Consequent christen zijn niet gemakkelijk

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van ing. E. J. Bilder (CDA).

God is niet veranderd. De mensheid is, als we om ons heen kijken, ook niet wezenlijk anders geworden sinds Paulus de brief aan de Filippensen schreef, waaraan het thema van deze dienst is ontleend (3:18-4:1).

Als we in Filippensen 3:18 lezen dat velen leven als vijand van het kruis van Christus, dan is dat ook nu nog steeds de harde realiteit. Wie Christus daadwerkelijk wil volgen en wil leven vanuit Zijn beloften, daden en geboden, behoort tot een minderheid. Het behoeft geen betoog dat dit ook op ons parlement van toepassing is. Paulus heeft het met deze constatering niet gemakkelijk. Hij heeft er zelfs verdriet van, zo blijkt uit de woorden dat hij dit “wenende” schrijft. Zijn verdriet komt niet voort uit het feit dat hij in een minderheidspositie verkeert, maar omdat hij weet hoe het afloopt met de meerderheid. Ze gaan hun verderf, hun ondergang tegemoet.

Hoe is dat bij ons, bijeen in deze mooie oude kerk? Delen wij in dat verdriet om al die mensen om ons heen die hun ondergang tegemoet lijken te gaan?

Consequent christen zijn is lastig. Immers, de samenleving om ons heen heeft haar eigen wetten en eigen mores. Je ziet heden ten dage de afstand tussen de algemeen gangbare normen en waarden en die van de Bijbel toenemen. De op liberale leest geschoeide algemeen gangbare opvattingen, leren ons dat je ieder in z’n waarde moet laten, dat je de vrijheid moet hebben om je te ontplooien. In dat kader moet je niet met de ander bemoeien, mag je, ook als overheid, de mens eigenlijk geen beperkingen opleggen. Betuttelen wordt dat dan genoemd.

Ik merk dat ook in het politieke bedrijf. Enkele weken terug zat ik in een forum met de voorzitter van het COC. Het ging over de mogelijkheid voor christelijke scholen om mensen die samenleven met iemand van hetzelfde geslacht te weren of te ontslaan. Een moeilijke discussie, waarbij je ontdekt dat je op volstrekt verschillende golflengtes zit.

Vanuit de gangbare opvattingen is de mening van het COC dat zoiets niet moet kunnen, goed te begrijpen. Wanneer we Gods Woord laten spreken wordt het vraagstuk een stuk complexer. Hoe maak je dan duidelijk dat het niet je bedoeling is om jouw opvattingen aan een ander op te leggen, maar dat je wilt dat mensen aan jouw God gehoorzaam zijn, omdat dat tot hun heil zal strekken, om te voorkomen dat mensen, om met Paulus te spreken, hun verderf, hun ondergang tegemoet gaan?

De wereld om ons heen kan daar niet mee leven, met die wetten en regels uit de Bijbel, ze worden als onnodig knellend en sterk verouderd ervaren. In de plaats van Gods wetten plaatst men wetten en regels die de mens zelf vervaardigt, waarvoor absolute navolging wordt afgedwongen.

Wederkomst

Paulus schrijft in vers 20: “maar onze wandel is in de hemelen, waaruit ook wij de Zaligmaker verwachten.” Groter nog dan het verschil in de aardse leer en het aardse leven is het verschil in perspectief. Waar loopt het op uit? Wat verwachten we? Ook daarin gaat het niet om het product van ons handelen, maar om de vervulling van Gods beloften, om de wederkomst van onze Heere, Jezus Christus.

Leven in het perspectief van deze beloften van eeuwigheidswaarde staat op gespannen voet met de waan van de dag in het politieke bedrijf. Daarom is het ook voor de drukke mensen in de politiek van groot belang dat ze dicht bij het Woord leven en de kerkgang niet verzuimen.

In 4:2 roept Paulus op tot eensgezindheid in de Heere. Hij vermaant Euodia en Syntyche in dat kader. Ook daar mogen we ons vandaag de dag door aangesproken voelen, als we kijken naar de verdeelde christenheid.

Het navolgen van Gods geboden geeft perspectief en beloften. Het doet ons, feilbare en tekortschietende mensen, beseffen dat we niet op onszelf moeten zien, maar op Christus, Die voor al onze zonden volkomen heeft betaald. Zo mogen we uitzien naar zijn wederkomst, naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Zo mogen we dan met Paulus zeggen (4:1): “Mijn blijdschap en kroon staan in de Heere.”

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.