Doe het mogelijke, streef naar het onmogelijke

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Elbert Dijkgraaf (SGP).

Als ik op zondag naar mijn kerk rijd in het grote Rotterdam, huiver ik soms vanbinnen. De weg die ik volg, rijdt prima door. Er rijden namelijk nauwelijks auto’s. Maar als ik kijk naar de rijbaan er dwars op, zie ik grote files. Mammon heeft zijn tempel opengesteld. En terwijl in Gods huis de grootste rijkdom gratis te krijgen is, staan er rijen voor de kassa’s in het Alexandrium.

Een pragmatisch politicus zal zeggen: „Dat is de werkelijkheid in 2013. Wen er maar aan.” Een principieel politicus zal zeggen: „De winkels horen dicht op zondag! En elk politiek middel is geoorloofd om dat te bereiken.”

Als iemand tegen mij zegt: „Ik ben een principieel denker.” Dan zal ik zeggen: „Prachtig! Zonder principes wordt het niks. Dan krijgen we het pragmatisme van een partij uit de jaren zestig. Dat loopt op niets uit.”

Maar als je principieel wilt denken, maak het jezelf dan niet te makkelijk. Vanuit je studeerkamer is het mogelijk om heel principieel te redeneren. Maar dat verandert snel in het strelen van je eigen ego en eigen zuiverheid.

Het gaat mis als je de huidige politieke situatie verheft tot norm. Maar tegelijkertijd kun je als gereformeerd theocraat niet altijd het absolute willen. Maar als theocraat mag je wel het uiterste zoeken. Als je daarbij maar uitgaat van een werkelijkheid waarin de zonde diepe voren heeft getrokken.

Vergelijk het met een opstandige puberzoon. Zolang hij van zijn vader houdt, kan zijn vader hem met kracht tot de orde roepen. Maar als de liefde verloren is gegaan, verwordt tot de orde roepen vaak tot het verder uiteendrijven van vader en zoon. Tact is dan nodig. Herstel van vertrouwen. Hernieuwde liefde. En dan ontstaat opnieuw het klimaat waar niet alleen het mogelijke, maar ook het ideale bereikt zou kunnen worden.

De meeste Nederlanders hebben er geen enkel besef van dat God lief te hebben boven alles het grote gebod is. Dat komt doordat ze op zondag totaal andere dingen doen dan goed voor hen is. Daar moeten we tegen strijden. Het is niet moeilijk om de staf te breken over al die mensen die letterlijk en figuurlijk spotten met God en zijn geboden. Argumenten en Bijbelteksten genoeg om libertijnen mee om de oren te slaan. Maar moet je dat ook doen?

Soms wel, inderdaad. Maar niet altijd. Niet als je met die staf mensen van je af slaat in plaats van dat je ze trekt naar de boodschap van het heil. Dan ben je juist averechts bezig. De mensen kunnen zich immers vrij eenvoudig afkeren van een dergelijke preek. Als er mogelijkheden worden geboden, moet je in ieder geval proberen op een verantwoorde manier verslechtering tegen te gaan.

Een mooi voorbeeld is de SGP-fractie in het Gelderse Doetinchem. Die liep zich het vuur uit de sloffen om ervoor te zorgen dat er geen uitbreiding van het aantal koopzondagen kwam. Men vroeg via enquêtes wat bevolking, werknemers en winkeliers ervan vonden. In meerderheid zagen die er niets in. Dat hielp om anderen te overtuigen. Uiteindelijk won men twee weken geleden het pleit met zestien tegen veertien stemmen. Tegen alle verwachtingen in. Zelfs GroenLinks en een PvdA’er stemden tegen uitbreiding. Waarom? Omdat argumenten hen overtuigd hadden. Dat is duurzamer dan via slinkse wegen of machtspolitiek dezelfde uitkomst afpersen.

