dat de minister van Financiën de belangrijkste ministerspost bekleedt.

Terecht wordt geldbesteding bij en door de overheid goed gecontroleerd. We weten dat er snel iets mis kan gaan. Geld geeft macht. Geld is verleidelijk, omdat je er veel mee kunt doen. Omgaan met geld in het algemeen moet altijd gecontroleerd worden. Zeker als het geld van anderen betreft, dient men zich steeds te verantwoorden.

Koning Midas

Dat is allemaal terecht. Je zou kunnen zeggen dat de praktijk ons dat heeft geleerd. De mens is gemakkelijk geneigd tot kwaad, zeker ook geneigd om verkeerd om te gaan met geld van anderen. En dan vooral om er zelf beter “in de zin van rijker” van te worden.

De hebzucht van de mens kan zo sterk zijn dat we van geld een afgod maken. Dat is de mammon waarover de Bijbel spreekt. Aan de mammon vertrouwt de mens zich gemakkelijk toe, maakt zich van hem afhankelijk en jaagt naar geld. In plaats van middel voor onderling economisch verkeer, wordt geld een doel in zichzelf.

De mens gaat dan lijken op koning Midas uit de Griekse mythologie. Deze koning mocht van de goden een gunst vragen. Daar ging hij grif op in. Hij wenste dat alles wat hij aanraakte in goud zou veranderen. Als hij dan gaat eten krijgt hij er, in plaats van brood, goud bij. Komt hij in de buurt van zijn vrouw, dan verandert zij in een klomp goud. Kortom, als alles goud wordt wat je aanraakt word je wel rijk, maar uiteindelijk verlies je alles en ga je er aan ten onder. Dat kan ook met geld gebeuren. Je hebt nooit genoeg en zelf ga je er kapot aan.

Eigenlijk was de financiële crisis van twee jaar geleden daarvan ook een teken. De hebzucht of geldzucht van banken ligt ten grondslag aan de huidige economische crisis en veroorzaakte de toename van tekorten bij de overheden. Nu is dit een probleem van alle tijden. Het is ook om die reden dat de overheden toezicht op het maatschappelijk geldverkeer hebben geregeld. Maar ook dat toezicht ging mee in de verkeerde richting. Slechts enkelen waarschuwden.

Vertrouwen

Nu overheden met de vele negatieve gevolgen van deze ontwikkeling worden geconfronteerd en de burgers daarvan de lasten moeten dragen, dringt het besef door dat overheden maatschappelijk onrecht niet alleen moeten bestraffen, maar in de toekomst ook eerder moeten signaleren en dus voorkomen. Dat is terecht. Publieke gerechtigheid eist dat optreden. Nieuwe regulering van geldstromen en versterking van toezichthouders moeten ervoor zorgen dat het vertrouwen in banken weer wordt hersteld.

Dus om in de toekomst herhaling van de financiële en economische crisis te voorkomen, zijn harde maatregelen noodzakelijk. Maar belangrijker nog is herstel van onderling maatschappelijk vertrouwen. Zonder dat vertrouwen zullen de noodzakelijke nieuwe regelingen en versterking van toezicht niet definitief helpen. Pas als een deugd als eerlijkheid, een juiste verhouding tussen prestatie en beloning -passende beloning dus- en vooral de inhoud van rentmeesterschap weer aandacht krijgen, zal maatschappelijk vertrouwen herstellen en gaan we de richting uit naar een gezonde maatschappelijke ontwikkeling.

Trouw aan God de Schepper, aan de God van de Bijbel als de Betrouwbare, geeft de beste garantie tegen de momenteel alom aanwezige afgoderij met geld, het dienen van mammon. Overheid, burgers en politieke partijen moeten beseffen welke God wérkelijk moet worden gediend.

De auteur is voorzitter van de ChristenUniefractie in de Eerste Kamer.

Ingetogenheid politieke deugd

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Jan de Vries (CDA).

In de brief aan Titus worden jonge mannen opgeroepen “in alles ingetogen te zijn.” Geen gemakkelijke opgave. Zeker niet voor politici, zo weet ik uit ervaring. Ingetogenheid is niet direct een kernkwaliteit van politici. Want een politicus die rustig, kalm en stemmig is, zal moeite hebben om zichtbaar te worden voor zijn of haar achterban. Juist in deze tijd, waarin de media allesbepalend zijn om herkenbaar profiel te verkrijgen, is dat geen pre.

Politici worden graag gezien en gehoord. Geen wonder, want wij hebben een boodschap voor de wereld. Tenminste, zo zou het moeten zijn. In die zin kun je spreken van missionaire politici. Ik denk dat onze samenleving juist nu smacht naar politici die niet schromen hun visie uit te dragen. Een visie die voorbijgaat aan de waan van de dag, die helaas steeds meer de agenda van politiek Den Haag bepaalt.

Appelleren

“Verkondig de heilzame, onbetwistbare boodschap”, aldus Titus 2. Onze samenleving verwacht van missionaire politici ook een moreel appel. Politiek bedrijven is meer dan debatteren en amenderen. Het is ook appelleren. Zeker wanneer politici, zoals christendemocraten, niet het heil van de overheid alleen verwachten. Veel noodzakelijke veranderingen in onze samenleving kunnen alleen door die samenleving zelf worden gerealiseerd. Het is aan ons om de burgers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Op hun verantwoordelijkheid voor zichzelf, vooral voor de ander en dus voor het geheel.

Helaas is er een toenemende verlegenheid bij politici te bespeuren. Verder dan een voorzichtig en veilig commentaar in maximaal 140 tekens op Twitter komt het veelal niet. Wij zijn blijkbaar bang voor moraalridder te worden uitgemaakt. Terwijl dat in mijn ogen eerder een geuzennaam is.

Zichtbaarheid en herkenbaarheid van politici is niet in de laatste plaats van belang om ook gevoed te kunnen worden. Juist zichtbare en hoorbare politici zullen eerder aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid en gevoed worden met praktijkervaringen en wensen uit de samenleving. Een wisselwerking die een enorme verrijking van het ambt oplevert. De kunst is dan te luisteren en niet te spreken. Terwijl juist spreken en overal een oordeel over hebben, een kernkwaliteit van politici lijkt te zijn.

Politici hebben vaak snel een oordeel. Soms zelfs zonder de zaak goed te kennen. Wij laten ons daarin verleiden door de media, die in hun ratrace met andere media graag de primeur hebben. Dat gaat echter nogal eens ten koste van de zorgvuldigheid. Daarom kun je soms beter eerst horen dan gehoord worden.

IJdel

Politici zijn net mensen. Van de ijdelste soort. Wij worden graag gezien en gehoord. Wat is het toch heerlijk om in de spotlights te staan, te merken dat alle deuren voor je opengaan, vooraan te mogen zitten, zelfs op straat herkend te worden en soms ook nog een preekstoel te mogen beklimmen.

Al die aandacht doet wat met mensen. Het gevaar ligt op de loer dat je gaat denken dat het om jou draait. Terwijl juist volksvertegenwoordigers het volk vertegenwoordigen en een representant zijn van hun politieke stroming. Een politicus is daarom in de eerste plaats een dienaar. Een dienaar van het volk of van de Kroon. Of nog beter gezegd, in de traditie van Groen van Prinsterer: een dienaar van God, Nederland en Oranje.

Politici die graag gezien en gehoord worden, voldoen aan de verwachtingen, maar lopen ook grote risico’s. Misschien kunnen wij daarom meer leren van Titus dan op het eerste gezicht lijkt. Ingetogen, ofwel rustig, kalm, waardig en stemmig, zijn misschien wel meer kernkwaliteiten voor een politicus dan wijzelf durven te erkennen.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Het wonder van Ninevé

In de Waalse Kerk in Den Haag vindt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst plaats. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Jan Schinkelshoek (CDA).

’t Is een wonderlijk verhaal, dat van Jona. Nee, ik doel niet op de onstuimige storm, op de grote vis, op de wonderboom. Zelfs niet op de wonderlijke wegen van Jona, de weerspannige, mokkende profeet. Nee, veel wonderlijker is het optreden van de koning van Ninevé.

De residentiepauzediensten staan dit jaar in het teken van dienstbaarheid: “Gij dienaars van Hem Die alles regeert”. Jona laat zich maar met moeite in het rijtje van luisterende, trouwe, voorbeeldige en gehoorzame dienaars voegen. Hij loopt weg, hij loopt de verkeerde kant uit. En als hij zich toch schikt, is het met duidelijke, zelfs groeiende weerzin. Maar misschien getuigt het verhaal van Jona daarom des te sterker van Hem Die alles regeert.

