In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van Arie Slob.
Wat een prachtig thema weer voor de residentiepauzediensten van dit kalenderjaar. Nadenken over David, de man naar Gods hart. De tweede koning van Israël. Koning, bij de gratie Gods. Een fascinerende man met een bewogen leven, waar in de Bijbel veel over terug te vinden is. We vinden in het Bijbelboek Psalmen vruchten terug van zijn literaire begaafdheid. We lezen echter ook over zijn zonden. Zo kleefde het bloed van Uria aan zijn handen. En ondanks alles, een man naar Gods hart.
Zijn geschiedenis is boeiend, je kunt er direct beelden bij hebben. Ik heb dat bijvoorbeeld bij het gedeelte waar Samuël de zonen van Isaï observeert. Ik zie hem dan staan terwijl hij zijn keurende blik over de jongemannen laat gaan. Hij had zijn oordeel snel klaar, maar Gods oordeel was anders. De jongste zoon, de in eerste instantie afwezige, „het kleintje” schijnt er letterlijk in 1 Samuël te staan, die moest het zijn: David. En Samuël zalfde hem en, zo lezen we, de Geest van God vervulde de jonge koning David vanaf die dag.
Niet dat hij daarna direct als koning in volle functie actief was. De twintig jaar daarna was hij, zo als ik ergens in een preek treffend las, koning incognito, undercover. Aan het hof van Saul, in het hol van de leeuw. Op de vlucht, verraden, achtervolgd.
Hart
Wat kunnen we in deze tijd met een dergelijke geschiedenis? Ik ben altijd wat terughoudend in het direct doorvertalen van dit soort geschiedenissen naar onze tijd. Dit is allereerst heilsgeschiedenis. In een bekend lied wordt over Jezus gezongen als „Davids Zoon, lang verwacht. Die miljoenen eens zaligen zal.” Davids verkiezing en zalving tot koning past dus allereerst in Gods plan met deze wereld en Zijn toewerken naar de komst van de Messias. Iets om stil van te worden.
We krijgen bij David inzage hoe God werkt en welke mensen Hij daarvoor uitzoekt. God kijkt niet naar wat groot en sterk is. Hij kijkt naar het hart. Hij zoekt en schakelt mensen in die met hun hart bij Hem zijn.
Dat was toen zo, maar dat is nu nog steeds zo. Zo mogen ook wij ons hart naar Hem laten uitgaan en ons laten inschakelen in het werk voor Zijn Koninkrijk. Dat kan op iedere plaats waar we gesteld worden. Als ambtenaar op een ministerie, als leraar voor de klas, als mantelzorger, als gepensioneerde en ook, als ik naar mijn eigen situatie kijk, als lid van het parlement. Het gaat er dan niet om dat wij onszelf groot maken. De wereld waarin we leven ziet dat misschien wel graag. Zeker ook in mijn werksituatie. Maar het gaat er uiteindelijk om dat we met ons hart God zoeken en Zijn Naam groot maken in ons leven. Dat is wat uiteindelijk telt en niets anders.
We mogen nog iets leren: met Gods ogen naar de mensen om ons heen te kijken. Niet alleen dus naar wat aanzienlijk is, maar vooral misschien naar de onaanzienlijke. God leert ons met andere ogen te kijken. Laten wij niet, zoals ik in mijn werk nog weleens kan meemaken, de receptieganger zijn die in gesprek met een andere receptieganger al pratende met de ogen over hem of haar heenkijkt om te zien of er misschien niet nog een interessanter iemand te vinden is om mee te praten. Iets wat in de hal van de kerk na afloop van de dienst ook zomaar kan gebeuren.
Kanslozen
Kijken met Gods ogen leert ons om het hart van de ander te zoeken, maar ook ons hart naar de ander te laten uitgaan. In mijn situatie als politicus betekent het ook: niet alleen opkomen voor hen die het goed hebben, maar vooral ook voor hen die verdrukt worden, voor de kanslozen, de rechtelozen van deze aarde, voor hen die zelf geen stem hebben.
In de tijd en de cultuur waarin we leven zijn dit geen vanzelfsprekendheden. Mensen kijken het liefst naar hun eigen situatie en streven dan naar meer en meer en meer. Meer inkomen, meer welvaart, meer aanzien, meer status en noemt u maar op. Ook dat gaat niet aan ons voorbij.
De geschiedenis van David leert ons dat God naar ons hart kijkt. Dat Hij ons als persoon en in de verbanden waarin we georganiseerd zijn, dus ook als christelijke politieke partij, wil inschakelen, óók als we misschien naar de mens gesproken klein en onaanzienlijk zijn. God zoekt geen mensen die groot, sterk en aanzienlijk zijn, maar Hij zoekt mensen wier hart naar Hem uitgaat, die trouw willen zijn, recht willen doen en nederig met Hem willen wandelen. Laat dat leidend in ons leven zijn op de plek waar God ons heeft geplaatst. Zodat Hij de eer krijgt die Hem toekomt.
De auteur is voorzitter van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie.