De ark van God, midden in de wereld

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Gert-Jan Segers (CU).

In 2 Samuël 2 lezen we dat de ark van God naar Jeruzalem wordt gebracht. Het is alsof er in dat verhaal twee werelden bij elkaar komen. De grote, heilige God komt midden in onze gevallen, zondige wereld. Twee werelden die voor ons gevoel helemaal niet bij elkaar horen. Maar dat is wel wat er gebeurt als David de ark van God naar Jeruzalem haalt. Als hij de ark, waaraan de Naam van de Heer van de hemelse machten is verbonden, plaatst in Jeruzalem, in het politieke hart en het maatschappelijke centrum van Israël.

Het hele verhaal laat zien dat God via de ark plaatsneemt in het hart van de samenleving. Het is alsof hier de hemel de aarde aanraakt. Wat God hier in dit verhaal zegt, is dat wat Hij op zo veel andere pagina’s van de Bijbel zegt. Hij zegt: „Ik ben erbij, Ik ben Immanuel.” God laat hier zien dat Hij echt de ”God met ons” is, Degene Die niet loslaat wat Zijn hand eenmaal begon.

God schiep deze wereld en was er trots op, het is Zijn wereld. Toen wij begonnen te zondigen en de paradijselijke vrede met God voorbij was, liet Hij Zijn wereld toch niet in de steek. Hij vroeg: „Adam, waar ben je?” Hij wees Abraham en zijn kinderen de weg, gaf hun tien leefregels en Hij zond profeten om Zijn volk steeds te herinneren aan Gods wil met het leven. Boven alles werd God Zelf deelgenoot aan dit leven in Jezus Christus. Jezus werd een van ons, ging naar trouwerijen en begrafenissen, at met het uitschot van de samenleving, genas zieken, sprak met prostituees en landverraders, had verdriet van onrecht en ongeloof, verheugde zich over geloof en naastenliefde. Jezus kwam, stierf en stond op omdat God deze wereld liefheeft en niets liever wil dan dat deze wereld gered wordt.

God is Immanuel, de hemel raakt de aarde aan, de ark staat midden in de hoofdstad, God is erbij. Maar de grote vraag is nu: Zijn wij er ook bij? Ben ik erbij? Het is bij ons vaak van tweeën één. Of we vluchten uit de hoofdstad, weg bij onze cultuur vandaan en zoeken het heilige op. We trekken ons terug uit de wereld, beklagen ons over die wereld en verheffen ons erboven. Of we staan midden in die wereld, zakken met onze voeten in de modder, maar dan wel zo dat er ook niets heiligs meer te vinden is in ons leven. We zijn zo druk met onze inzet voor de wereld, met ons werk, we hebben het dan soms ook zo gezellig in deze wereld, dat God als vanzelf naar de rand van ons leven verdwijnt. Dat er geen plaats meer is voor God in het hart van ons leven.

We krijgen het nauwelijks bij elkaar. De heilige God en deze gebroken wereld. En toch. Als God met de ark midden in de samenleving is gaan wonen, als Hij via Jezus Zelf midden in deze wereld is gaan leven, dan is dat ook onze plaats. Onze opdracht. Toen Dietrich Bonhoeffer, de Duitse theoloog die opstond tegen Hitler, het christelijke leven wilde schetsen, vatte hij het zo samen. Bonhoeffer zei: Het leven van een gelovige is „met God, midden in de wereld.”

Politiek is geploeter in de modder. Het is een taaie bezigheid, het is werken aan vooruitgang met het geduld van duizend kleine stapjes voorwaarts. Maar er gaat iets helemaal mis als we geloven dat het Evangelie te heilig is voor werk in de modder. We ontkrachten de Schrift als we geloven dat God te verheven is voor straatkinderen, bootvluchtelingen en prostituees. Want de God van de Bijbel laat Zich namelijk anders kennen. Hier in 2 Samuël en op zo veel andere plaatsen in de Bijbel. Zo blijkt uit de Schrift dat de Eeuwige Zich kwaad maakt om zoiets kleins als een vervalste weegschaal. De grote God laat Zich in Zijn wet uit over de uithoeken van een korenveld en de zorg voor armlastige mensen. Hij beveelt Zijn kinderen om een hek om het dak van hun huis te timmeren, zodat niemand eraf kan vallen. Hij wil dat we goed voor vluchtelingen zorgen, omzien naar kwetsbare mensen. In Deuteronomium 22 geeft de Almachtige bouwvoorschriften, een flora- en faunawet en zedelijkheidswetgeving. De God van hemel en aarde wil helpen bij ons geploeter in de modder. En in Jezus Christus heeft Hij laten zien dat Hij erbij is. Heel dichtbij en heel concreet. In Jezus Christus raken hemel en aarde elkaar. Zijn kruis is net als de ark van God het teken dat God deze wereld zo liefheeft.

Onze navolging, ook onze politieke inzet voor deze wereld, voor ons land, voor deze stad, zijn een poging om evangeliewoorden opnieuw te laten landen in de modder. Ze is een voortdurende oefening om, net als God Zelf, midden in de wereld een zegen te zijn.

De auteur is Kamerlid voor de ChristenUnie.