Politicus moet altijd oprecht en betrouwbaar blijven

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van sprak Ernst Cramer.

Het negende gebod en een politicus. Ik moest even grinniken toen ik dat thema zag voor deze middag. Als je de Tien Geboden neemt als jaarthema kom je vroeg of laat langs deze. En van alle geboden en verboden is het stigma van deze wereld op één punt redelijk eensluidend: alle politici liegen.

Voor sommige politici is het wel eens belangrijker dat de burger in iedere geval denkt dat zij de waarheid spreken omdat de ander liegt. In onze beroepsgroep is het heel gewoon om vooral de ander de schuld in de schoenen te schuiven. En dat gaat heel ver.

Laat ik eerlijk zijn, het is ook niet altijd gemakkelijk. Je schrijft dingen op in je verkiezingsprogramma die later moeilijk te realiseren blijken. Omdat bijvoorbeeld jouw idee niet zo’n goed idee was. Of gewoon omdat er andere afspraken gemaakt zijn in een regeerakkoord. Is dat dan liegen omdat je iets anders gaat doen dan waar je in de verkiezingen misschien wel mensen mee hebt getrokken? Ik denk het niet. Iedereen zal snappen dat bepaalde ideeën op een gegeven moment misschien wel niet haalbaar zijn.

Ik heb een mooi voorbeeld van zo’n verandering. In het afgelopen jaar is gesproken over het stopzetten van de nertsenhouderij in Nederland. Als ChristenUnie hadden we dit niet expliciet in ons programma staan, maar André Rouvoet heeft ooit in een debat tijdens de verkiezingen gezegd dat dit een foutje was in ons programma. Uiteraard moet ik daarmee verder. Tijdens de debatten wijzen mijn collega’s daar dan ook fijntjes op. En toen ik in de eerste discussie over het initiatiefwetsvoorstel sprak en aangaf dat ik grote twijfels had bij de manier waarop de ondernemers zeg maar van hun bedrijf af gezet werden, werd ik geconfronteerd met de uitspraak dat ik een verkiezingsbelofte brak. Ik zou de mensen voorgelogen hebben door nu tegen het wetsvoorstel te zijn, terwijl we tijdens de verkiezingen aangegeven hebben dat we tegen de nertsenhouderij zijn. Maar mijn bezwaar richtte zich niet op het doel: namelijk stopzetten van de nertsenhouderij, maar op de weg daar naartoe.

Je moet je dus niet laten meeslepen in die wereld van elkaar veroordelen. Sterker: onze catechismus somt haarfijn op wat allemaal onder dit gebod verstaan wordt. En dat is nogal wat. Ooit zei een dominee bij ons in een preek dat hij over ieder zinnetje in dit vraag en antwoord wel een aparte preek kon houden. Laat ik zelf maar een paar invullingen geven van vraag en antwoord 121 van de Heidelberger Catechismus. Er staat dat ik tegen niemand een vals getuigenis afleg, niemands woorden verdraai en geen kwaadspreker of lasteraar ben.

Ik ben afgetreden als wethouder om dat er een rekenfout gemaakt was in de najaarsnota. De verleiding was groot om dat niet naar buiten te brengen, dat werd me zelfs aangeraden. Ook de mogelijkheid om dan maar een ander te ontslaan kwam voorbij. Maar waarom dan, vroeg ik mij af. Ik heb toen de besloten dicht bij mijzelf en mijn geloof te blijven. Ik ga het niet mooier maken dan het is.

Zalm

In het antwoord staat verder: dat ik ook niemand lichtvaardig en onverhoord veroordeel of help veroordelen. De laatste weken is de heer Zalm in opspraak vanwege zijn werk bij de DSB. Op vragen van de pers daarover, die soms zeer suggestief waren, heb ik geprobeerd steevast te verwijzen naar het onderzoek dat loopt. En ik weet het werkelijk niet. Wij laten ons te gemakkelijk verleiden in als-danvragen.

Verder staat er in het antwoord dat ik alle liegen en bedriegen als echt duivels werk vermijd, als ik tenminste de zware toorn van God niet op mij laden wil. Ik ben pas bekeurd voor te hard rijden. De agent vroeg mij of ik daarvoor een reden had. Die had ik niet en ik antwoordde naar waarheid dat ik gewoon zin had om naar huis te gaan.

Ik kom terug bij die burger en zijn gevoel over politici. En dan snap ik wel, als ik kijk naar wat er allemaal gezegd wordt over anderen, dat mensen daar hun oordeel over klaar hebben. En daarom is het zo belangrijk dat je in de politiek oprecht probeert te wezen en betrouwbaar. We hebben daarvoor iedere dag opnieuw Gods kracht en oneindige genade voor nodig.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie.

Ladder kan zomaar tegen de verkeerde muur staan

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand (in september op maandag) een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Ed Anker (ChristenUnie).

Prinsjesdag is een feestelijke dag. Tegelijkertijd is iedereen ervan doordrongen dat het spannend is om de overheidsfinanciën rond te krijgen. De problemen zijn groot en de manoeuvreerruimte is klein.

Juist in deze tijd is er veel aandacht voor de koopkrachtplaatjes. De crisis is pas echt voelbaar als we gemiddeld allemaal minder geld te besteden hebben. Minder bestedingen gaat ook weer ten koste van de bedrijvigheid en dat kan betekenen dat de economie weer meer krimpt.

Het is vaak onder druk dat duidelijk wordt wat je echt gelooft. Dan val je terug op je basisovertuigingen. Het is niet moeilijk om anderen gastvrij aan tafel uit te nodigen als het goede vrienden van je zijn. Je leent met een miljoen op de bank ongetwijfeld makkelijker iemand geld dan wanneer je het met een minimumloon moet doen.

In Lukas 6:35 lezen we hoe Jezus ons oproept om er voor de ander te zijn. We moeten onze vijanden zelfs liefhebben. Wat opvalt is dat de boodschap van Jezus niet strookt met de gangbare orde. Eerder in Lu-kas wordt Hij bevraagd op Zijn besteding van de sabbat. De repliek van Jezus drijft de Farizeeën tot waanzin. Welk hiaat in de kennis van de Farizeeën heeft Hij gevonden? Hij vraagt gewoon of je op de sabbat goed of kwaad moet doen, iemand moet genezen of laten sterven.

Ander spoor

Het is natuurlijk precies de kern, maar de Farizeeën zijn er niet blij mee en trekken zich de haren uit het hoofd. Wij slikken vaak voor zoete koek dat de geestelijke elite van Israël totaal gecorrumpeerd was, een soort bankdirecteuren. Maar als we er nu eens van uitgaan dat deze mannen van Israël net zo hard hun best doen als wij dat doen om een goed leven te leiden, waarom dan die frustratie?

Ik vermoed dat die Farizeeën op een heel ander spoor zaten dan Jezus. Zij waren de autoriteit van Israël in bezet gebied. Zij zullen ongetwijfeld gemotiveerd zijn geweest om het geloof zuiver te houden en te beschermen tegen de wereldse invloeden van de Romeinen. En dan komt Jezus ze juist op die heilige taak uitdagen. Zij waren een heel andere strijd aan het strijden en met verve. Ik heb wel een beetje begrip voor die Farizeeën. Een wijze man schreef ooit dat je zo druk bezig kunt zijn met het beklimmen van een ladder, dat je niet door hebt dat de ladder tegen een verkeerde muur staat.

De boodschap van Jezus was radicaal in die tijd en ik vermoed dat ze dat ook nu nog is. Het zou wel eens goed kunnen dat we in deze tijd weer gaan leren wat het betekent om met onze arbeid de Heer te dienen. Juist nu het veel minder vanzelfsprekend is dat we een baan hebben, dat we ons huis kunnen betalen en een comfortabel leven kunnen leven. Het kan zijn dat wij weer moeten leren wat de werkelijke waarde van geld en goed is. Dat wij ons moeten afvragen op welk spoor we zitten, tegen welke muur onze ladder staat.

Moreel appel

Alom klinkt nu de roep dat alles anders moet. Ons economisch systeem moet opnieuw doordacht, we kunnen niet op de oude voet verder. Dat heeft ook gevolgen op onze prioritering in de debatten die we hebben. Rekenen wij het kabinet nu alleen af op koopkrachtplaatjes?

Ik vind het te makkelijk om te zeggen dat we de economische redenatie van koopkrachtplaatjes maar moeten wegwuiven als on-Bijbels zonder dat daar iets op volgt. Daarvoor komt de crisis te dichtbij en ook voor christenen. Als het zo moeilijk is om vanuit de oude programma’s en de oude reflexen op een andere manier over onze economie te gaan denken, dan heeft dat ook invloed op ons. We kunnen als christenen niet stoppen bij een moreel appel. We moeten ook bij onszelf onderzoeken of wij niet op een verkeerd spoor zitten.

In de tijd van de profeet Haggaï moest er ook iets veranderen. De mensen hadden voor zichzelf prachtige huizen gebouwd terwijl de tempel in puin lag. Haggaï moest het volk oproepen om God weer de eer te gaan geven. God zegt dan niet: “Maak eerst de boel maar weer eens in orde, voordat je iets kunt verwachten.” Nee, Hij zegt: “Ik ben bij jullie – spreekt de Heer” (Haggaï 1:13, NBV).

Dat is door alles heen de grootste zegen, dat we weten mogen dat God ons niet in de steek laat, zeker nu niet.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie.

Stadsschrijver toont belang van goed bestuur

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Jan Schinkelshoek (CDA).

Kent u ‘m nog? De stadsschrijver uit het Nieuwe Testament. Aan het eind van Handelingen 19 staat het hele verhaal te lezen. In zijn geloofsijver had de apostel Paulus zich in Efeze nogal minnetjes uitgelaten over waardeloze goden, goden die met handen waren gemaakt. Inclusief de beroemde plaatselijke godin Artemis.

Paulus’ preek schoot de mensen in het verkeerde keelgat. Met name bij de souvenir industrie die een aardige duit verdiende aan de fabricage van tempeltjes en andere snuisterijen, gewijd aan de tweelingzuster van Apollo. Aangevoerd door ene Demetrius, voorman van het gilde der zilversmeden, komt er een grote demonstratie op gang. Urenlang staat er een schreeuwende en stampende massa voor het theater: “Groot is de godin van Efeze”. Niemand lijkt de menigte te kunnen kalmeren – behalve ten slotte de stadsschrijver. Hij doet dat met enkele welgekozen woorden, een mengeling van paaien en dreigen. Het werkt: de menigte ontnuchtert.

De stadsschrijver is een van mijn favorieten uit het Nieuwe Testament. Ogenschijnlijk uit het niets, uit de coulissen van de geschiedenis, duikt hij op, neemt op het juiste moment achter de katheder plaats om, in de woorden van de onvolprezen Statenbijbel, “de schare te stillen.” Niets bijzonders, toch? Het is immers de klassieke taak van autoriteiten om het volk vooral kalm te houden. Zeker, maar aan de actie van de stadsschrijver -let wel: een ambtenaar- is, menselijkerwijs, wel te danken dat Paulus niet gelyncht wordt. Sommigen hebben van die stadsschrijver een hele of een halve christen gemaakt. Ik betwijfel echter of je het verhaal zo heilig moet maken.

Meest voor de hand liggend is dat die stadsschrijver twee zetten vooruitdacht. Juist door te doen wat je verwacht van bestuurders zoals hij, ontpopt de stadsschrijver zich tot iemand die een zeer belangrijke, cruciale rol voor Paulus en zijn makkers speelt. Op het moment dat het prille christendom van Efeze, laat ik het zo maar zeggen, in de klem dreigt te raken, schiet iemand te hulp.

Het is niets minder dan een klein wondertje. Een wondertje dat leert hoe zuinig we op de overheid moeten zijn, hoe belangrijk het is dat het bestuur z’n werk doet, hoe beslissend politiek kan zijn. Juist als het erop aankomt. Als de polarisatie om zich heen grijpt. Als de samenleving verhardt. Nee, ik geloof niet dat we moeten blijven steken in geweeklaag over een “verhardende samenleving”. Ten tijde van Paulus ging het niet zachtzinnig toe. Ook daarna is het er, ondanks de kerstening, niet beter op geworden. Verwildering is van alle tijden.

Bewondering

In het vervolg op de Bergrede scherpt Jezus de Tien Geboden aan. Alsof Hij zeggen wil dat het niet voldoende is de gerechtigheid te betrachten die de Thora vraagt. Zo ondergaat ook het verbod op moord en doodslag een bijna bovenmenselijke uitbreiding. Dat je zelfs een tegenstander niet mag uitmaken voor nietsnut of dwaas – kom er eens om in de Tweede Kamer?

Wat mij opvalt, is hoe gewichtig de rol is die Jezus bij de handhaving van waarden en normen toedicht aan de overheid. Ettelijke keren verwijst Hij naar politie, justitie en rechter, zelfs naar de Hoge Raad. Tegenover de overheid heb je te verantwoorden, die straft bij overtreding, die ziet erop toe dat alles ordelijk toegaat. De bedoeling lijkt me duidelijk. Opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen worde. Opdat het alles met goede ordinantie onder de mensen toega. Opdat het Evangelie z’n ongestoorde loop kan hebben. We hebben de overheid, het bestuur, de politiek nodig. Afwisselend daadkrachtig, bemiddelend, matigend, bijsturend, verzoenend en corrigerend.

Begrijpt u mijn bewondering voor die stadsschrijver uit Efeze? Nee, hij was bij mijn weten geen christendemocraat. Hij was iemand die bovenpartijdig, getrouw zijn werk deed en zo “christenen in een verhardende samenleving” van dienst was. Helaas is in de nieuwe vertaling de stadsschrijver omgedoopt tot “stadssecretaris”. Dat duidt op een onheilspellende verambtelijking?

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Seculiere dictatuur misbruik van gezag

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van ir. B. J. van der Vlies (SGP).

Van vertrouwen wordt gezegd dat het te voet komt en te paard gaat. Anders gezegd: je moet er hard voor werken om het te krijgen en te verdienen, terwijl je het maar zo kunt verspelen. Is het met gezag eigenlijk anders? Het vijfde gebod van de Wet des Heeren vraagt gehoorzaamheid van kinderen aan het ouderlijk gezag. De Heidelbergse Catechismus breidt dit uit tot “allen die over ons gesteld zijn” en verzoekt hun alle eer, liefde en trouw te bewijzen en geduld te hebben met hun eventuele gebreken en zwakheden. Zo ongeveer is het ook met burgers ten aanzien van hun overheid.

Romeinen 13 spreekt er duidelijk van, er is geen macht dan van God. Hij stelt overheden aan als Zijn dienares, ons ten goede. Onze overheid is dus bekleed met gezag. We leven in een rechtsstaat en niet in een dictatuur. Dat laatste zouden we uiteraard ook nooit willen. We trekken in internationaal verband niet voor niets ten strijde tegen de dictaturen die er her en der nog bestaan.

In een dictatuur is er een machthebber met onbeperkte macht die vaak ook beschikt over leven en dood. Geen overleg, geen samenspraak, alles onderworpen aan de wil van die ene. Als het aan één persoon hangt, verfoeien we dat. De geschiedenis laat duidelijk ontsporingen zien, met verstrekkende gevolgen.

Maar hoe zit het dan met ideeën en denkrichtingen? Wel overleg, wel samenspraak, als het er maar toe leidt dat wordt gedaan wat ‘men’ wil. Dat is de dictatuur van het seculiere denken. Religie moet uit het publieke domein worden verbannen naar de privésfeer. Je mag persoonlijk tegen abortus zijn, maar het niemand verbieden. Je mag pleiten voor zondagsrust, maar mensen niet beletten in hun keuze en vrijheid om op zondag te gaan winkelen.

Vrijheid van onderwijs

Sterk komt dat ook naar voren in de actuele discussie over homoseksualiteit. Scholen mogen wel omwille van hun identiteit in hun grondslag opnemen dat homoseksualiteit wordt afgewezen, maar mogen niet van hun leerkrachten vragen die grondslag te ondertekenen. Een columnist in Binnenlands Bestuur drukt het kernachtig uit: De scholen mogen geloven wat ze willen, als ze daarna maar doen wat Plasterk wil. Kwestie van gezag, zo heet het dan! Maar de grondwettelijke vrijheid van onderwijs wordt er intussen onaanvaardbaar door aangetast.

Over gezag gesproken! Zo maar wat concrete voorbeelden. We willen niet dat zo veel ouders het uiteindelijk laten afweten bij de opvoeding van hun kinderen. Centra voor jeugd en gezin, opvoedingsondersteuning, alle hens aan dek. We willen niet dat zo veel jongeren in de zuigkracht van alcohol en drugs kopje-onder gaan. Zelfregulering noch gedoogbeleid is effectief. Er moet met gezag tegen worden opgetreden. We willen niet dat verveelde jongeren de straat in bezit nemen en terroriseren. Het is toch ten hemel schreiend dat bijvoorbeeld onlangs vijf jongeren in Gouda van hun bed moesten worden gelicht omdat zij de optredende politie met stenen bekogelden. En gelukkig dat daar dan gezaghebbend tegen in wordt gegaan. Dat komt er allemaal van als het gebod van God niet in ere wordt gehouden.

Hoe voornaam de grondwettelijke vrijheden binnen ons bestel ook zijn, zolang die vrijheid niet wordt ingevuld met God naar Zijn Woord te dienen, is er nog veel te doen en vooral veel te bidden. Te bidden om een reveil, om een gehoorzamen van de zegenrijke en heilzame Tien Woorden. Zeker ook zo intensief om de nodige wijsheid en kracht. Wie dat in oprechtheid van God begeert, komt erachter dat Hij mild schenkt en geen verwijten maakt.

Een Bijbels voorbeeld: Mordechai boog niet voor een mens, zelfs niet na aanhoudende waarschuwingen (Bijbelboek Esther) . Daarmee negeerde hij een uitgevaardigde wet. Daardoor stelde hij zijn leven in de waagschaal. Maar door niet te buigen was hij de koning, zijn volk en de komst en de voortgang van het Koninkrijk van God uitzonderlijk tot dienst. Kortom, een man uit één stuk, een man van gezag. Hij kreeg dat en het vertrouwen er bij! In de kern ligt hier de oplossing voor elke gezagscrisis.

De auteur is voorzitter van de SGP-fractie in de Tweede Kamer.

Zondag als rustdag geen hobby van christenpolitici

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van drs. Arie Slob.

Dinsdag is voor mij altijd een drukke dag. Vaak zijn we tot diep in de avond met ons werk bezig. En in de afgelopen weken ben ik in verband met de aanpak van de kredietcrisis ook geregeld tot in de nacht aan het werk geweest.

In de rest van de samenleving is het niet veel anders. Als we niet oppassen, draaien we met onze economie maar door. Zeven dag in de week, 24 uur per dag. Wat een weldaad is het dan om midden in die drukte de serene rust van een kerkgebouw te mogen ervaren.

Juist vandaag mogen we met elkaar in het bijzonder stilstaan bij de rust die God vanaf het begin van de schepping aan Zijn kinderen heeft gegeven. Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij had gemaakt, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. God zet deze dag apart. Hij heiligt deze dag.

In Exodus 20:11 wordt bij het vierde gebod, waarin Israël wordt opgeroepen deze dag te gedenken en te vieren als rustdag, teruggegrepen op het feit dat God op de zevende dag ophield met zijn arbeid, zijn scheppingswerk. Uit het vierde gebod kan, zo las ik ergens, worden afgeleid dat God Zijn scheppingswerk over zes dagen verspreid heeft met het oog op de latere weekindeling van de mensen.

De zondag als rustdag staat in onze samenleving steeds meer onder druk. Afgelopen zondag werd dat nog weer eens duidelijk toen -tegen uitspraken van de rechter in- in het Amsterdamse stadsdeel Noord een supermarkt de deuren op de eerste dag van de week opendeed.

Een zoveelste incident in de strijd over de Winkeltijdenwet, die gemeenten ruimte biedt om twaalf zondagen per jaar de winkels open te houden. De wet kent ook een zogenaamde toeristische bepaling. Die geeft gemeenten die te maken hebben met toerisme de mogelijkheid meer dan twaalf zondagen de winkels op te houden. We zien dat echter ook gebeuren op plaatsen die de benaming toeristisch niet verdienen.

Teken van hoop

Tijdens de coalitieonderhandelingen heeft de ChristenUnie met coalitiepartners CDA en PvdA de afspraak kunnen maken daaraan iets te gaan doen. Er ligt inmiddels een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Ook ligt er over hetzelfde onderwerp een initiatiefwetsvoorstel van SGP en SP.

Beide wetsvoorstellen roepen veel verzet op. Tijdens een Kamerdebat in januari sprak het net beëdigde VVD-Kamerlid Elias over een hobby van de ChristenUnie. “Laat mensen zelf bepalen wat ze op zondag doen”, zo besloot Elias zijn maidenspeech.

Laat ik hierover het volgende zeggen: opkomen voor de zondag als rustdag is geen hobby van een christelijke politieke partij. Hierachter gaat de overtuiging schuil dat een dag rust goed is voor de samenleving. Het is niet voor niets dat onze God al vanaf het allereerste begin een dag apart heeft gezet en opriep die dag te vieren als een rustdag. Niet alleen om kerkdiensten te kunnen bezoeken. Ook voor het in stand houden van sociale verbanden is het hebben van gemeenschappelijke vrije tijd een belangrijke voorwaarde.

Als christenpoliticus zie ik het als een opdracht om ook in een seculiere samenleving op te blijven komen voor de zondagsrust. Dat zal allereerst tot uitdrukking moeten komen in mijn eigen leven. Op zondag ligt in principe het werk stil, ook al ligt er werk genoeg. En waar dat maar kan, zullen we in wetgeving aandacht blijven besteden aan het waarborgen van de zondagsrust.

We doen dat ook vanuit het geweldige perspectief dat opgesloten zit in het principe van de zondagsrust. Ik las dat ergens zo: “De rustdag/sabbat blijft een teken van de heerlijke rust en vrede met God, die in principe geschonken is door het lijden en sterven van Jezus Christus. Jezus nodigt allen uit om de werkelijke rust bij Hem te vinden. In de opstanding uit de dood is de overwinning over de zonde duidelijk aangetoond, wat de bevrijding en vrede van een rustdag op de eerste dag van de week, de opstandingsdag, extra benadrukt. De onderhouding van de rustdag is dan tegelijk een teken van de hoop op het leven met God in de eeuwige sabbat van de nieuwe hemel en aarde.”

De auteur is voorzitter van de ChristenUniefractie in de Tweede Kamer.

Bied tegenwicht aan belediging en verwijdering

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Jan de Vries (CDA).

Afgelopen week verscheen “Vertrouwen en Zelfvertrouwen”, het product van de parlementaire zelfreflectie. In dit dikke boekwerk is er veel aandacht voor de incidentenpolitiek. Prof. Van den Berg constateert dat Kamerleden elke dag “verbijsterd” en “hoogst onaangenaam verrast” zijn. Daar blijft het echter niet bij. “Knettergek” lijkt inmiddels geaccepteerd taalgebruik. De verruwing van ons parlementair taalgebruik is besmettelijk, zo ondervind ik ook zelf.

Helaas kiest de stuurgroep Parlementaire Zelfreflectie niet voor een gedragscode voor taalgebruik en omgangsvormen in de Kamer. De stuurgroep kiest ervoor dit te zien als een verantwoordelijkheid van individuele leden, fracties en politieke partijen. Een gemiste kans. Gedragscodes werken niet alleen normerend, maar appelleren ook aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een leefbare gemeenschap. Daarom is het zo spijtig dat het parlement niet zelf tot een gedragscode weet te komen. Juist politici moeten beseffen hoe groot hun voorbeeldfunctie is.

Het parlementaire verschoningsrecht lijkt een excuus te worden voor niet alleen onparlementair taalgebruik, maar ook voor beledigen of zelfs discrimineren. En wie zich kritisch uitlaat over het toenemende beledigende en kwetsende taalgebruik, wordt verweten de vrijheid van meningsuiting te willen beperken. Alsof die absoluut is. De vrijheid van meningsuiting staat altijd in verhouding tot andere vrijheidsrechten, zoals de vrijheid van godsdienst.

Daarom kennen onze geboden naast een verbod op beledigen van mensen vanwege hun geloof ook een specifiek delict dat het lasteren van God strafbaar stelt als dit anderen krenkt. Dit wetsartikel doet recht aan de specifieke positie van gelovigen. Geloof raakt veel meer dan welke mening dan ook je persoonlijke identiteit. Een wetgever die godslastering strafbaar stelt, doet recht aan de godsdienstvrijheid en beschermt minderheden. De strafbaarstelling van smadelijke godslastering is een teken van beschaving.

Loze statements

Een teken van beschaving is het ook wanneer gelovigen met respect over andersgelovigen spreken en hen niet onnodig kwetsen. Als wij als christenen hechten aan onze vrijheidsrechten, gunnen wij die ook graag aan andere gelovigen. Alleen zo kunnen wij met recht een beroep doen op de overheid en rechter ter bescherming van onze vrijheidsrechten.

Misschien zouden wij als gelovigen ook meer respect afdwingen als wij ons niet te snel aangevallen voelen en vooral met overtuiging over God spreken. Na vijftien jaar in de actieve politiek moet ik erkennen dat ik het herkenbaar en geloofwaardig uiten van mijn geloof in mijn politieke standpunten een van de moeilijkste opgaven vind. Met steeds meer spoeddebatten en drie minuten spreektijd is dat welhaast onmogelijk geworden. Zo verwordt politiek bedrijven tot het afgeven van loze statements.

Op christenpolitici wordt extra gelet. En terecht worden wij extra beoordeeld op de wijze waarop wij ons geloof in de praktijk brengen. Iedere politieke partij maar ook maatschappelijke organisatie met de “C” in de naam heeft misschien wel niet de pretentie maar wel de intentie goed te doen.

Het is dan extra pijnlijk als blijkt dat christelijke organisaties zich in negatieve zin onderscheiden. Bijvoorbeeld door exorbitante topinkomens, een gebrek aan transparantie en medezeggenschap en door een dominantie van het economisch machtsdenken. Dan geven wij onbedoeld reden tot spot, belediging of laster. Terwijl juist in ons professioneel handelen, in welke sector dan ook, geloven kan leiden tot meer passie en een intensievere betrokkenheid. Betrokkenheid die leidt tot persoonlijke relaties. En juist in die persoonlijke relaties is er ruimte om met wederzijds respect ons geloof te delen en herkenbaar in de praktijk te brengen. Zo kunnen christenen in politiek en samenleving tegenwicht bieden aan de trend van belediging en verwijdering. Daar hebben wij naast de Tien Geboden geen nieuwe gedragscode voor nodig.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Consequent christen zijn niet gemakkelijk

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van ing. E. J. Bilder (CDA).

God is niet veranderd. De mensheid is, als we om ons heen kijken, ook niet wezenlijk anders geworden sinds Paulus de brief aan de Filippensen schreef, waaraan het thema van deze dienst is ontleend (3:18-4:1).

Als we in Filippensen 3:18 lezen dat velen leven als vijand van het kruis van Christus, dan is dat ook nu nog steeds de harde realiteit. Wie Christus daadwerkelijk wil volgen en wil leven vanuit Zijn beloften, daden en geboden, behoort tot een minderheid. Het behoeft geen betoog dat dit ook op ons parlement van toepassing is. Paulus heeft het met deze constatering niet gemakkelijk. Hij heeft er zelfs verdriet van, zo blijkt uit de woorden dat hij dit “wenende” schrijft. Zijn verdriet komt niet voort uit het feit dat hij in een minderheidspositie verkeert, maar omdat hij weet hoe het afloopt met de meerderheid. Ze gaan hun verderf, hun ondergang tegemoet.

Hoe is dat bij ons, bijeen in deze mooie oude kerk? Delen wij in dat verdriet om al die mensen om ons heen die hun ondergang tegemoet lijken te gaan?

Consequent christen zijn is lastig. Immers, de samenleving om ons heen heeft haar eigen wetten en eigen mores. Je ziet heden ten dage de afstand tussen de algemeen gangbare normen en waarden en die van de Bijbel toenemen. De op liberale leest geschoeide algemeen gangbare opvattingen, leren ons dat je ieder in z’n waarde moet laten, dat je de vrijheid moet hebben om je te ontplooien. In dat kader moet je niet met de ander bemoeien, mag je, ook als overheid, de mens eigenlijk geen beperkingen opleggen. Betuttelen wordt dat dan genoemd.

Ik merk dat ook in het politieke bedrijf. Enkele weken terug zat ik in een forum met de voorzitter van het COC. Het ging over de mogelijkheid voor christelijke scholen om mensen die samenleven met iemand van hetzelfde geslacht te weren of te ontslaan. Een moeilijke discussie, waarbij je ontdekt dat je op volstrekt verschillende golflengtes zit.

Vanuit de gangbare opvattingen is de mening van het COC dat zoiets niet moet kunnen, goed te begrijpen. Wanneer we Gods Woord laten spreken wordt het vraagstuk een stuk complexer. Hoe maak je dan duidelijk dat het niet je bedoeling is om jouw opvattingen aan een ander op te leggen, maar dat je wilt dat mensen aan jouw God gehoorzaam zijn, omdat dat tot hun heil zal strekken, om te voorkomen dat mensen, om met Paulus te spreken, hun verderf, hun ondergang tegemoet gaan?

De wereld om ons heen kan daar niet mee leven, met die wetten en regels uit de Bijbel, ze worden als onnodig knellend en sterk verouderd ervaren. In de plaats van Gods wetten plaatst men wetten en regels die de mens zelf vervaardigt, waarvoor absolute navolging wordt afgedwongen.

Wederkomst

Paulus schrijft in vers 20: “maar onze wandel is in de hemelen, waaruit ook wij de Zaligmaker verwachten.” Groter nog dan het verschil in de aardse leer en het aardse leven is het verschil in perspectief. Waar loopt het op uit? Wat verwachten we? Ook daarin gaat het niet om het product van ons handelen, maar om de vervulling van Gods beloften, om de wederkomst van onze Heere, Jezus Christus.

Leven in het perspectief van deze beloften van eeuwigheidswaarde staat op gespannen voet met de waan van de dag in het politieke bedrijf. Daarom is het ook voor de drukke mensen in de politiek van groot belang dat ze dicht bij het Woord leven en de kerkgang niet verzuimen.

In 4:2 roept Paulus op tot eensgezindheid in de Heere. Hij vermaant Euodia en Syntyche in dat kader. Ook daar mogen we ons vandaag de dag door aangesproken voelen, als we kijken naar de verdeelde christenheid.

Het navolgen van Gods geboden geeft perspectief en beloften. Het doet ons, feilbare en tekortschietende mensen, beseffen dat we niet op onszelf moeten zien, maar op Christus, Die voor al onze zonden volkomen heeft betaald. Zo mogen we uitzien naar zijn wederkomst, naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Zo mogen we dan met Paulus zeggen (4:1): “Mijn blijdschap en kroon staan in de Heere.”

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.