Gods liefde drijft de angst uit

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Roel Kuiper (ChristenUnie).

Op leven en dood. Zo kan men Davids bestaan typeren. Ontelbaar waren de aanslagen op zijn leven en vaak ontsnapte hij ternauwernood aan de dood. David zelf had ook veel bloed aan zijn handen. In 2 Samuël 12 wordt hem de dood van een man, de onderofficier Uria, zwaar aangerekend. God laat dit ene geval niet ongezien passeren. Hij is er heel boos over.

Op leven en dood. Wij denken deze dagen aan de dramatische gebeurtenissen in Parijs, waar 132 mensen het leven lieten. Sommige deskundigen zeggen dat we er maar aan moeten wennen. De wereld is nu eenmaal onveilig en dit kan vaker voorkomen. Het verhaal over David en Uria laat zien dat we er nooit aan moeten wennen, omdat God er nooit aan went. De dood van ieder onschuldig mens is een groot kwaad.

Hoe moeten wij hierop reageren? Wij kunnen de aanslagen uit naam van ISIS niet onbeantwoord laten. En zeker, overheden zijn er om het kwaad te bestrijden en terroristen te vervolgen en te straffen. Maar hoe moet hierbij ten diepste onze houding zijn?

Haat is niet te overwinnen met haat, de opeenstapeling van geweld maakt onze wereld niet vredelievend en vrij. Er klinken dappere en vastberaden woorden, maar tegelijkertijd is er morele paniek en angst voor wat ons verder te wachten staat. Het antwoord ligt dan ook niet alleen in militaire toerusting, maar ook in geestelijke toerusting.

Niet lang geleden werd aan de Duitse bondskanselier Angela Merkel in verband met het vluchtelingenvraagstuk gevraagd of we bang moeten zijn voor verdere islamisering van het Westen. Haar antwoord was dat we als christenen niet in angst moeten leven, maar ze voegde er iets belangrijks aan toe. Hoe onderhouden we onze eigen godsdienst, de christelijke? Gaan we naar de kerk? Zijn we ”Bibelfest”, vroeg ze zich af. Wij kunnen in vrijheid en vrede met anderen leven, maar laten we niet vergeten dat die vrijheid een geestelijke grondslag heeft. Wat Europa nodig heeft is een hernieuwd zicht daarop. Wij hebben God nodig. Christelijke politici moeten dat blijven zeggen: het christelijk geloof is de geestelijke grondslag van onze vrijheid en onze vrede.

Ondanks een massieve secularisering overleeft in het Westen het christelijk geloof. Er wordt vandaag opnieuw naar gevraagd. Het verband tussen onze constitutionele vrijheden en de christelijke godsdienst wordt openlijk besproken. Laat dat inzicht verder groeien, juist nu, nu het crisis is. Onze vrijheden, onze vrede, begint bij de erkenning van de heiligheid van onze God. Dat vormt de basis voor het respect voor het leven, voor naastenliefde, gerechtigheid en trouw. Laten we daar als christenen onbekommerd over spreken. Laten we onze eigen verdeeldheid en interne discussies overwinnen, en spreken over de betekenis van ons geloof voor momenten zoals deze, spreken over de God Die de Immanuel is.

Dit is mijn hoop: dat er in Europa, „Gods continent” (Philip Jenkins), waar het christendom begon, er opnieuw gevraagd wordt naar dit geloof. Europa is te veel de reus op lemen voeten, innerlijk verdeeld, geseculariseerd en christelijk tegelijk. Er wordt nu dapper gezegd dat we door moeten gaan met ons leven, ons niet moeten laten intimideren. Maar als dit niet betekent dat we ons geestelijk wapenen, zal de angst niet werkelijk verdwijnen. God ziet alle dingen, Hij overziet de eeuwen en vergeet Zijn kudde niet. Hij wil erbij zijn, de Immanuel zijn, en nodigt ons uit Hem als zodanig te leren kennen in ons eigen leven. Als we Hem weer zien als onze Redder en Verlosser, zien we Hem verschijnen als de Koning van de koningen.

Wij leven in een wereld waarin ongekend en redeloos geweld zich breed kan maken. De overheid draagt het zwaard niet tevergeefs en zal moeten optreden, daar is geen twijfel aan. Maar voor christenen die in de samenleving actief zijn en dagelijks met anderen leven en optrekken is dit geen voorbeeld. Daar moeten we tonen wat de macht van de liefde is, de onderlinge betrokkenheid, vredelievendheid. Daar beantwoorden we haat niet met haat, koesteren geen vijandbeelden als er geen reden voor is, daar vragen we niet alleen naar ons eigen belang en welvaart, maar ook naar dat van anderen. Zo bouwen we al biddend en werkend aan de stad en het land. Die liefde drijft de angst uit. Christenen weten zich daarin gesterkt door de God Die tegen ons zegt: „Zie, Ik ben met U, tot aan de voleinding van de wereld” (Matth. 28:20).

De auteur is senator voor de ChristenUnie.

Zorg voor de zwakken

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Roelof Bisschop (SGP).

Het Rijksmuseum heeft heel veel moois te bieden. Ik wil het nu niet hebben over de ”Nachtwacht” van Rembrandt of over schilderijen van Jan Steen, maar over een ander topstuk: een zevenluik van de anonieme ”Meester van Alkmaar” uit circa 1500. Op zeven panelen heeft de schilder de zeven werken van barmhartigheid uitgebeeld: hongerigen eten geven, dorstigen van drinken voorzien, vreemdelingen herbergen, naakten kleden, zieken verzorgen, gevangenen bezoeken en de doden begraven.

U herkent in deze reeks de goede werken die de Heere Jezus in Mattheüs 25 noemt. De rechtvaardigen gaan het Koninkrijk binnen omdat zij die werken in praktijk gebracht hebben – al waren zij zich daarvan niet eens bewust. De verworpenen worden buitengesloten omdat zij deze barmhartigheden nagelaten hebben.

Deze kunstuiting maakt duidelijk dat zorg voor de zwakken onlosmakelijk verbonden is met het christelijke geloof. Stelt Christus in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10) ons Zelf overigens eigenlijk niet de vraag: „Voor wie bent u een naaste?” Zoals Hij ook in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (Lukas 16) ons confronteert met de vraag hoe wij omgaan met onze voorspoed en rijkdom. Dat zijn vragen die ons persoonlijk raken, maar we kunnen ze ook betrekken op het maatschappelijke en politieke handelen: hoe gaan wij als christenen in de samenleving en als christelijke politici om met de zorg voor de zwakken?

We leven in een ”participatiemaatschappij”, heet het. De verzorgingsstaat, zoals de overheid die de afgelopen vijftig jaar heeft vormgegeven, is vaak ten koste gegaan van de verantwoordelijkheid voor en naastenliefde tot elkaar die we in de samenleving behoren te hebben. De verzorgingsstaat is inmiddels onbetaalbaar geworden. Dus moeten we de omslag maken naar de ”participatiemaatschappij” – al zou de term ”zorgzame samenleving” mijns inziens een betere omschrijving zijn, als we de ”zorg voor de zwakken” niet uit het oog willen verliezen.

In de praktijk wordt het begrip ”participatiemaatschappij” namelijk maar al te vaak opgevat als ”prestatiemaatschappij”. Je moet bijdragen aan de economie, kinderen moeten zo vroeg mogelijk gerichte leerprogramma’s volgen en zo hoog mogelijke scores halen. De overheid ”investeert” in studenten – dus moeten zij rendement opleveren voor de samenleving, want we willen een ”kenniseconomie” zijn. Daardoor wordt ook informele zorg, zoals mantelzorg en het opvoeden van kinderen, zwaar ondergewaardeerd en zelfs fiscaal afgestraft.

Het is een tegendraadse boodschap die christenen in deze prestatiemaatschappij moeten uitdragen: het gaat uiteindelijk niet om ”het beste uit jezelf te halen”, niet om zelfontplooiing, niet om maximaal economisch rendement, niet om carrière maken (al dan niet ten koste van anderen). Het gaat om heel andere waarden.

Natuurlijk is het onze verantwoordelijkheid om de talenten waarmee de Heere God ons heeft toegerust, te gebruiken. Maar we zijn er alleen maar rentmeester over, geen meester. De vraag waar het op aankomt is dus niet hoeveel profijt de samenleving daarvan heeft, maar op welke manier we daarmee de uitbreiding van Gods Koninkrijk het beste dienen. Daarin neemt de zorg voor de zwakken een belangrijke plaats in. In geestelijk opzicht –waarbij de kerken een centrale plaats innemen–, maar ook in maatschappelijk opzicht – waarbij de samenleving en de overheid een taak hebben. Sleutelwoorden daarbij zijn barmhartigheid en rechtvaardigheid. Ofwel: hard voor de ‘wolven’ –ook die in schaapskleren– en mild voor de kwetsbaren.

Ik sluit af. Ruim dertig jaar geleden deed onderzoek in het archief van een Amersfoortse liefdadigheidsinstelling rond 1500. Ook de administratie van de penningmeester moest in dat verband doorgeploegd worden. De cijfers ben ik allemaal vergeten, maar één ding is me bijgebleven. Als koptekst boven aan de bladzijden met cijferreeksen schreef hij steeds weer het zinnetje: „Wie den armen geeft, leent den Heere.”

Dat is een boodschap –verwijzend naar de toen gangbare Bijbelvertaling– die 500 jaar later nog volop actueel is. Het gaat erom dat we, zowel persoonlijk als maatschappelijk, kerkelijk en bestuurlijk, zorgdragen voor de zwakken in de samenleving. Dat is een van onze eerste plichten als christen.

Ik wens u en ons daarbij veel bereidheid, inzicht en wijsheid toe.

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

Het goede doen, in hoop op Christus Triomfator

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van Pieter Grinwis (ChristenUnie/SGP).

De zee, die steeds weer nam Zal eenmaal wedergeven Allen die zijn gebleven Aan Hem die eerst ontkwam De Heer van wind en water Aan Christus Triomfator

Dit gedicht van Inge Lievaart staat op het vissersmonument op de boulevard van Scheveningen. Het wordt elk jaar gedeclameerd tijdens de herdenking van op zee omgekomen Scheveningse zeelieden. Als raadslid heb ik die herdenking nu een paar keer mogen meemaken.

Den Haag is een stad aan zee. Een stad ook die internationale stad van vrede en recht wil zijn. Natuurlijk ziet die marketingleus op alle internationale instellingen op het gebied van vrede en recht in onze stad. Maar wat merken we in de praktijk van alledag van vrede en recht? Ik was nog maar net raadslid of pro-ISIS-betogers gingen in de Schilderswijk de straat op met hun antidemocratische en antisemitische leuzen. Tot en met de gemeenteraad aan toe was er sympathie voor ISIS/IS.

Een paar maanden geleden sloeg, nadat Mitch Henriquez tijdens een arrestatie was overleden, op dezelfde plek de vlam opnieuw in de pan. Rellen braken uit. Het recht struikelde op de straten. Vrede en recht zijn op zo’n moment ver te zoeken.

Maar juist op dit soort kritieke momenten staan er ook mensen op die heel concreet de vrede voor onze stad zoeken. Ik was bijzonder getroffen hoe de Marthakerk aan de Hoefkade (hartje Schilderswijk) de dagen na de dood van Mitch haar deuren opende voor wijkbewoners en belangstellenden. Mensen konden hun gevoelens uiten, een gebed opzenden, een kaars ontsteken of gewoon de stilte zoeken te midden van het woelen van deze wijk, van deze stad. Deze kerk hoopte met haar openstelling een bijdrage te leveren aan de rust in die wijk en onze stad.

Een mooi voorbeeld van hoe we als christenen, als kerk, in deze tijd naaste kunnen zijn, hoe we er kunnen zijn voor onze stad. Want dat is natuurlijk best wel een vraag: Hoe hebben we als christen, als christenpoliticus, te staan in deze seculiere tijd? Ik vind de bekende slotsom van Bonhoeffers doopbrief wat dat betreft inspirerend: Bidden, het goede doen onder de mensen en wachten op God.

Het goede doen, de vrede voor de stad zoeken. Niet alleen met christenen, maar met iedereen van goede wil. Heel praktisch. Werk oppakken dat anderen laten liggen. Je huis openstellen, bijvoorbeeld voor vluchtelingen – prachtig, dat initiatief van christenen in Apeldoorn! Verbindingen leggen tussen mensen in plaats van hen in de hoek te zetten.

En in de politiek? Eigenlijk niet veel anders, natuurlijk met inachtneming van de grenzen van de politiek, van waar de overheid over gaat. Zonder pretenties, zonder maakbaarheidsidealen en belangeloos het goede doen. Met God midden in de wereld, midden in de politieke arena staan.

Dat is natuurlijk makkelijk gezegd, maar lang niet eenvoudig. Onze fractie, maar vele collega’s met mij, proberen dat door goed te luisteren naar de noden van mensen. We strijden tegen onrecht, zoals in de prostitutie. Na die pro-ISIS-demonstraties zijn we de wijk ingetrokken. We bezochten scholen en joodse instellingen, hadden indringende gesprekken met moslims, we schreven een nota met concrete voorstellen, die het college vervolgens voor een groot deel overnam. Maar ja, was dat ”het goede doen”? Of was het vooral politiek handig?

Het zit hem natuurlijk niet alleen in de inhoud, maar ook in de stijl van optreden. Ik noem maar iets kleins. Ons team van de ChristenUnie/SGP benadert alle collega’s open en onbevooroordeeld. Dat klinkt natuurlijk vanzelfsprekend. Maar ik merk dat het dat allerminst is in de zeer gepolariseerde Haagse raad.

Morgen is het Prinsjesdag. Een traditie die inmiddels ruim 200 jaar oud is. Dat is natuurlijk een lange tijd, maar steekt bleekjes af bij het eeuwige koningschap van Jezus Christus, waarover het gaat in het tekstgedeelte van de meditatie vandaag (2 Sam. 7:12-16).

Als ik sta in de wind op de boulevard bij de herdenking van omgekomen zeelieden, turend over het water, zijn het vooral deze woorden die beklijven en kracht en hoop geven: Hij Die eerst ontkwam, de Heer van wind en water, Christus Triomfator.

De auteur is fractievoorzitter van de ChristenUnie/SGP in de gemeenteraad van Den Haag.

De ark van God, midden in de wereld

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Gert-Jan Segers (CU).

In 2 Samuël 2 lezen we dat de ark van God naar Jeruzalem wordt gebracht. Het is alsof er in dat verhaal twee werelden bij elkaar komen. De grote, heilige God komt midden in onze gevallen, zondige wereld. Twee werelden die voor ons gevoel helemaal niet bij elkaar horen. Maar dat is wel wat er gebeurt als David de ark van God naar Jeruzalem haalt. Als hij de ark, waaraan de Naam van de Heer van de hemelse machten is verbonden, plaatst in Jeruzalem, in het politieke hart en het maatschappelijke centrum van Israël.

Het hele verhaal laat zien dat God via de ark plaatsneemt in het hart van de samenleving. Het is alsof hier de hemel de aarde aanraakt. Wat God hier in dit verhaal zegt, is dat wat Hij op zo veel andere pagina’s van de Bijbel zegt. Hij zegt: „Ik ben erbij, Ik ben Immanuel.” God laat hier zien dat Hij echt de ”God met ons” is, Degene Die niet loslaat wat Zijn hand eenmaal begon.

God schiep deze wereld en was er trots op, het is Zijn wereld. Toen wij begonnen te zondigen en de paradijselijke vrede met God voorbij was, liet Hij Zijn wereld toch niet in de steek. Hij vroeg: „Adam, waar ben je?” Hij wees Abraham en zijn kinderen de weg, gaf hun tien leefregels en Hij zond profeten om Zijn volk steeds te herinneren aan Gods wil met het leven. Boven alles werd God Zelf deelgenoot aan dit leven in Jezus Christus. Jezus werd een van ons, ging naar trouwerijen en begrafenissen, at met het uitschot van de samenleving, genas zieken, sprak met prostituees en landverraders, had verdriet van onrecht en ongeloof, verheugde zich over geloof en naastenliefde. Jezus kwam, stierf en stond op omdat God deze wereld liefheeft en niets liever wil dan dat deze wereld gered wordt.

God is Immanuel, de hemel raakt de aarde aan, de ark staat midden in de hoofdstad, God is erbij. Maar de grote vraag is nu: Zijn wij er ook bij? Ben ik erbij? Het is bij ons vaak van tweeën één. Of we vluchten uit de hoofdstad, weg bij onze cultuur vandaan en zoeken het heilige op. We trekken ons terug uit de wereld, beklagen ons over die wereld en verheffen ons erboven. Of we staan midden in die wereld, zakken met onze voeten in de modder, maar dan wel zo dat er ook niets heiligs meer te vinden is in ons leven. We zijn zo druk met onze inzet voor de wereld, met ons werk, we hebben het dan soms ook zo gezellig in deze wereld, dat God als vanzelf naar de rand van ons leven verdwijnt. Dat er geen plaats meer is voor God in het hart van ons leven.

We krijgen het nauwelijks bij elkaar. De heilige God en deze gebroken wereld. En toch. Als God met de ark midden in de samenleving is gaan wonen, als Hij via Jezus Zelf midden in deze wereld is gaan leven, dan is dat ook onze plaats. Onze opdracht. Toen Dietrich Bonhoeffer, de Duitse theoloog die opstond tegen Hitler, het christelijke leven wilde schetsen, vatte hij het zo samen. Bonhoeffer zei: Het leven van een gelovige is „met God, midden in de wereld.”

Politiek is geploeter in de modder. Het is een taaie bezigheid, het is werken aan vooruitgang met het geduld van duizend kleine stapjes voorwaarts. Maar er gaat iets helemaal mis als we geloven dat het Evangelie te heilig is voor werk in de modder. We ontkrachten de Schrift als we geloven dat God te verheven is voor straatkinderen, bootvluchtelingen en prostituees. Want de God van de Bijbel laat Zich namelijk anders kennen. Hier in 2 Samuël en op zo veel andere plaatsen in de Bijbel. Zo blijkt uit de Schrift dat de Eeuwige Zich kwaad maakt om zoiets kleins als een vervalste weegschaal. De grote God laat Zich in Zijn wet uit over de uithoeken van een korenveld en de zorg voor armlastige mensen. Hij beveelt Zijn kinderen om een hek om het dak van hun huis te timmeren, zodat niemand eraf kan vallen. Hij wil dat we goed voor vluchtelingen zorgen, omzien naar kwetsbare mensen. In Deuteronomium 22 geeft de Almachtige bouwvoorschriften, een flora- en faunawet en zedelijkheidswetgeving. De God van hemel en aarde wil helpen bij ons geploeter in de modder. En in Jezus Christus heeft Hij laten zien dat Hij erbij is. Heel dichtbij en heel concreet. In Jezus Christus raken hemel en aarde elkaar. Zijn kruis is net als de ark van God het teken dat God deze wereld zo liefheeft.

Onze navolging, ook onze politieke inzet voor deze wereld, voor ons land, voor deze stad, zijn een poging om evangeliewoorden opnieuw te laten landen in de modder. Ze is een voortdurende oefening om, net als God Zelf, midden in de wereld een zegen te zijn.

De auteur is Kamerlid voor de ChristenUnie.

Angst niet altijd een slechte raadgever

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Elbert Dijkgraaf (SGP).

David was erg bang, lezen we in 1 Samuël 30. Dat was niet verwonderlijk, als je let op de omstandigheden. De Amalekieten hadden woest om zich heen geslagen. De vrouwen en kinderen waren meegenomen en de stad was met vuur verbrand. En nu keerden de eigen mensen zich ook nog tegen David zélf. Om bang van te worden.

Angst en politiek zijn elkaars vrienden niet, zou je zeggen. Angst is een slechte raadgever, heb ik altijd geleerd. Maar is dat wel zo?

Zeker, angst kan verlammend werken. Als een konijn gevangen wordt door de koplampen van een auto, blijft hij roerloos zitten. De afloop kun je raden. Dat is in dit geval dus niet de beste strategie. Maar angst hóéft niet verlammend te werken. Het kan ook heel heilzaam zijn. Alert maken, als het nodig is.

Ruim twee jaar geleden mocht ik voor het eerst de begroting van Defensie behandelen. Het was een verbijsterend debat. Wie in de wereld om zich heen keek, zag overal bedreigingen. Voldoende redenen om te investeren in de verdediging van ons land, zou je zeggen. Vijanden in overvloed: piraten kaapten onze schepen, al-Qaida zaaide wereldwijd dood en verderf en vijanden van Israël schoten dagelijks raketten af op Tel Aviv en andere steden. Om niet meer te noemen.

Maar van angst was weinig te merken. Het leek er eerder op dat velen dachten dat de wereldvrede was uitgebroken. Er werd fors bezuinigd op defensie en de minister kon niet uitsluiten dat er nog méér bezuinigd zou moeten worden. Dat klimaat van ongefundeerd geloof in vrede sloeg om toen Poetin de Krim binnenviel en later vlucht MH17 neergehaald werd.

Het sloeg om toen er een aanslag in Parijs plaatsvond. Het sloeg om door de moordpartijen die IS en Boko Haram aanrichten.

Verschrikkelijke gebeurtenissen natuurlijk. Maar feitelijk zijn die verschrikkingen niet meer dan symbolen van de onderliggende onveiligheid die er altíjd is. Niet alleen in het oosten van Europa. Niet alleen in Afrika. Niet alleen in de Arabische wereld, maar wereldwijd. Het verontrustende is dat mensen die symbolen nodig hebben om voldoende alert te worden. Verontrustend omdat het geen enkele garantie biedt voor voldoende investeringen in overheidstaak nummer één: veiligheid. Want wie garandeert dat veiligheid voldoende aandacht krijgt, ook als het schijnbaar weer rustiger wordt?