Boetepreekje

Als Jona door de vis op het droge gespuwd is, ontvangt hij Gods opdracht voor de tweede keer: “Sta op, ga naar Ninevé.” Hij besluit bij nader inzien toch maar te gehoorzamen. Maar als hij ten langen leste in de grote stad aankomt slaat de dwarsheid alweer toe. Zelfs in de herkansing vat Jona zijn missie wel heel erg minimalistisch op. Verder dan één dagreis trekt hij de stad -drie dagreizen groot- niet in, twee derde laat de profeet ongezien aan z’n lot over. Zijn boetepreek is een van de kortste uit de geschiedenis. Welgeteld niet meer dan vijf woorden, in het Hebreeuws: “Nog veertig dagen, dan wordt Ninevé weggevaagd?”

Zijn optreden heeft niettemin een effect waar menig politicus ook buiten verkiezingstijd jaloers op wordt. De hele stad, van hoog tot laag, raakt in rep en roer. Er wordt een vastentijd, tijd van berouw en inkeer, afgeroepen. Het is al gauw meer dan een volksbeweging, de koning komt in actie. Het is -er bestaat geen twijfel over, zo uitvoerig wordt het beschreven- de koning die de regie bij de massale boetedoening van het volk voert. Gedetailleerd -in schrille tegenspraak met Jona’s boetepreekje- wordt beschreven wat van de bevolking wordt verwacht: niets eten, niets drinken, rondgaan in zak en as en vooral krachtig bidden. Maar dat is niet genoeg. De koning beseft dat het om méér dan een boetedoening moet gaan. Nee, het komt aan op een ommekeer, een bekering. “Laat iedereen anders gaan leven en breken met het onrecht dat hij doet.” En God laat zich verbidden: “Toen God zag dat zij inderdaad anders begonnen te leven, kwam Hij terug op wat Hij gedreigd had hun aan te doen. Hij deed het niet.”

Verwildering

Dit Bijbelverhaal verdient een steviger plek in het christelijke politieke denken. De overheid, het bestuur, de politiek, ze doen ertoe. Het verhaal over de koning van Ninevé mag je lezen als een oproep aan overheid, bestuur en politiek.

Om zich bewust te zijn van de verantwoordelijkheid die men draagt. Om niet van alles te laten gebeuren. Om niet lijdelijk toe te zien. Om de regie te nemen.
Om niet mee te gaan met gemakkelijke oplossingen, om niet mee te deinen op de waan van de dag, om verwildering tegen te gaan.
Om onrecht, onrechtvaardigheid en onbarmhartigheid te benoemen en aan te pakken. Om te investeren in recht en gerechtigheid, in samenhang en samenwerking, in verbinding en verzoening. Om te doen wat gedaan moet worden. Ja, om, in de woorden van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de ongebondenheid der mensen te bedwingen, om toe te zien dat alles met goede ordinantie toega.

De koning van Ninevé, de politiek leider van die grote stad, was een belangrijke, vitale schakel in de goede afloop. Iemand die zich, wellicht zonder het zich uitdrukkelijk bewust te zijn, ontpopte als “dienaar van Hem Die alles regeert.”

Ja, het is een wonderlijk verhaal, dat van Jona.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Trouw blijven in het spoor van Jozua

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt daarin een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een korte toespraak houdt. Deze toespraak is van Arie Slob (ChristenUnie).

In deze residentiepauzedienst staat de persoon van Jozua centraal. Bijzonder is het om te zien hoe Jozua als een instrument in Gods hand gebruikt wordt om het volk Israël te leiden. De vraag mag gesteld worden wat een persoon als Jozua ons nog in deze tijd te vertellen heeft.

Allereerst wil ik iets opmerken over de stijl van leidinggeven van een man als Jozua. In onze tijd worden boeken volgeschreven over leiderschap. Goed om eens kennis van te nemen als je zelf ook leiding aan mensen moet geven. Al kun je in de veelheid van opvattingen over leiderschap zomaar de weg of -misschien beter gezegd- jezelf kwijtraken. Het kan geen kwaad dan eens naar Jozua te kijken.

