Voorbede voor de overheid

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van dr. Roelof Bisschop.

Een jaar of vijf geleden leverde ik op verzoek van de SGP voor het eerst een bijdrage aan een ”summer school” in Albanië. Die was georganiseerd voor en door jonge Albanese christenen. Uit de onderlinge gesprekken ter plaatse bleek al snel dat onder hen sterk de vraag leefde of zij zich als christen wel op het terrein van de politiek mochten begeven. Was dat niet een vorm van ontrouw aan christelijke waarden? En mocht je wel voor politiek en overheid bidden? Lagen die niet op het terrein van de boze? Je bent als christen toch pelgrim, vreemdeling op deze aarde? Iemand die een beter Vaderland zoekt?

Dat waren in hun situatie zeer begrijpelijke vragen. Decennialang waren christenen vervolgd, Bijbels verboden en geheime samenkomsten verstoord. De atheïstische communistische ideologie was allesoverheersend aanwezig geweest, niet het minst ook in opvoeding en onderwijs. Politiek en overheid hadden zich gemanifesteerd als exponenten van het kwaad. Geen wonder dat een Bijbelgedeelte als 1 Timotheüs 2:1-4, maar ook Romeinen 13, voor hen moeilijk te plaatsen was. Wat stond hun echter te doen, nu Albanië een parlementaire democratie vormde?

Tweeërlei regiment

Buitengewoon verhelderend voor hen was de kennismaking met de visie van Johannes Calvijn op de plaats en taak van staat en overheid. Door diens concept van het ”tweeërlei regiment” realiseerden zij zich dat de goede God na de zondeval middelen ingesteld heeft om de doorwerking van het kwaad en de macht van de boze in Zijn schepping tegen te gaan. Enerzijds door het ”geestelijk regiment” (waaronder de kerk) en anderzijds door het ”burgerlijk regiment” (waaronder de overheid).

Daardoor werd hun duidelijk dat de overheid niet behoort tot het rijk van het kwaad, maar dat die Gods dienares is, Zijn ”diakonos” (Romeinen 13:4). Om recht en gerechtigheid te oefenen, om zonde, ongerechtigheid en kwaad tegen te gaan, om de maatschappelijke orde te handhaven, de kwaden te straffen en de goeden te beschermen.

De vraag of je wel voor politiek en overheid mag bidden, verandert zo in een aangename plicht: smekingen, gebeden, voorbiddingen en dankzeggingen doen voor alle mensen – en dus ook voor de overheid. Om zo die overheid, als weerhoudende kracht tegen de macht en doorwerking van het kwaad, te ondersteunen en te versterken. Ook de vraag of je, waar mogelijk, mag deelnemen aan het politieke besluitvormingsproces komt dan in een ander licht te staan. Waar gelegenheid en mogelijkheid geboden worden, is dat je verantwoordelijkheid. Immers: ora et labora.

Gedragen

Vóór alle dingen smekingen, gebeden, voorbiddingen en dankzeggingen doen voor alle mensen, voor koningen en allen die in hoogheid zijn. Maar heeft dat dan wel zin? Eigenlijk is die vraag overbodig. Paulus zou dat, geïnspireerd door de Heilige Geest, ons niet opgedragen hebben als dat een vruchteloos werk zou zijn. Maar laat ik de waarde van het gebed voor de overheid en haar bijkomende facetten concreet maken door twee actuele voorbeelden.

Als lijsttrekker bij gemeentelijke en provinciale verkiezingen was ik meer dan eens betrokken bij een veelheid aan verkiezingsactiviteiten. Als dan in de voorbede op zondag de christelijke politici opgedragen werden aan de troon van Gods genade, of als een mevrouw na afloop van een verkiezingsbijeenkomst je even aanschoot met de opmerking: „Ik bid elke dag voor jullie”, dan wist je je gedragen op de vleugels van het gebed – hoe de uitslag ook zou zijn.

Tweede voorbeeld. In mei 2013 werd door de Tweede Kamer het wetsvoorstel behandeld dat de benoeming van gewetensbezwaarde trouwambtenaren in het vervolg onmogelijk zou moeten maken. Namens de SGP zou ik aan het debat deelnemen. In de aanloop naar het debat kwam er een berichtje langs: „Ik wil u graag laten weten dat ons landelijke gebedsteam nu voor jullie in gebed is.” – Ja maar, dat heeft niet geholpen, toch? Inmiddels is het van kracht geworden!

Toch ligt dat anders. Hoe het verder zal gaan, moeten we afwachten, maar alle bidders mogen weten dat hun gebed in elk geval tot persoonlijke ondersteuning van die politici is geweest, die ernaar verlangden om voor Gods naam en zaak uit te komen.

Juist de christen, die als pelgrim, als vreemdeling op deze aarde leeft, weet het zeker: die bij ons zijn, zijn meer dan die bij hen zijn. Omdat hij weet heeft van de kracht van het gebed voor de overheid.

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

Politiek is niet vies

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Jaco Geurts (CDA).

Romeinen 13 zegt ons heel duidelijk dat we het gezag van de overheid moeten erkennen. Wie zich tegen dit gezag verzet, verzet zich tegen een instelling van God. Dat is voor ons als mensen die leven in de 21e eeuw moeilijk te accepteren. Wij zijn het er diep in ons hart niet mee eens.

Over dit specifieke stuk in de Bijbel heb ik veel nagedacht, naar aanleiding van een besluit van de regering in 2001. De regering besloot toen over te gaan tot ruiming van vele dieren, door de veeziekte mond-en-klauwzeer (MKZ) die ons land toen teisterde.

Samen met mijn gezin woonde ik destijds in Kootwijkerbroek. En ook de varkens waar wij voor zorgden moesten worden gedood wegens vermeende MKZ. Het gezag erkennen van de overheid, terwijl je ervan overtuigd bent dat je varkens gezond zijn en ruiming niet nodig is, is voor mij erg moeilijk geweest.

De Bijbelverklaring van Dächsel heeft me geleerd dat een christen geen recht van revolutie kent. Een christen kan in een toestand komen dat hij aan de overheid gehoorzaamheid moet weigeren. Maar alleen als die overheid hem noodzaakt om onrecht te doen. Nooit als een christen zelf onrecht moet lijden!

Opdracht

Uiteindelijk heb ik ingestemd met de ruiming van de varkens. Maar ik vraag me regelmatig af of het niet anders had gemoeten. Was ik tot die tijd niet politiek actief, de worsteling die ik in Kootwijkerbroek heb meegemaakt, is voor mij achteraf een van de redenen geweest om de politiek in te gaan.

Ik wilde actief meedenken en niet chagrijnend mijn hoofd buigen omdat het niet anders kon. Niet denken: het wordt steeds minder christelijk en Nederland is toch niet meer te redden. Niet tegen de politiek aanschoppen, maar proberen veranderingen ten goede in de overheid aan te brengen. Dat was een opdracht die ik mezelf meegaf toen ik politiek actief werd. Eerst als raadslid en fractievoorzitter voor het CDA in Barneveld en nu als Tweede Kamerlid.

De titel die de organisatie me vandaag meegaf was: Politiek is niet vies. En ja, daar ben ik het mee eens. Politiek bedrijven is het sluiten van compromissen. Dit is in mijn ogen niet hetzelfde als vuile handen maken. Het is de kern van de politiek om op vredige wijze verschillende meningen te verenigen in een gemeenschappelijk belang.

In de dagelijkse praktijk merk ik dat politiek ook strijd kan zijn. Strijd om op te komen voor je idealen. Strijd om op te komen voor onze naasten. Maar ook strijd om op te komen voor onze veiligheid.

Veiligheid

Dat is gelijk een bruggetje naar wat Romeinen 13 ons nog meer leert. De overheid staat in dienst van God en is er voor ons welzijn. Daaronder versta ik ook dat zij dient op te komen voor onze naasten en onze eigen veiligheid buiten onze landsgrenzen.

Recent heeft de Tweede Kamer in grote meerderheid ingestemd met een missie naar Irak. Zo’n besluit wordt niet zomaar genomen. En eerlijk gezegd vind ik het eigenlijk het moeilijkste van mijn werk als Tweede Kamerlid en volksvertegenwoordiger.

Mannen en vrouwen worden met zo’n besluit door de overheid een oorlogsgebied ingestuurd. Het kan hun hun leven kosten. Maar ik heb met volle overtuiging voor de missie gestemd. De terroristen van de Islamitische Staat (IS) zijn een bedreiging voor Irak en Syrië, voor de Arabische wereld en voor ons in het Westen. Waar IS heerst, heerst een terreur die zijns gelijke in de wereld niet kent.

Het is ook een bedreiging voor onze samenleving. Jihadisten reizen heen en weer. Zwaaien hier met hun vlaggen en ze roepen van daaruit op tot actie tegen Nederlandse doelen. Nederland heeft dáár een taak, omdat IS ons híér bedreigt. Maar we hebben daar ook een taak omdat we het moorden, het mishandelen en het verdrijven van hele volkeren aan de grens van Europa niet kunnen laten gebeuren.

Tot slot leert dit Bijbelgedeelte ons ook dat we belasting moeten betalen en ontzag moeten hebben voor Gods gezag. Ik heb de indruk dat veel mensen gefrustreerd zijn over de politiek. Diverse verkiezingen hebben dat ook laten zien. Nieuwe partijen zien het licht en als ze de verwachtingen niet waarmaken richten we ons weer op een andere partij. Maar gelukkig, God Zelf is onaantastbaar. Hij kan een regering laten doen wat Hij wil.

Politiek is alleen daarom al niet vies.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Met de Boodschap voor de keizer verschijnen

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van drs. W. J. Deetman (CDA).

Paulus kreeg van de Heer de opdracht naar Rome te gaan om daar voor de keizer te verschijnen. Rowan Williams zegt hierover in zijn in 2012 verschenen boek ”Faith in the Public Square” (Geloof in het publieke domein), dat deze opdracht voor Paulus behelsde dat hij zich moest vestigen in het centrum van de politieke én godsdienstige macht. De boodschap van het Evangelie moest ook daar, in Rome, worden gebracht. Die boodschap lag niet alleen in de verkondiging, maar moest ook zichtbaar zijn in het dagelijks doen en laten. Van de verplichte verering van de keizer kon geen sprake zijn, ondanks de dreigende doodstraf.

Het gaat er niet om de samenleving van Rome en de politieke situatie in het Romeinse Rijk ten tijde van Paulus te vergelijken met die van heden ten dage. De verschillen zijn te groot. Waar het wel om gaat, is de opdracht tot het brengen van de Boodschap naar de hoofdstad, tot in het centrum van de macht. Want het brengen van de boodschap van het Evangelie heeft consequenties voor het dagelijks leven van iedereen, in zowel het politieke als het maatschappelijke leven.

In ons land is er de scheiding tussen kerk en staat. Heeft het dan nog zin zich op te houden in het centrum van de macht en politiek? Dat punt is voor onszelf van belang wanneer we letten op het belang van de kerk voor het publieke domein. We komen dan op het trefwoord genade.

De kerk heeft weet van de betekenis van dat woord voor ieder persoonlijk, voor de onderlinge verhoudingen, voor een samenleving, de kerk weet daarom van vergeving en verzoening.

De overheid heeft weet van de betekenis van wetten, meer dan van genade. De overheid ordent via wetten en regels, zoals ook al in het Romeinse Rijk het geval was. Voor de wet is iedereen gelijk, ongelijke behandeling is uit den boze. Wetten moeten consequent worden toegepast. Wetten kunnen in de uiterste consequenties toegepast, onmenselijk zijn en dit moet worden vermeden.

Dan helpt zoiets als genade. Wet en genade gaan hand in hand. De wet kan niet zonder genade. Dat impliceert dat kerk en overheid elkaar, over en weer, zo nodig mogen en moeten aanspreken op concrete zaken.

Voor de kerk gaat om een spreken in de zin van toelichten, uitleggen. Onderricht zoals Jezus dat gaf in de tempel en waarvan de evangelist Lukas meldt dat het gehele volk aan zijn lippen hing.

Daarmee heeft het zin om in het centrum van de politieke macht te verkeren. Wanneer het erop aankomt, moet er gesproken en gehandeld worden.

Een jaar geleden hadden wij er nog geen idee van dat grootschalig en op zo veel plaatsen heftige onrust, gewelddadigheden, burgeroorlog en oorlog zouden gaan uitbreken om verschillende oorzaken. Situaties waarin leiders tegenover elkaar staan en het uiterste geweld van de dood niet schuwen om hun doelen te bereiken. Weliswaar niet dicht bij ons land, maar we zijn er wel bij betrokken. Het verlangen naar vrede is groot.

Misschien helpt het als we erin slagen het gesprek gaande te houden tussen tegenstanders en met onze tegenstanders. Wanneer we blijven praten met elkaar. Wanneer we uitspreken dat de wens voor vrede, rechtvaardigheid en verdraagzaamheid breed wordt gedeeld in deze wereld en het erom moet gaan dat te bereiken. Als we laten merken dat we bereid zijn om samen opnieuw te beginnen.

Spectaculair? Het zaaien van het mosterdzaadje waarnaar Jezus verwijst is als zodanig ook niet spectaculair en toch kunnen de resultaten aanzienlijk zijn. Hier vraag ik: is dat ook niet leven en handelen vanuit genade, vergeving en verzoening, vanuit de gegeven opdracht op weg te gaan?

We kunnen het centrum van de macht ook mijden. We kunnen de verantwoordelijkheid ontlopen, zoals Jona aanvankelijk deed. We kunnen een andere richting dan die naar Ninevé of Rome uitgaan. De vraag komt op of we dan niet de Eeuwige buiten onze dagelijkse bezigheden laten.

De bekende neutrale houding. De gevolgen van die neutraliteit, zo leert de geschiedenis, zijn ernstig. Daarom geldt nog steeds de opdracht: ga naar Rome om voor de keizer te verschijnen. Zoek het publieke domein op, het centrum van de politiek en macht.

Zal alle tirannie dan eens geleden zijn? Die vraag wordt gesteld in lied 756 uit het Liedboek, met daarop direct het korte antwoord dat onze hoop bevestigt. „O sabbat Gods! En zie, dan zal het vrede zijn!”

De auteur is lid van de Raad van State.

Een appel op de heidense overheid

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Sander de Rouwe (CDA).

Onder het jaarthema ”Het Nieuwe Testament en de overheid” plaats ik vandaag de ondertitel ”Een appel op de heidense overheid”.

De Bijbelse hoofdpersoon is Paulus, die midden in een complexe juridische en geestelijke strijd is verwikkeld. Midden in die strijd doet hij een appel op die heidense overheid. Waarom doet uitgerekend Paulus, de trouwe leerling van God, een beroep op die heidense overheid? En wat kunnen we vandaag met deze boodschap?

Ik neem u voor de context mee terug naar de tijd waarin dit zich afspeelt. Paulus, de vroegere Saulus, die jacht maakte op de eerste volgelingen van Jezus, is na zijn plotse bekering in Damascus zelf een actieve volgeling van Jezus geworden. Aan iedereen die het wil horen vertelt hij over de wederopstanding van Jezus. De farizeeërs willen er niets van horen en zien hem als een onruststoker die uit de weg geruimd moet worden. Daarom klagen ze hem aan bij het gezag.

Het gezag, dat is de heidense overheid, lezen we in Handelingen, de Romeinse autoriteiten.

Paulus beroept zich tijdens de rechtszaak op de keizer. De Romeinse machthebbers begrijpen dit niet. Letterlijk zeggen Agrippa en Festus tegen elkaar: „Hij had al vrij kunnen zijn als hij zich niet op de keizer had beroepen.” Maar Paulus begint een lange en wonderbaarlijke reis richting Europa. Naar het heidense centrum van de macht: Rome.

Tijdens die wonderbaarlijke reis wordt duidelijk wie er daadwerkelijk aan de touwtjes trekt. Een engel verschijnt in een nacht aan Paulus en die bevestigt de opdracht van God: Wees niet bang, Paulus, maar je moet voor de keizer verschijnen.

Weet u wat ik zo wonderbaarlijk vind? De eeuwen hieraan voorafgaand zijn er vele koningen in Israël geweest. In het Oude Testament lezen we hoe al deze koningen door God aangesteld werden en met Hem in contact stonden. En in vrijwel alle gevallen keren die koningen zich van God af. Ze gaan hun eigen gang en verlaten het pad van God.

Hier in het Nieuwe Testament lijkt er sprake van een forse trendbreuk in Gods werkwijze. Als het niet met de Joodse koningen onder Zijn gezag kan, dan maar zonder.

God gaat dus verder met Zijn plannen. Niet via het joodse volk, niet meer via godvrezende koningen, maar via de goddeloze, heidense Romeinse overheid. God beschermt Paulus dus langs deze overheid, en brengt hem op zijn bestemming.

Even naar het nu. Wij leven in een land met een zeer grote vrijheid van godsdienst.

Heel soms maken mensen hun zorgen bij mij kenbaar. „Christenen worden weggedrukt. Kijk naar het verdwijnen van de zondagsrust, kijk naar de secularisatie.”

Met dit verhaal in de hand, valt daar een heel ander licht op. Het verhaal bevestigt dat Gods plannen altijd doorgaan, welke regering of staatsvorm ook in het zadel zit.

Er is na de periode van Paulus veel veranderd. De christelijke gemeenschap, toen nog klein en getuige van het aanbreken van Gods Koninkrijk, wordt in de eeuwen daarop via de kerken groot, machtig en zeer invloedrijk op het openbaar bestuur.

Is de christelijke politiek, waarvoor ik mij inzet, dan achterhaald? Deze vraag wordt mij regelmatig gesteld. Mijn antwoord is: Welnee.

De tijd en de verouderde gedachte dat politici het Evangelie in de samenleving brengen liggen inderdaad achter ons. De politiek is immers allang geen vormgever van die samenleving, maar veel meer een verlengstuk daarvan. En in dat verlengstuk mag en kun je als politicus kleur brengen en bekennen. Daarin past meer dan ooit het christelijke mensbeeld dat zich juist niet laat vangen in een links-rechtsschema.

We zijn elkaar gegeven tot kostbare en allen unieke mensen. Met onze beperkingen en onze capaciteiten. Niemand uitgezonderd. Christelijke politiek, in welke vorm dan ook, heeft hierin toekomst als zij tegenover de heersende opinie van wantrouwen, wetten en afrekenen, deugden als vertrouwen, verantwoording en vergeving weer zichtbaar maakt en centraal stelt.

Terug naar Paulus. Uiteindelijk komt hij aan in Rome en krijgt daar ruim de mogelijkheid om iedereen te ontvangen en toe te spreken. Juist het tegenovergestelde van waarvoor hij is aangeklaagd, gebeurt. Het verhaal van de opstanding, van de verlossing, wordt verteld en krijgt letterlijk en figuurlijk voet aan grond, daar in dat machtige Rome. Ondanks die heidense overheid.

Ik sluit af met een lied: ’t Werk van God is niet te keren, omdat Hij erover waakt. En de Geest doorbreekt de grenzen, die door mensen zijn gemaakt.”

De auteur is Kamerlid voor het CDA.

Christen mag op zijn recht staan

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Elbert Dijkgraaf (SGP).

Het lijden in deze wereld is groot. Op 29 april 1945 overvielen de Duitsers het jachthuis de Jolly Duck in Zevenhuizen, mijn huidige woning. Toen was dat huis het hoofdkwartier van de Binnenlandse Strijdkrachten. In het huis zaten twaalf verzetsstrijders en zeven piloten van neergestorte vliegtuigen. U moet bedenken dat de Russen al in Berlijn vochten. Op enkele honderden meters van de bunker waar Hitler zat. Op 30 april zou die een eind aan zijn leven maken. Nog zes dagen en de oorlog was voorbij…

Maar bij de Jolly Duck was het oorlog. De Duitsers hadden lucht gekregen wie er zaten en overvielen het huis. Een vuurgevecht brak uit. Aan weerszijden vielen slachtoffers. Een Amerikaanse piloot, John McCormick, en verzetsleider Van Rij werden doodgeschoten. Wat een lijden.

Op 29 april herdachten we de overval, in het bijzijn van de minister van Defensie. Wat mij trof, was de intense manier waarop de gebeurtenis werd herdacht. Veel verhalen kwamen boven. Niet alleen van de vroegere gebeurtenis, maar ook van de impact die het heeft gehad op mensen die erbij geweest waren, voor de rest van hun leven. Het lijden zette zich voort. In vragen over dood en leven. Oorzaak en schuld. Had het voorkomen kunnen worden? Wat zou er gebeurd zijn als er anders gehandeld zou zijn? Wat een lijden.

We leven bijna zeventig jaar later. Maar laten we de lessen uit die tijd niet vergeten. Laten we blijven strijden voor de vrijheid. Laten we het lijden zo veel mogelijk proberen te voorkomen. Een sterke krijgsmacht is dan in ieder geval essentieel.

Laten we leren van het verleden. Zes miljoen Joden kwamen om in de concentratiekampen. Hoe schrijnend is het dan dat zeventig jaar later rapport na rapport moet constateren dat het antisemitisme bij lange na niet uitgeroeid is. Anno 2014 vragen Joden in Europa zich af hoe erg het dagelijkse lijden moet worden voordat er actie wordt ondernomen. En het alternatief, verhuizen naar Israël, biedt evenmin veiligheid. Strijden tegen antisemitisme en voor een Joodse staat met veilige grenzen blijft essentieel.

Het vele lijden kan lijdzaam maken. En soms is dat goed als we beseffen hoe afhankelijk we zijn. Als ingeleefd wordt wat de gevolgen van de zonde zijn. Ook die van ons zelf.

Maar aan de andere kant moet het vele lijden ons motiveren de strijd aan te gaan met het onrecht. Een christen mag op zijn recht staan. Een christen moet soms zelfs op zijn recht staan. We zijn geroepen recht te maken wat krom is. Al weten we dat onze hand vaak tekortschiet. Maar als we die opdracht krijgen uit Gods eigen almachtige handen, dan geeft dat moed. Het zet juist aan om te strijden voor recht en gerechtigheid.

Een christen lijdt. In oorlogen is dat duidelijk. Dan lijdt een christen net als anderen als slachtoffer onder het juk van ongerechtigheid. Elders is sprake van christenvervolging. Wie zou willen ruilen met een Chinese of Noord-Koreaanse christen? Laten we zo veel mogelijk achter hen staan en proberen dit onrecht tegen te gaan. Het maakt wel duidelijk dat we anno 2014 nog steeds veel hebben om dankbaar voor te zijn in ons land. Neem alleen al het feit dat we hier rond Gods Woord aanwezig mogen zijn.

Weliswaar hebben we te maken met tegenwind. Ik denk aan vriend Wim Pijl, die in deze gemeente ontslagen werd als gewetensbezwaarde ambtenaar. Een ambt dat hij jarenlang naar tevredenheid vervulde, mag hij niet meer uitoefenen. Ik denk aan werknemers die onder druk gezet worden om op zondag te werken. Ook in deze gevallen mogen we op ons recht staan door wegen te zoeken de vrijheid te behouden. Het gaat immers om door God gegeven instellingen?

Maar laten we de andere kant van het lijden niet vergeten. De puriteinen leren ons dat de grootste verzoeking niet is gelegen in het hebben van strijd, maar juist ontstaat als er géén strijd is. Als het geloof géén offers meer kost, als het niet beproefd en verdrukt wordt, dan wordt het vaak ook niet geoefend. Paulus zegt in Filippensen 3 dat het zijn streven is om Christus gelijkvormig te worden en te kennen, niet alleen in Zijn opstanding, maar ook in Zijn lijden.

Een christen lijdt. Maar onze Christus heeft geleden. Hij mocht de woorden spreken: „Het is volbracht.” In dat offer is vergeving te vinden. In Zijn lijden wordt ons lijden weggenomen. Hoewel wij dagelijks geroepen worden om te strijden, mogen we weten dat de grote strijd gestreden is. Er is maar één overwinnaar. En dat is onze almachtige God, die alle dingen bestuurt. Halleluja.

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

De Geest van Agabus

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Kees van der Staaij (SGP).

Het is crisistijd. Agabus heeft een hongersnood aangekondigd. De kerk komt in actie en maakt werk van zorg voor elkaar. Voorbeeldig. Maar hoe reageert de politiek op de nood van de tijd? Buitengewoon ongelukkig. De regeringsdaden van koning Herodes Agrippa I staan in Handelingen 12 beschreven. Ingeklemd tussen het verhaal over de hongersnood en de succesvolle diaconale actie. Wat staat er beschreven van deze Herodes? We lezen niets over een verstandig economisch en sociaal beleid. Alleen maar over onverstandige besluiten.

Herodes zet de toon in christenvervolging: juist in die tijd van de inzamelingsactie laat Herodes Jakobus onthoofden. Helaas een beproefd recept – in moeilijke tijd heb je een zondebok nodig. Stuitend onrecht: dat is het trieste resultaat als je zonder moreel kompas de publieke opinie tot richtsnoer neemt!

Ook vandaag de dag is dat een verleiding, om gerechtigheid aan de kant te zetten voor onderbuikgevoelens. Natuurlijk, er is niets mis mee om goed te luisteren naar wat er onder de bevolking leeft. Dat moet zelfs. Gebeurt dat niet, dan gaan er dingen soms helemaal mis. Denk aan Rehabeam, die de belastingdruk verder opvoerde terwijl het volk al zuchtte onder de lasten. Maar dat neemt niet weg dat een belangrijk gezichtspunt is dat de meerderheid niet altijd gelijk heeft. De publieke opinie kan er finaal naast zitten – dan wordt Bar Abbas vrijgepleit en Jezus voor schuldig gehouden.

Herodes had de smaak te pakken. Het was bij het volk goed gevallen dat hij Jakobus had uitgeschakeld. Daarom liet hij ook Petrus gevangennemen. Een uitzichtloze situatie voor Petrus, zou je zeggen. Maar koning Herodes had buiten de Koning der Koningen gerekend. Buiten een biddende kerk! U kent het verhaal: God verhoorde het gebed en stuurde een engel om hem te verlossen.

Welke les is dit voor ons? Dat is deze. Diezelfde God leeft nog! Daarom is er geen reden voor fatalisme. Het kan zijn dat de secularisatie doorzet, dat het van kwaad tot erger gaat. Maar het is geen noodlot dat ongeloof en onrecht alleen maar sterker worden. Dat is juist wat die grote tegenstander van den beginne ons wil doen geloven. Op het gebed kan God wonderen doen, ook nu.

Van een Iraanse vrouw hoorde ik eens een verhaal dat op mij grote indruk maakte. Ze was gevangengenomen, maar mocht tot haar verbazing in de Iraanse gevangenis haar Bijbeltje meenemen. Dat Bijbeltje werd in de gevangenis steeds dunner, vertelde zij ontroerd. Telkens weer waren er gevangenen en personeelsleden van de gevangenis die haar vroegen of zij alsjeblieft een paar bladzijden uit haar Bijbeltje wilde scheuren voor hen, zodat ze het zelf konden lezen. Er was honger naar het Woord. Wonderlijk!

Als je buiten God rekent, ga je mensen tekortdoen. Toen Petrus verlost was, waren de falende wachters niet jarig. Herodes kreeg steeds meer bloed aan zijn handen. De weg van het onrecht en bloedvergieten loopt niet zelden steeds steiler naar beneden, een kwaadaardige spiraal met fatale afloop. Macht zonder recht is een ramp.

Dat zien we ook bij Herodes. Hij komt op een afschuwelijke manier aan zijn eind. Zijn misdrijf? Hetzelfde als over koning Belsazar in Daniël 5 wordt beschreven: God de eer niet gegeven. IJdelheid en eerzucht zijn niet zomaar een onschuldige afwijking. De eigen ik moet van de troon, dienstbaarheid aan God en de mensen moet de toon zetten. Anders draait het vroeg of laat uit op staatsvergoding of een sterke leidercultus. Als heersers niet in God geloven, worden ze betoverd door de macht. Dan gaan ze niet zelden steeds meer in zichzelf geloven en zijn ze tot de wreedste dingen in staat.

Denk maar niet dat de eer van God een notie is die alleen bij de theocratie van Israël hoort. Nee, ook in het Babel van Belsazar en in het Romeinse Rijk waarin Herodes zijn ambt uitoefent geldt dat God de eer toekomt, of we er in geloven of niet. Ook vandaag mag daarom vrijmoedig de oproep blijven klinken: geef God de eer!

Tot slot. Deze week zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Laten we hopen en bidden dat er in de gemeenteraden veel mensen gekozen worden die in crisistijd een verstandige koers willen volgen. Volksvertegenwoordigers die niet kortzichtig door eigenbelang worden gedreven, maar vanuit het Woord van God uit zijn op het echte welzijn van ons land. Niet gedreven door de geldingsdrang van Herodes, maar geleid door de Geest van Agabus.

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

Niet alles is heilsgeschiedenis

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus of bestuurder een toespraak houdt. Deze toespraak is van mr. J. P. H. Donner.

Een koe is een dier met vier poten, maar niet ieder dier met vier poten is daarom een koe. Zo leerden we dat op school. Soms zie je Gods hand in de geschiedenis, maar daarom is geschiedenis nog geen heilsgeschiedenis. Soms bevorderen overheden met hun beslissingen de heilsgeschiedenis, maar daarom is nog niet alles wat overheden doen deel van de heilsgeschiedenis.

Zelfs als overheden goed doen, is dat geen barmhartigheid en naastenliefde zoals God die vraagt. Wat mensen heiligt als het uit geloof geschiedt, verandert als het door overheidsmacht wordt opgelegd. De hongerige voeden, de dorstige laven, de naakte kleden, de zieke bezoeken; het strekt tot Gods eer als het uit geloof wordt gedaan, maar niet als de wet daartoe verplicht. Dan gaan politieke partijen met de eer strijken en de belastingbetaler draagt de kosten.

Dat geldt ook voor andere geboden: vergeven, ”de andere wang toekeren”. Dat is mooi als u en ik dat doen. Maar als de staat schulden vergeeft, gevangenissen openzet, genade voor recht laat gelden, zou dat velen schaden en de lasten leggen bij mensen die er vermoedelijk heel anders over denken. Daarom is het een gevaarlijke verwarring te denken dat we wat God van ons verlangt, bij de overheid neer kunnen leggen. Want die overheid doet dat met plichten en zo nodig met dwang en geweld; dat is niet Gods rijk.

Daarmee wil ik niet zeggen dat overheden geen plaats hebben in Gods bedoeling. Nee, het is zoals Paulus schrijft in Romeinen; overheden, ze zijn nodig om mensen in vrede samen te doen leven. Ze kunnen verenigen waar anders achterdocht, vrees en wantrouwen zouden heersen.

Maar let op, ze brengen ook scheiding in wat bij elkaar hoort. Het is dit jaar honderd jaar geleden dat Europa op lichtzinnige wijze een oorlog tussen staten begon en daarmee een halve eeuw van onnoembaar leed over mensen afriep. Het is daarom goed dat we in hetzelfde jaar Europese verkiezingen hebben. Want let wel: de Europese Unie is evenzeer overheid in de zin van de brieven van Paulus. Een voorwaarde om mensen in Europa in vrede samen te doen leven. Maar die Europese overheid is evenzeer behept met de erfzonde van overheden; als zij mensen verantwoordelijkheid uit handen wil nemen en voor hen wil beslissen, kunnen mensen niet tot hun recht komen.

Dat betekent niet dat we ons dus maar niet in moeten laten met de overheid, omdat we anders misschien vuile handen maken. Daar speelt vertrouwen in Gods hand in de geschiedenis juist een rol.

Dat vertrouwen betekent niet dat wij zonder nadenken risico’s kunnen nemen, omdat God het wel ten goede zal keren. Dat is de verzoeking in de woestijn: spring van de tempel, want engelen zullen u dragen. Het betekent evenmin dat dus alle kwaad in de wereld ook uit God is. Het betekent ook niet dat dus alles wat we doen Gods werk is; en nog minder dat niets ertoe doet, omdat alles al vaststaat. Dat zijn allemaal pogingen om met het verstand een boodschap van hoop in haar tegendeel veranderen. Het is weer de koe en die vier poten.

Gods hand in de geschiedenis? Ik heb het altijd zo begrepen dat we erop mogen vertrouwen dat we niet altijd en overal zijn overgeleverd aan heilloze ketens van actie en reactie, zoals het begin van die wereldoorlog honderd jaar geleden. Het is het vertrouwen dat dat soort ketens kan worden onderbroken en wordt onderbroken; helaas niet altijd, maar vaker dan we soms denken.

Dat vertrouwen geeft moed om ook zelf, waar mogelijk, die ketens van actie en reactie te doorbreken door het onverwachte te doen; de andere wang toe te keren.

Het geeft moed om steeds opnieuw op te komen tegen wat niet geaccepteerd mag worden. Het kan ook de moed geven om, ook als alles tegenzit, te hopen dat er iets goeds uit kan ontstaan. Dat alles niet vanwege vertrouwen op bovennatuurlijk ingrijpen, maar vanwege de wetenschap dat het goede wat mensen doen vrucht heeft en anderen kan inspireren; dat de geest vaardig is en de duisternis het licht niet zal kunnen overwinnen. Denk niet dat dit alleen een boodschap is voor wie geschiedenis maken. De boodschap richt zich tot ieder van ons, want geschiedenis ontstaat uit het handelen van velen en uit de wijze waarop we met elkaar omgaan. Het hangt soms van de kleinste dingen af: „Als de neus van Cleopatra een tikje korter was geweest, zou de aarde een heel ander aanzien gekregen hebben”, schreef Blaise Pascal. Daarom: ook als het donker ons lijkt te omsluiten, is het beter een kaars op te steken dan over het duister te klagen. Dat is vertrouwen op Gods hand in de geschiedenis.

De auteur is oud-minister en vicevoorzitter van de Raad van State.