Angst was in dit geval dus een goede raadgever, omdat hij veiligheid opnieuw op de agenda zette. Maar als de angst wegebt, loop je het grote risico dat veiligheid opnieuw het kind van de rekening wordt. Als alleen angst de raadgever is, gaat het mis. Laten we alert zijn en blijven, wetend dat het kwaad om zich heen grijpt. Nu, en zeker ook in de toekomst.

In een debat vroeg een collega mij eens hoelang ik door wilde gaan met investeringen in defensie. Ik heb toen geantwoord: „Tot er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zijn.” Want tot dat moment zal het kwaad zich blijven roeren. Dat betekent niet dat we overbezorgd moeten zijn. Ik denk aan het gedicht dat iedereen wel kent, of gedeelten eruit:

Een mens lijdt dikwijls ’t meest, Door ’t lijden dat hij vreest. Doch dat nooit op komt dagen. Zo heeft hij meer te dragen, Dan God te dragen geeft.

Het leed dat is, drukt niet zo zwaar, Als vrees voor allerlei gevaar. Doch komt het eens in huis, Dan helpt God altijd weer, En geeft Hij kracht naar kruis.

We hoeven niet angstig te worden als we zien wat er om ons heen gebeurt. Voor ons is er meer reden om rustig en beheerst de situatie te beschouwen. Want we mogen weten dat het kwaad al overwonnen is. Christus is opgestaan en ten hemel gevaren.

Bij Zijn hemelvaart hebben we vorige week weer stilgestaan. Met het oog omhoog, als het goed is. Hij zit nu op de troon. Hij regeert.

Het is waar, de satan gaat rond als een briesende leeuw. Maar hij heeft de strijd al verloren. Daar is geen twijfel aan. Wie het laatste Bijbelboek Openbaring leest, zou angstig kunnen worden over wat nog komen gaat. Maar alleen als hij ziet op de aankondiging van nog meer oorlogen, aardbevingen en vervolgingen. Dan zou je het hoofd kunnen laten zakken.

Maar wie het hoofd omhoog heft, hoort iets anders. Wie het hoofd omhoog heft, hoort de voetstappen van Jezus Die terugkeert naar de aarde. Wat een schitterend perspectief. „En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer.”

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

Respect heeft verbindende kracht in samenleving

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Jaco Geurts (CDA).

Het thema van dit jaar is ”David, de man naar Gods hart, koning bij de gratie Gods”. Vandaag met bijzondere aandacht voor respect. Volgens de woordenboeken gaat het bij respect om eerbied, aanzien, waardering of omzien naar elkaar. Dat is nogal wat.

Al mijmerend over de betekenis van respect moest ik denken aan 2001. In dat jaar besloot het tweede paarse kabinet van VVD, PvdA en D66 in de plaatselijke kerk van Kootwijkerbroek te vertellen dat onze dieren geruimd zouden worden wegens de vermeende uitbraak van mond-en-klauwzeer.

Van jongs af aan is me geleerd om ontzag en eerbied voor de overheid te hebben. Ingegeven door Psalm 72: „O God, geef den koning Uw rechten, en Uw gerechtigheid den zoon des konings.” Maar ondanks deze woorden ontstond bij mij een tijdelijke aversie tegen alles wat met de overheid te maken had. Arrogantie en grievende uitspraken deden daar nog een schepje bovenop. Zoals de uitspraak van toenmalig minister van landbouw Brinkhorst (D66): „Zolang Onze Lieve Heer Zelf niet gesproken heeft, is er kennelijk geen MKZ. Ik denk dat men daarop nog lang zal kunnen wachten.”

Voorbeeld

Mijn gevoel was een gevoel van onmacht. Een gevoel van het moeten verdedigen van mijn gezin, mijn inkomen, mijn bestaansrecht. Een gevoel van: Blijf af van onze gemeenschap. Ik kon geen enkel respect meer opbrengen voor Brinkhorst met zijn grievende opmerkingen. En met hem als vertegenwoordiger van de overheid dus ook geen ontzag en eerbied meer voor de overheid.

Vandaag ervaar ik de betrekkelijkheid van wat ik toen dacht. In het Bijbelgedeelte van vandaag, 1 Samuël 24, brengt God Saul en David heel dicht bij elkaar.

Calvijn schrijft: „Dat wij uit dit voorbeeld leren van David.” In de ogen van mensen kunnen we soms goede redenen hebben om ons te verdedigen. Maar in de ogen van God mogen we het soms niet zo ver laten komen.

Zouden Saul en David respect voor elkaar hebben gehad? De Bijbelverklaring van Dachsel geeft aan dat koning Saul opnieuw de ondergang van David zocht. En David werd door 600 manschappen aangemoedigd om zijn kans te grijpen en zich van Saul te ontdoen. Daaruit blijkt weinig respect of waardering voor elkaar.

We lezen wel dat David Saul op een respectvolle manier aanspreekt. Hij doet dat niet zozeer uit respect voor Saul, maar uit ontzag voor God. Saul was immers de gezalfde van God.

Kenmerk christenen

Respect staat tegenwoordig wel weer volop in de aandacht. Op ons laatste CDA-congres sprak een conductrice van de Nederlandse Spoorwegen over haar werk en met welk geweld conducteurs te maken hebben. Zelfs de opmerking dat een abonnement binnenkort verloopt, levert al verbaal geweld op. Terwijl zo’n mededeling juist een serviceopmerking is. Haar toespraak heeft bij velen, en ook bij mij, ongelooflijk veel indruk gemaakt.

Ook het respect tegenover politici is regelmatig ver te zoeken. In mijn mailbox komen e-mails binnen waaruit geen waardering voor ons werk spreekt. Triest, maar nog erger is dat regelmatig onze God daarin wordt beledigd. Wanneer je inhoudelijk reageert, komt er zelden een reactie.

Respect voor elkaar gaat verder dan de huidig veel geprezen tolerantie. Want ”ik respecteer je mening” kun je zeggen zonder iets met de mening van de ander te doen.

Respect is als het goed is een verbindende factor in de samenleving. Respect en liefde zijn kenmerkend voor hoe wij als christenen in het leven staan. En ik denk dat iemand alleen respect en gezag kan afdwingen doordat zijn woorden aansluiten op zijn gedrag.

In Dordrecht staat boven de uitgang van een kerk: „De dienst in de kerk is ten einde, de dienst buiten de kerk is begonnen.” Laten wij, zoals we hier samen zitten, voldoende respect en liefde horen en zien in ons leven? Verbeter de wereld en begin bij jezelf! Laten we dat niet uitstellen. De dienst buiten de kerk is begonnen.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Vriendschap laat mensen anders zien

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Kees van der Staaij (SGP).

Voor een echte vriend doe je alles. Dat zien we prachtig terug bij David en Jonathan. Ze waren bondgenoten, ze gunden elkaar het beste. Jonathan wilde niet dat David gevaar liep, en waarschuwde hem als dat dreigde. David schreef Jonathan niet af, ondanks de vijandigheid van zijn vader Saul. Wat een bijzonder intense en hartelijke verbondenheid!

Echte vriendschappen versterken de samenleving. Geweldig toch als mensen voor elkaar zorg dragen. Mensen die het fijn vinden om jou een plezier te doen. Mensen die intens meeleven als je ziek bent. Mensen die het voor je opnemen als anderen iets onaardigs over je zeggen. Als kwetsbare mensen kunnen we niet zonder anderen die zich om ons bekommeren. Anders zou het maar een eenzaam bestaan zijn.

Gelukkig zijn er heel wat mogelijkheden om verbonden te zijn met anderen. Door families, door het huwelijk, in de kerk, door buren. En zomaar, door je hele levensweg heen, kunnen daarbij ook mooie vriendschappen wortel schieten. Een Godsgeschenk. Dat is trouwens ook de betekenis van de naam Jonathan.

Ik heb het tot hiertoe over de verhoudingen van mens tot mens. Anders is het als het om de overheid gaat. Er is niets mis mee als jij een echte vriend in je avonduren gaat meehelpen een dakkapel te bouwen terwijl je dat voor een ander niet zomaar zou doen. Burgers hoeven elkaar niet gelijk te behandelen. Maar een overheid moet dat wél. Dat staat zelfs in de Grondwet. Als alleen het vriendje van een wethouder een vergunning voor een dakkapel krijgt en ik voor een soortgelijk rijtjeshuis een botte weigering krijg, dan klopt daar helemaal niets van: vriendjespolitiek!

Vriendjespolitiek en corruptie geven geen pas. Eerlijke rechters, faire bestuurders – handelen zonder aanzien des persoons. Als dat er niet is, is er geen rechtsstaat. Dan woont er geen gerechtigheid. In de internationale politiek wemelt het van de nepvrienden. De vijand van onze vijand is vandaag onze vriend. Maar diep zit het niet. Ik zou zeggen: pas op als Iran wil helpen om IS tegen te gaan. Van verkeerde vrienden kun je veel last hebben.

Ook wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Lees Johannes 19 maar. Stadhouder Pontius Pilatus vindt geen schuld in Jezus, maar levert Hem toch over om gekruisigd te worden. Waarom? Hij was bang dat hij anders geen vriendjes meer zou zijn met keizer Tiberius, met alle gevolgen van dien. Hij was bang in ongenade te vallen bij de keizer als hij niet steviger zou optreden tegen een Koning der Joden. „Hoe wordt Jezus nog dagelijks veroordeeld en verworpen om de vriendschap van de keizer”, zei de theoloog Abraham Hellenbroek in de achttiende eeuw al. Hoe weinigen hebben er zin in om een vijand van de zondige wereld te worden, om een vriend van God te zijn.

Vandaag de dag is het niet anders. Voor een echte vriend doe je alles, zou je misschien zelfs je leven willen geven. Het wonder van Christus’ lijden is nog veel groter. Hij ging de dood in voor vijanden! Onbegrijpelijke liefde. Hij is het die ons Zijn vriendschap biedt.

Als die liefde in ons hart de boventoon voert, kijken we ook anders naar de mensen om ons heen. Vrienden heb je lief, dat gaat vanzelf. Maar heb ook je vijanden lief, zegt Christus. Ik hoorde het in Nigeria: christenen die zelf de vreselijkste dingen meemaakten, maar toch vergevingsgezind voor hun vijanden van Boko Haram baden. Indrukwekkend. Als politicus zeg ik er gelijk bij: dat doet niets af aan de dure plicht voor de overheid om alles op alles te zetten om bescherming tegen vijanden te bieden.

Terug naar politiek Den Haag. Je moet de politiek niet ingaan om vrienden te maken. Al helemaal niet om vriendjes te worden met partijen die vijandig staan tegenover de kern van je gedachtegoed. Maar we hoeven ons er niet voor te schamen om met welke partij dan ook goede zakelijke afspraken te maken als het landsbelang dat vraagt. Juist als we goed weten waar we zelf voor staan, dat duidelijk maken en er niet mee marchanderen, kan dat lijden.

Tot slot: morgen zijn er weer verkiezingen. Ik spreek wel de hoop uit dat u wilt bijdragen aan een goede uitslag voor uw echte politieke vrienden. Wie dat zijn? Dat ga ik voor u niet invullen. Maar als u het mij vraagt, dan zou ik zeggen, dat zijn degenen die amen zeggen op het Woord van Christus: Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied (Joh. 15:14).

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

Angst en zorg mogen het publieke leven niet beheersen

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van mr. J. P. H. Donner.

David en Goliath; het verhaal is overbekend. Het wordt al eeuwen gebruikt –en misbruikt– als voorbeeld van hoe ook ogenschijnlijk zwakke krachten het machtige en krachtige kunnen verslaan.

Als het beeld van David en Goliath tegenwoordig wordt gebruikt, ligt de nadruk steevast op de ongelijkwaardige krachten van beiden. Daarin wordt de lering gezien voor hedendaagse situaties. Dat krachtsverhoudingen niet bepalend zijn, dat men macht niet moet bestrijden met de eigen wapens op eigen terrein, maar door het onverwachte te doen. Zo wordt het echter een gewoon verhaal over de betrekkelijkheid van macht en kracht; dat men niet op macht moet vertrouwen, maar op verstand en slimheid. En dat is nu juist niet de boodschap van het Bijbelse verhaal van David en Goliath. Dat gaat over vertrouwen op God, en niet op jezelf.

Vertrouwen op God; maar dan niet het vertrouwen waar je over praat, maar vertrouwen waar je op bouwt. Vertrouwen waar je over praat, wordt betwijfeld. Echt vertrouwen is vanzelfsprekend – is rotsvast. Zoals in het verhaal over de rabbi die met zijn assistent onderweg overnachtte bij een kinderloos echtpaar. De vrouw klaagde haar nood aan hem en de rabbi zegde haar toe dat als zij in geloof in gebed daarom vroeg, zij een kind zou krijgen. Een jaar later was er een kind. De assistent, die ook ongewenst kinderloos was, vroeg zuur aan de rabbi waarom zijn gebed nooit verhoord werd. Waarop deze hem antwoordde dat hij ook nooit na zijn gebed onmiddellijk een wieg en kinderkamer had gemaakt, kinderkleren had gekocht en alles in gereedheid had gebracht, in vertrouwen dat het kind er zou komen.

Zo groot was ook het vertrouwen van David. Is dat de boodschap? Dat we in geloof mogen vertrouwen dat het goed komt?

Dat niet, denk ik. David doet geen beroep op Gods Naam om vervolgens met zijn armen over elkaar te blijven staan. Dat zou God verzoeken zijn, zoals later de verzoeking van Christus in de woestijn; spring van het tempeldak en engelen zullen U dragen. Nee, toen Goliath aanviel, ging David erop af met zijn slinger en overwon. Hij was niet onbewapend, zoals Gideon –de slinger was een wapen in de oudheid–, hij was alleen lichter bewapend en God gaf de zege.

Is dat dan misschien de strekking; dat wie in Gods Naam strijdt de overwinning behaalt? Dat is ongetwijfeld zo. Maar politiek is dat een heel gevaarlijke gedachte. Velen voeren in naam van hun god oorlog tegen de machtigen der aarde; de Islamitische Staat, de aanslagplegers in Parijs. Zij denken hetzelfde te doen als David; de wereld bestrijden omdat deze hun god niet de eer geeft. De aanslagplegers in Parijs waren, net als David, verontwaardigd omdat hun god beschimpt werd. U en ik kunnen vermoedelijk het verschil wel aangegeven, maar voor buitenstaanders oogt het allemaal hetzelfde.

Het verhaal van David en Goliath richt zich tot ieder van ons, niet specifiek tot de politiek. Als ik het goed zie, zit een belangrijke sleutel van het verhaal even voor de passage die we lazen, in vers 11. Als Goliath voor de eerste keer Israël heeft uitgedaagd, staat er: „Bij het horen van deze woorden stonden Saul en het leger van Israël verlamd van schrik.” Angst bepaalde het handelen van Saul en van de andere Israëlieten, en niet wat er geboden was om te doen. Alleen bij David is dat anders. Als hij Goliath hoort, raakt hij niet verlamd van angst, maar bezield door verontwaardiging. Dat bepaalt zijn reactie, hij doet wat geboden is in het volle vertrouwen dat God Goliath wel in zijn macht zal geven.

Dat is, denk ik, de praktische boodschap van het verhaal van David en Goliath, ook in onze tijd. Dat als het erom gaat te doen wat uit geloof geboden is om te doen, we ons niet moeten –en hoeven– te laten beheersen door angst. Angst is een slechte raadgever. Als vrees voor anderen en zorg om het eigen bestaan het leven gaan beheersen, komt de zorg voor de naaste doorgaans als eerste in de knel. En als angst en zorg ons publieke leven gaan beheersen, komen er doorgaans mensen in de knel – veel mensen. Want in de politiek hanteert men macht over anderen en als dat beheerst gaat worden door vrees voor wat anders of vreemd is, ligt onrecht of erger al gauw op de loer.

De boodschap van het verhaal van David en Goliath is misschien wel dezelfde als de bede van Franciscus: „Heer, geef berusting om te aanvaarden wat ik moet aanvaarden, geef de moed om aan te pakken wat er veranderd moet worden, en geef de wijsheid om tussen die twee te kunnen onderscheiden.” En ik zou eraan toevoegen: laat mij niet uit angst berusten in wat ik uit overtuiging zou moeten veranderen of bestrijden. Die wijsheid en die moed had David tegenover Goliath, en dat maakte hem tot een man naar Gods hart. Laten wij evenzo doen in ons leven.

De auteur is vicepresident van de Raad van State.

Laat je inschakelen in dienst van het Koninkrijk

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van Arie Slob.

Wat een prachtig thema weer voor de residentiepauzediensten van dit kalenderjaar. Nadenken over David, de man naar Gods hart. De tweede koning van Israël. Koning, bij de gratie Gods. Een fascinerende man met een bewogen leven, waar in de Bijbel veel over terug te vinden is. We vinden in het Bijbelboek Psalmen vruchten terug van zijn literaire begaafdheid. We lezen echter ook over zijn zonden. Zo kleefde het bloed van Uria aan zijn handen. En ondanks alles, een man naar Gods hart.

Zijn geschiedenis is boeiend, je kunt er direct beelden bij hebben. Ik heb dat bijvoorbeeld bij het gedeelte waar Samuël de zonen van Isaï observeert. Ik zie hem dan staan terwijl hij zijn keurende blik over de jongemannen laat gaan. Hij had zijn oordeel snel klaar, maar Gods oordeel was anders. De jongste zoon, de in eerste instantie afwezige, „het kleintje” schijnt er letterlijk in 1 Samuël te staan, die moest het zijn: David. En Samuël zalfde hem en, zo lezen we, de Geest van God vervulde de jonge koning David vanaf die dag.

Niet dat hij daarna direct als koning in volle functie actief was. De twintig jaar daarna was hij, zo als ik ergens in een preek treffend las, koning incognito, undercover. Aan het hof van Saul, in het hol van de leeuw. Op de vlucht, verraden, achtervolgd.

Hart

Wat kunnen we in deze tijd met een dergelijke geschiedenis? Ik ben altijd wat terughoudend in het direct doorvertalen van dit soort geschiedenissen naar onze tijd. Dit is allereerst heilsgeschiedenis. In een bekend lied wordt over Jezus gezongen als „Davids Zoon, lang verwacht. Die miljoenen eens zaligen zal.” Davids verkiezing en zalving tot koning past dus allereerst in Gods plan met deze wereld en Zijn toewerken naar de komst van de Messias. Iets om stil van te worden.

We krijgen bij David inzage hoe God werkt en welke mensen Hij daarvoor uitzoekt. God kijkt niet naar wat groot en sterk is. Hij kijkt naar het hart. Hij zoekt en schakelt mensen in die met hun hart bij Hem zijn.

Dat was toen zo, maar dat is nu nog steeds zo. Zo mogen ook wij ons hart naar Hem laten uitgaan en ons laten inschakelen in het werk voor Zijn Koninkrijk. Dat kan op iedere plaats waar we gesteld worden. Als ambtenaar op een ministerie, als leraar voor de klas, als mantelzorger, als gepensioneerde en ook, als ik naar mijn eigen situatie kijk, als lid van het parlement. Het gaat er dan niet om dat wij onszelf groot maken. De wereld waarin we leven ziet dat misschien wel graag. Zeker ook in mijn werksituatie. Maar het gaat er uiteindelijk om dat we met ons hart God zoeken en Zijn Naam groot maken in ons leven. Dat is wat uiteindelijk telt en niets anders.

We mogen nog iets leren: met Gods ogen naar de mensen om ons heen te kijken. Niet alleen dus naar wat aanzienlijk is, maar vooral misschien naar de onaanzienlijke. God leert ons met andere ogen te kijken. Laten wij niet, zoals ik in mijn werk nog weleens kan meemaken, de receptieganger zijn die in gesprek met een andere receptieganger al pratende met de ogen over hem of haar heenkijkt om te zien of er misschien niet nog een interessanter iemand te vinden is om mee te praten. Iets wat in de hal van de kerk na afloop van de dienst ook zomaar kan gebeuren.

Kanslozen

Kijken met Gods ogen leert ons om het hart van de ander te zoeken, maar ook ons hart naar de ander te laten uitgaan. In mijn situatie als politicus betekent het ook: niet alleen opkomen voor hen die het goed hebben, maar vooral ook voor hen die verdrukt worden, voor de kanslozen, de rechtelozen van deze aarde, voor hen die zelf geen stem hebben.

In de tijd en de cultuur waarin we leven zijn dit geen vanzelfsprekendheden. Mensen kijken het liefst naar hun eigen situatie en streven dan naar meer en meer en meer. Meer inkomen, meer welvaart, meer aanzien, meer status en noemt u maar op. Ook dat gaat niet aan ons voorbij.

De geschiedenis van David leert ons dat God naar ons hart kijkt. Dat Hij ons als persoon en in de verbanden waarin we georganiseerd zijn, dus ook als christelijke politieke partij, wil inschakelen, óók als we misschien naar de mens gesproken klein en onaanzienlijk zijn. God zoekt geen mensen die groot, sterk en aanzienlijk zijn, maar Hij zoekt mensen wier hart naar Hem uitgaat, die trouw willen zijn, recht willen doen en nederig met Hem willen wandelen. Laat dat leidend in ons leven zijn op de plek waar God ons heeft geplaatst. Zodat Hij de eer krijgt die Hem toekomt.

De auteur is voorzitter van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie.