Boeren hebben te maken met onrecht, onmacht en onduidelijkheid. Toekomstperspectief ontbreekt en 2030 als stip op de horizon is onrealistisch. De overheid moet daarom snel daadkracht tonen en hoop bieden.
Hij zat naast mij als inspreker, een boer. Met grote, eeltige handen, maar gebroken. Gebroken door de boodschap van 0 procent stikstofuitstoot in 2030. Tijdens dezelfde commissievergadering zat een dame van een natuurorganisatie al een tijd richting mij te seinen dat het antwoord afgekapt moest worden, toen het ging over de kwaliteit van de terreinbeherende organisaties (TBO’s). Een kleine schets van de huidige situatie: wanhoop bij boeren, zelfverzekerdheid bij natuurorganisaties en onrust en gemis aan daadkracht bij de overheid. Dat alles neemt niet weg dat we natuurlijk zorgvuldig moeten omgaan met de schepping.
Stikstofkaart
Langs drie lijnen is de huidige situatie voor boeren te schetsen: onrecht, onmacht en onduidelijkheid. Tijdens de totstandkoming van de natuurwetging is onvoldoende geluisterd naar en gesproken met de boeren. Ook is de stand van de natuur per gebied niet voor iedereen inzichtelijk. Na de oorlog waren de boeren de redders. Zorgen ze nu voor de ondergang?
De onmacht is voelbaar en merkbaar in de gesprekken met boeren. De nadelige effecten van de beruchte stikstofkaart op de financiering die boeren nodig hebben, zijn fors en belemmeren toekomstperspectief. Er staat echter nog niets tegenover. Daarnaast is het jaartal 2030 onrealistisch. Met steun van de overheid hebben twee generaties de boerenbedrijven tot nu toe opgebouwd. Moeten de boeren dan binnen zeven jaar aan nieuwe wettelijke eisen van de overheid kunnen voldoen? Dat is niet reëel!
Daarnaast hebben de boeren en de politiek te maken met een zeer sterk georganiseerde lobby vanuit de natuurorganisaties. Als die zich zorgen maken om de natuur wereldwijd, moeten ze toch ook beseffen dat de boeren in Nederland ontzettend efficiënt zuivel produceren. Recente cijfers geven aan dat er voor elke in Nederland verdwijnende koe in Duitsland drie en op het zuidelijk halfrond zeven koeien moeten terugkomen om dezelfde hoeveelheid zuivel te kunnen produceren. Ook de opkomende maakbaarheidsgedachte als het gaat om de natuur krijgt bij de boeren lang niet altijd de handen op elkaar. De ontwikkeling van veenmosrietlanden bijvoorbeeld loopt via een natuurlijk proces dat zelfs over twintig nog niet is afgerond.
Mist
De onduidelijkheid is nog erger en vreet aan de boeren. De stikstofkaart is eerst gedropt en vervolgens teruggetrokken, maar de mist blijft hangen. Verder wordt er al maanden gesproken over ”piekbelasters”, maar over de vraag wanneer precies een boer een piekbelaster is, komt in april pas duidelijkheid. Ook over de manier waarop metingen worden gedaan en de gegevens die ze opleveren, komen er steeds meer vragen. Kortom: onzekerheid en onrust.
Om bijvoorbeeld stikstof te kunnen reduceren, moeten er gebiedsplannen worden opgesteld. Daarin speelt de vraag: wat willen we met het landelijk gebied in een bepaalde regio? In sommige gebieden wordt al maanden gewerkt aan een plan, maar heeft de provincie hom nog kuit gegeven. Dit terwijl de plannen (of de aanzet daarvoor) wel in juni ingeleverd moeten worden bij het Rijk.
Worden boeren zo niet lam gemaakt? Neemt het ziekteverzuim onder hen hierdoor niet fors toe? Als overheid moeten we ervoor uitkijken dat het hele stikstofproces gaat lijken op het uitroken van boeren.
Verkiezingsuitslag
Lichtpuntjes zijn er zeker. De door BBB gewonnen verkiezingen van 15 maart zouden een zorgvuldig reflectiemoment moeten opleveren en moeten resulteren in een ruimer tijdpad. Niet 2030 moet de stip op de horizon zijn, maar minstens 2035. En dat hoeft de bouwproductie niet meer in de weg te staan dan de onrealistische 2030-doelen. Over veel onderwerpen moet snel duidelijkheid komen voor de boeren en ook de vissers. De overheid mag geen proefballonnen of goedbedoelde voorafjes presenteren als ze kan voorzien dat de impact daarvan enorm zal zijn. En als er op basis van de juiste data veranderingen nodig zijn, laat dan ook de bijbehorende regelingen juist zijn. Dus in geen geval onteigening onder dwang. De verkiezingsuitslag vergroot ondertussen de kans op meer ruimte en geld én meer steun voor innovatie op boerenbedrijven.
Naast dit alles mogen we hopen en bidden dat de boeren en vissers met Job kunnen zeggen: „De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam des Heeren zij geloofd.” Hiermee wil ik niets afdoen van de enorme impact van het huidige beleid op boeren en vissers. Moge de Heere hen net als Job hierna dubbel willen zegenen.
De echte hoop voor boeren en vissers en voor ons allemaal heeft betrekking op het eeuwige leven. Op de nieuwe aarde zullen onteigening, onmacht, onrecht en onduidelijkheid ontbreken. Daar is de hoop werkelijkheid geworden. In het licht daarvan is alle moeite in dit leven maar tijdelijk. Daartegenover staat het eeuwig met God mogen zijn.
Laten we nu echter bidden om kracht en wijsheid voor de overheid in deze ingewikkelde en zorgelijke tijd. Opdat de overheid Gods dienares is, boeren, vissers en ons allemaal ten goede.
Gerard van den Breevaart is Statenlid namens de SGP in Zuid-Holland. Dit artikel is een samenvatting van zijn toespraak tijdens de residentiepauzedienst op 21 maart in de Waalse Kerk in Den Haag.