Zulke successen mogen er niet voor zorgen dat we op onze lauweren gaan rusten. Hoewel even stilstaan bij de ontvangen zegen op het werk natuurlijk niet alleen mag, maar ook moet. Maar dan opnieuw de hand aan de ploeg. Het ideale moet namelijk wél nagestreefd blijven worden.

Dan kunnen we als politici niet zonder de dienaren van het Woord. Al was het alleen al omdat wij politici, gelukkig, op zondag niet mogen werken. Maar veel dieper gaat het. De kerken worden opgeroepen mee te strijden met de wapenrusting Gods. Kerk en staat strijden samen. Op zondag onder aanvoering van de kerk, doordeweeks samen optrekkend. Als we duurzame verbetering willen, dan zal bekering nodig zijn. Zonder overtuiging, geen overbuiging.

Nog even terug naar mijn autorit naar de kerk. Ik zie de files staan richting het Alexandrium; de eindeloze rijen voor de kassa’s. Ik huiver. Maar uiteindelijk verjaag ik die huiver en neem mij voor om des te harder te strijden voor Gods geboden. Ik gun dat winkelend publiek hun nieuwe bed wel. Maar nog vele malen meer gun ik hun de rust die alleen te vinden is in Gods eeuwige waarheid. Dan blijven winkels dicht. Dan hoor ik in de verte opkomend gezang: „Dan ga ik op tot Gods altaren, Tot God, mijn God, de bron van vreugd.”

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

Luisteren naar Gods wet

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Jaco Geurts (CDA).

In 2001 woonde ik samen met mijn gezin in Kootwijkerbroek. Een plaats op de Veluwe die werd getroffen door een ramp. De overheid bepaalde dat er ruimingen moesten plaatsvinden. Wat ben ik boos geweest! Over de in mijn ogen onterechte ruimingen en later over de kwetsende woorden van minister Brinkhorst richting onze christelijke gemeenschap. Ik werd voor de keuze gesteld: blijf ik aan de zijkant staan of ga ik wat aan de situatie doen?

Al vrij snel werd ik gevraagd om actief te worden in de agrarische belangenbehartiging. Jaren later bleek dat deze voor mij moeilijke tijd een opmaat was naar de politiek. Eerst in de gemeenteraad van Barneveld en nu als Tweede Kamerlid voor het CDA. Dit zie ik als Goddelijke leiding in mijn leven. Maar op een geheel andere wijze dan Nehemia.

In het eerste hoofdstuk kunnen we lezen dat hij in gebed ging. Dat deed ik in 2001 helemaal niet. En ook Nehemia verder lezend, gaat elke vergelijking tussen zijn en mijn leven mank. Nehemia kan mij en ons allemaal veel leren.

Nehemia herstelt het burgerlijk bestuur, het bestuur van de kerk en van de gezinnen. Eind goed, al goed, zou je denken. Maar als Nehemia een tijdje uit de stad is, vervalt het volk van God weer in oude zonden. Nehemia moet opnieuw orde op zaken stellen, zo kunnen we lezen in Nehemia 12 en 13. Hij eindigt in een soort zucht: „Denk aan mij, mijn God, ten goede.”

Dat Nehemia zijn eigen leven aan veel doodsgevaren heeft blootgesteld, een groot leider was en dat Israël veel aan hem heeft te danken, zal denk ik niet worden betwist. Wij leven duizenden jaren later. Afgelopen maand las ik in dagblad Trouw een artikel naar aanleiding van een onderzoek naar een sterke leider. Trouw deed samen met de Vrije Universiteit onderzoek naar de emotionele staat van de Nederlandse kiezer. „Nederland, zo vindt de Nederlandse kiezer, heeft behoefte aan een sterke leider. Iemand die zonder al te veel democratisch geneuzel besluiten neemt. Dat zegt meer dan 60 procent van de Nederlanders, ondervraagd in een representatieve steekproef”, aldus Trouw. Nehemia 13 lezend, dacht ik: Zou Nederland een leider als Nehemia accepteren? Een leider die niet alleen het burgerlijk bestuur herstelt maar ook bestuur van de kerk en van de gezinnen?

Het Bijbelgedeelte uit Nehemia 13 begint met het gegeven dat er op een dag werd voorgelezen uit het boek van Mozes, het wetboek. In hoofdstuk 8 kunnen we lezen hoe dat dan ging „heel het volk [verzamelde] zich als één man op het plein dat voor de Waterpoort ligt.” Zodra het volk de wet gehoord had, handelde het ernaar. Er werd acuut gehoorzaamd.

Dat is vandaag de dag wel anders. Wij mensen moeten eerst de redelijkheid van iets inzien, willen we gehoorzamen. Stel dat we vandaag zouden meemaken dat al het volk in de steden en dorpen zich verzamelt op de pleinen om te luisteren naar teksten uit het boek van Mozes, het wetboek. Ik denk dat er paniek zou ontstaan bij de burgerlijke overheid. Hier zijn namelijk geen draaiboeken voor.

In vers 10 lezen we dat het volk alleen aan zichzelf dacht en niet meer in het onderhoud van de Levieten, zangers en portiers in het huis van God wilde voorzien. Daarom waren deze mensen weer landbouw gaan bedrijven om in hun eerste levensbehoeften te voorzien. Het huis van God was leeg.

Is onze tijd zo anders dan de tijd die in het Bijbelboek Nehemia wordt beschreven? Wil onze samenleving nog wel bijdragen? Het was toen, maar ook tegenwoordig, een tijd van ”ik” en ”nu”. Onze oud-premier Balkenende begon na twee paarse kabinetten een debat over waarden en normen. Balkenende hamerde op termen zoals fatsoen, respect en discipline. Hoon en uitspraken zoals ”spruitjeslucht” vielen hem ten deel. Balkenende deed echter niet meer dan een appel op de verantwoordelijkheid van de samenleving.

Soms denk ik dat zijn appel op de verantwoordelijkheid aan dovemans oren was gericht. In 2008 stortte de financiële markten in. Banken struikelden over hun hebzucht. Gelukkig zie ik waarden langzaam weer terug komen in onze samenleving. In gesprekken met het bedrijfsleven komt eigenlijk altijd duurzaam en verantwoord ondernemen naar voren. Niet als loze reclame kreet, maar gebaseerd op waarden en normen.

Ja, de overheid schept de randvoorwaarden, maar het is aan de kerkleden, de samenleving om deze in te vullen. Voor mij, als CDA-Kamerlid, een opdracht om hier mede richting aan te geven.

Vanmorgen mocht ik ook de fractieopening verzorgen. Ik heb toen geëindigd met de woorden: God, geef ons de rust om te aanvaarden wat we niet kunnen veranderen, de moed om te veranderen wat we kunnen veranderen, en de wijsheid om het onderscheid te kunnen maken.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Omgaan met politieke spelletjes

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Kees van der Staaij (SGP).

Nehemia moet opkrassen en de muur moet gesloopt worden. Daar is de hele oppositie het roerend over eens. Sanballat, de stadhouder van Samaria, vindt het. Tobia uit Ammon pleit ervoor, en Gesem uit het gebied ten zuiden van Juda sluit zich erbij aan. Zij zijn woedend: als die muur er komt, gaat hun machtspositie eraan!

Met slinkse politieke spelletjes proberen ze de bouw te verijdelen. Ze maken het bouwproject belachelijk. Ze komen met valse beschuldigingen tegen Nehemia. Ze beweren dat hij gewoon een opstand tegen de Perzische koning aan het voorbereiden is.

Ze proberen linksom of rechtsom de bouwplannen te dwarsbomen of te vertragen. Dat doen ze met intimiderende brieven en herhaalde uitnodigingen voor een rondetafelgesprek. Ze zeggen: „Kom nou toch eens praten, Nehemia!”