Het leidinggeven van Jozua kan omschreven worden als dienstbaar leiderschap. Hij is geen carrière man die als het moet over de rug van anderen de weg naar boven probeert te vinden. Hij is dienstbaar. Allereerst aan zijn God. Daarna en in het verlengde daarvan is hij dienstbaar aan het volk waarvan hij deel uitmaakt.

Wat een zegen zou het zijn voor ons land en volk als degenen die in onze tijd geroepen zijn leiding te geven, dat ook doen vanuit een dienende houding. Dat betekent: in hun handelen niet zichzelf centraal stellen, maar de zaak, en boven alles de God Die ze moeten dienen. Het is mijn dagelijkse bede dat God mij op die manier dienstbaar wil laten zijn op de plaats waar hij mij nu heeft neergezet. Laat het onze gezamenlijke bede zijn voor degenen die leiding moeten geven in ons land.

Trouw

Ik wil daar nog een persoonlijke noot aan toevoegen. In de afgelopen maanden ben ik intensief bezig geweest met de vraag of ik me weer beschikbaar wilde stellen voor de kandidatenlijst van de ChristenUnie. Ik heb met die vraag geworsteld. Vooral ook mezelf afgevraagd welke weg de Heere met mijn leven wilde gaan. Het is een zaak van gebed geweest. En van gesprekken met mensen om mij heen. Bijzonder ook om in een dergelijk proces te zien hoe God mensen op mijn weg heeft geplaatst die, zonder dat ze het zelf doorhadden, mij hielpen om tot de conclusie te komen dat ik opnieuw beschikbaar wil zijn. Met een Jozua als voorbeeld.

Dat brengt me bij een tweede leerpunt. Jozua heeft -soms op een harde manier- geleerd dat het in het leven uiteindelijk maar om één ding gaat: trouw blijven aan God. Daarvoor wordt gehoorzaamheid gevraagd. En van tijd tot tijd ook veel moed.

Dat zie je bijvoorbeeld in de geschiedenis van de inname van Jericho. Wat een geloof en gehoorzaamheid was er nodig om te doen wat God vroeg. Door dat geloof en die gehoorzaamheid zijn uiteindelijk de muren van Jericho ingestort. Een onbegrijpelijk wonder.

Als christenen mogen we het goede voorbeeld van Jozua’s trouw aan God ook in onze tijd volgen. Daarbij ook leren van de gevolgen die hij ondervond als hij dat niet deed. Ook in onze tijd worden we opgeroepen tegen alle verdrukking in trouw te blijven aan onze God. Op welke plaats de Here ons ook gesteld heeft.

Machtige wapens

Daar is soms strijd voor nodig. Strijd met onze omgeving, maar ook met onszelf en de oude mens die greep op ons probeert te houden. Maar de wapens van onze strijd zijn machtig. Wat een machtige dingen kunnen er niet worden gedaan door geestelijke methoden. Eenvoudigweg gehoorzamen, doen wat je gezegd wordt, eenvoudig geloven en bidden en gewoon aandachtig luisteren naar Gods wil.

Eenvoudig is dat niet. Maar we hebben een geweldig perspectief. We zijn op weg in het spoor van mensen die ons voorgingen, zoals een Jozua. We zijn op weg naar het grote feestmaal op de berg Sion, waarover Jesaja 25 zo indrukwekkend mooi spreekt.

Jesaja profeteert dat de dood tenietgedaan zal zijn. God de Heere wist de tranen van elk gezicht; de smaad van zijn volk neemt hij van de aarde weg. Op die dag, zegt Jesaja, zal men zeggen: “Hij is onze God. Hij was onze hoop: Hij zou ons redden. Hij is de Heer, Hij was onze hoop. Juich en wees blij: Hij heeft ons gered.”

Moge de Heere ons zegenen op de plek waar Hij u en mij geplaatst heeft. Dat we als een Jozua dienstbaar mogen zijn én onvoorwaardelijk trouw aan onze God. Totdat Hij komt.

De auteur is fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer.

Als minister horen naar Gods stem

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt daarin een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een korte toespraak houdt. Deze toespraak is van minister J. P. H. Donner (CDA).

Vorig jaar gingen de pauzediensten over de wet. Thema dit jaar is: “Gij dienaars van Hem, die alles regeert”. Dit jaar gaat het kortom om de uitvoering; want de wet kan niet zonder uitvoerders, zonder dienaars.

In de passage die we lazen (1 Sam. 3:9-10) staan niet dienaren als zodanig centraal, maar een wezenlijk aspect van dienen: het luisteren – “uw dienaar luistert” (NBV). De Statenvertaling gebruikt het werkwoord “horen”: “Uw knecht hoort.” Dat is mooier. Horen is de kern van het werkwoord “gehoorzamen”; daar gaat het om. Luisteren doen we allemaal; horen en gehoorzamen zelden.

U weet, ik heb een beroep waarin je veel moet luisteren – eindeloos veel. Het is een beroep waarin je vele stemmen hoort, die vaak allemaal verschillende dingen zeggen. Daarom heb je ook stembussen; die moeten het luisteren gemakkelijk maken, maar dat valt doorgaans tegen.

Het zou makkelijk zijn als je bij al die stemmen en de verantwoordelijkheid om daartussen te kiezen, zo af en toe die ene stem zou horen en duidelijke aanwijzingen zou krijgen. Maar zo gaat het niet. Die stem klinkt door de stemmen van anderen heen. Als Jezus de geboden vertaalt in: “Eert de Here uw God en hebt uw naaste lief als uzelf” dan ligt daarin besloten dat Zijn stem mede klinkt in de noden en verzoeken van anderen.

U hoort mij niet zeggen: “Vox populi, vox Dei” (de stem van het volk is de stem van God). Maar Zijn stem klinkt daarin wel door, in de noden, angsten, zorgen en hoop van mensen. Daar moet naar gehoord worden. En dat geldt niet alleen voor mij. Het geldt voor ieder van ons; voor alle dienaren van zijn heerschappij.

Soms klinkt die stem in de nacht; meestal echter in een koor van stemmen. Om te weten welke die stem is en waarin die doorklinkt hebben we anderen nodig. Samuel had Eli nodig; die had het zelf ook pas na de derde keer door. Zo hebben we elkaar nodig om te weten waarnaar te horen – en wat te gehoorzamen.

Droevig Maar kan het wel; als minister horen naar zijn stem? Is dat wel democratisch? Zet je dan niet het geloof boven de verantwoordelijkheid als minister, als ambtenaar, als werknemer of als werkgever? Het wordt steeds meer als verdacht beschouwd als bestuurders in openbare dienst ervoor uitkomen dat zij hun christelijke overtuiging ook in hun handelen tot uitdrukking brengen.

Het is droevig dat na 2000 jaar christendom die vragen nog gesteld worden. De samenleving waarin we leven bestaat bij gratie van dat geloof en is mede gevormd door mensen die “hoorden naar Zijn stem”. Het bewijst dat mensen niet meer beseffen dat ieder van ons handelt uit een overtuiging, levensbeschouwing en fundamentele waarden. Of men nu Zijn stem erkent of ontkent, het berust op geloof; of men Zijn Wet aanvaardt of verwerpt, het is een keuze, een waardeoordeel. Als we dat niet meer erkennen, dreigt een nieuwe staatsreligie met de mens, met al zijn tekortkomingen, als vanzelfsprekende norm en maat, en het verstand als enige maatstaf.

Versta mij wel. Kerk en staat kunnen maar beter gescheiden worden. Het gaat om tweeërlei gezag, tweeërlei macht en tweeërlei gemeenschap. Het handelen van overheden luistert naar andere beginselen. Overheidsmacht vermengen met geloofswaarheden is na de Bijbelse tijd nooit goed gegaan.

Dat is echter niet aan de orde bij het “horen” naar Zijn stem. Een minister die dat doet, zal nog steeds wat hij doet politiek verantwoorden en niet enkel met een beroep op het “horen” kunnen rechtvaardigen. Maar net als ieder ander mens maakt hij keuzen en handelt vanuit overtuiging, levensbeschouwing en een visie op mens en samenleving.

Voor mijzelf sprekend verkies ik daarbij een uitgangspunt buiten mijzelf, buiten de alledaagse werkelijkheid van mens en samenleving. Dat biedt vastere grond en duurzamer waarden dan zelfs het meest geïdealiseerde beeld van de mens en zijn waarden; in de loop van de geschiedenis blijken die altijd toch niet meer te zijn dan de waan van de dag, ook al duurt die dag soms een eeuw.

De auteur is minister van Sociale Zaken.