Nehemia trapt er niet in. Hij laat zich niet van de wijs brengen. Hij doorziet de politieke spelletjes. Nehemia weet dat er een geestelijke strijd achter zit. Hij beproeft de geesten of ze uit God zijn.

Deze geschiedenis is brandend actueel. Christenen in politiek en bestuur moeten niet naïef zijn. Ze moeten politieke spelletjes ontmaskeren. Ze moeten de doorwerking van de zonde onderkennen. Ze moeten de schijnwerpers van het Woord plaatsen op de gebeurtenissen van vandaag.

Laat ik het toepassen op de actuele politiek. Vorige week hadden we het in de Tweede Kamer over het burgerinitiatief ”Sloop de muur”, dat zich keert tegen het veiligheidshek dat Israël heeft geplaatst om niets en niemand ontziende terroristen tegen te houden. We kunnen spitsvondige debatten voeren over de braafste uitleg van het internationaal recht, maar dan peilen we niet diep genoeg. Een studeerkamerdebat doet geen recht aan de bittere werkelijkheid van blinde haat tegen Israël. Aan die werkelijkheid kunnen en willen we niet voorbijgaan. Daarom moeten de gerechtvaardigde veiligheidsbelangen van Israël voorop staan.

Wie zich wil laten leiden door het Woord van God moet wars zijn van politieke spelletjes. Die moet zelfs spelbreker durven zijn! Woord met een grote W staat haaks op politiek met een kleine p. Politieke spelletjes staan voor oneerlijkheid, onoprechtheid, afbrekend. Als we in de spiegel van het Woord kijken, zien we iets héél anders. Dan zien we de oproep om eerlijk te zijn, oprecht, opbouwend. Dát zijn vruchten van de Geest.

Juist als we rekening moet houden met tegenstand en tegenwerking, zoals Nehemia, is het des te meer van belang dat wij geen misstappen begaan. Dan moeten wij juist níét meedoen aan politieke spelletjes. Geloof maar dat de vijanden van Nehemia hebben gekeken of ze iets op zijn gedrag konden aanmerken.

Kun je als christen nog wel politicus, kun je nog wel bestuurder zijn, als je ziet welke politieke spelletjes er allemaal gespeeld worden? Nehemia laat zien dat het kan. Hij zoekt zijn kracht bij God – bidden en bouwen gaan hand in hand. Zo’n houding, zo’n gebedsleven maakt immuun voor politieke spelletjes.

Bovendien was hij een integer en professioneel bestuurder. Hij maakte goede plannen en doordacht strategieën. Daar is niets mis mee, integendeel. Hij voelde goed aan wanneer de tijd rijp was om zijn plannen te verwezenlijken en hield koers. Juist daarom was hij geen speelbal van de politiek van zijn dagen. Nehemia liet zich niet ontmoedigen door tegenstand. Niet omdat hij zelf zo goed en zo slim was. Maar omdat hij z’n antwoord klaar had als Sanballat en Tobia en Gesem hem weer eens vroegen: „Waar ben je toch mee bezig?”

Dan antwoordde hij vol vertrouwen: „De God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken!” Zo was het! Zó’n vertrouwen geeft een ongelooflijke rust en ontspanning.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de SGP.

Leren van Nehemia

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Sander de Rouwe (CDA).

We staan vandaag stil bij het leven van Nehemia, een Godvrezend bestuurder, die rond 445 voor Christus als landvoogd werkzaam was. Samen met Ezra en Daniël behoort Nehemia tot de godvrezende hoge overheidsdienaren van die tijd. Kenmerkend is dat ze dienen onder aardse koningen en overheden die de hemelse God veelal niet erkennen. Dat maakt hen voor mij persoonlijk heel bijzonder. Als Kamerlid en dienaar van de overheid voel ik mij als christen gemotiveerd door het handelen van deze mannen in hun overheidsdienst en dienst van God. Wij allen kunnen veel van ze leren en daarmee leren we ook iets van God. Al was het alleen de manier waarop Hij hen leidt en met hen omgaat.

Ik heb afgelopen dagen bewust gekeken naar het werk van de bestuurder Nehemia en ik kan u zeggen dat je vandaag de dag nog heel veel van hem kunt leren. Soms zag ik ook opvallende overeenkomsten met ons Nederlandse bestuursmodel. Toevallig. Wist u dat ‘minister’ Nehemia ook een volksvergadering kende? Ze waren denk ik niet democratisch gekozen, maar het was daar ook 150 man.

Terwijl de muur van Jeruzalem onder zijn gezag wordt gebouwd, verordonneert Nehemia de rijken om schulden kwijt te schelden aan de armen. Dat doet hij overigens zonder overleg met de 150 man om zich heen. En iedereen luistert en handelt ernaar. Geen wet is hiervoor nodig. En ook geen ambtelijk en geldverslindend apparaat.

Nehemia heeft de kennelijke positie om dit zeggen, en dat is niet zo vreemd ook want de mensen zien dat hij er zelf naar leeft. Zijn persoonlijke gedrag was in overeenstemming met zijn houding in het openbaar. En hij deed meer: hoewel hij landvoogd was en dus belasting mocht heffen, deed hij dit niet. Tegenwoordig word je daar denk ik heel populair van als politicus, geen belasting heffen. Ik lees overigens niet terug hoe hij alles financierde, maar dat terzijde.

En dan is het aardig om te zien hoe het met zijn aardse koning in Perzië gaat. Niet in de Bijbel, maar uit andere bronnen over die tijd lezen we dat zijn gezag tanende is en uiteindelijk ten onder gaat aan corruptie en wanbeleid. Terwijl Nehemia’s gezag stijgt en stijgt, daalt op hetzelfde moment het gezag van de koning van Perzië. Zijn gezag gaat uiteindelijk ten onder aan zware belastingheffingen en corruptie.

Ik sluit deze korte reflectie af met twee beschouwingen. Laat ik beginnen met de tekst van vandaag. Ds. Maasland heeft deze voorgelezen en uitgelegd. De muur is af. De opdracht is voltooid. En dan komt Ezra ten tonele. Ezra is net als Nehemia een bestuurder, landsvoogd uit die tijd. En beiden zijn ook door dezelfde koning van Perzië vrijgesteld om in en rond Jeruzalem voor die echte Koning te dienen. Nehemia bouwde de muur, maar Ezra was van het Woord. Gods Woord. En zodra er van het Woord sprake is, zien we Ezra verschijnen, want hij bezat de gave en had de opdracht te leren en op zijn eigen manier bij te dragen tot de godsdienstige ontwikkeling van het volk. Volgens mij hebben wij hier tegenwoordig geen minister meer voor.

Nehemia, hoewel met de hoge waardigheid van landvoogd bekleed, maakt dadelijk plaats voor Ezra. Ik vind dat heel mooi om te zien. Mannen van dezelfde tijd, door God gezonden, met een eigen opdracht, maar zonder enige prestatiedrang of na-ijver. Het woord van God wordt gesproken. Nehemia maakt direct plaats. Het maakt dan even helemaal niet uit of je nu bestuurder bent of niet. Nehemia oefent namens God het bestuur uit. Ezra van zijn kant geeft onderricht in de wet. Een heel mooi beeld van deze twee mannen.

Ten slotte. Het werk zit erop. De trouwe rechtvaardige slaaf keert terug naar zijn aardse koning. Aandoenlijk vond ik de diverse verzen in het afsluitende hoofdstuk 13 waarin Nehemia zijn God diverse keren vraagt om Zich zijn goede daden te herinneren. „Mijn God, denk ook hierom aan mij, en wees met mij begaan in uw grote goedgunstigheid”, lezen we in hoofdstuk 13:22. Een aardse en een hemelse Koning voor deze bestuurder.

Nehemia leeft in het jaar 500 voor Christus. Het Nieuwe Testament is er nog niet. Maar enige eeuwen later zal die hemelse Koning Zijn Zoon zenden naar de aarde om met ons een nieuw en eeuwigdurend verbond aan te gaan. Laten we, geïnspireerd en gemotiveerd door Nehemia, doorgaan met onze goede werken en inzet. Ze vormen vanaf Jezus’ komst naar de aarde echter niet meer de voorwaarde voor dat echte Koninkrijk. In Hem geloven, genieten van Zijn genade, met open handen en harten. Of je nu landvoogd of politicus bent of niet. Het maakt dan niet meer uit. Het gaat om Hem.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Nehemia als voorbeeld voor ons allen

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van Carola Schouten (ChristenUnie).

Enige jaren geleden bezocht ik Montenegro. Samen met een collega was ik uitgenodigd door een Montenegrijnse broeder om een lezing te houden over christen-zijn in de politiek. Hoewel de bevolking van Montenegro voor 75 procent bestaat uit christenen, was het voor hen verre van vanzelfsprekend dat politici openlijk uitkwamen voor hun geloof. En een partij die in haar naam direct verwijst naar het christendom, werkte al helemaal bevreemdend. Men wilde er meer van weten.

De Montenegrijnen waren van heinde en ver gekomen om naar ons verhaal te luisteren. Verrast door de opkomst begonnen we vol enthousiasme ons verhaal. Via Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper schetsten we de lijnen van het christelijk-sociaal gedachtegoed. Om dit vervolgens te vertalen naar de hedendaagse vraagstukken. De toehoorders leken geboeid te luisteren.

Aan het einde stond er een man van middelbare leeftijd op. Hij dankte ons vriendelijk voor onze presentatie, maar hij had eigenlijk maar één vraag. „Hoe kan een christen actief zijn in de politiek?” Mijn collega en ik keken elkaar wat weifelend aan. We hadden in het geheel niet stilgestaan bij deze vraag. Het leek ons zó vanzelfsprekend dat juist ook christenen zich inzetten voor het bestuur van een land. We vroegen de man naar de herkomst van zijn vraag. Hij schetste zijn persoonlijke situatie. Hij was christen en had de vrijmoedigheid om hier openlijk voor uit te komen. Getekend door de oorlog zocht hij een manier om zijn volk te dienen. Nog dagelijks ondervond hij –en de rest van de bevolking– de gevolgen van slecht bestuur. Er was een wankele vrede, maar de corruptie tierde welig. Toen zijn vrouw moest bevallen en met spoed naar het ziekenhuis moest, had hij de keuze: veel geld betalen aan de arts voor directe hulp of een paar uur later geholpen worden. Hij bekende voor het eerste gekozen te hebben.

Vanuit zijn geloof had de man de wil gekregen om recht en gerechtigheid na te streven. De plek waar hij dit dacht te kunnen doen, was de politiek. Echter, vanaf het moment dat hij deze wens had uitgesproken, was hij op een muur van tegenstand gestuit. Zijn werkgever had hem ontboden en hem duidelijk gemaakt dat een promotie er voorlopig niet in zat. Zijn buren begonnen wat meer afstand van hem te nemen en in alles werd hij tegengewerkt om de stap naar de politiek te maken.

Wat hij echter het moeilijkst vond, was de constatering dat de politiek niet gericht was op het welzijn van het volk. De belastingen waren op papier niet hoog, maar in de praktijk moesten burgers zo veel steekpenningen betalen dat ze er bijna aan onderdoor gingen. Dit wilde hij veranderen, maar hij werd tegengewerkt. Gedesillusioneerd had hij het opgegeven. Christen-zijn en politiek gaan niet samen, was zijn treurige conclusie.

Het werd stil in de zaal. Wij hadden ook niet veel meer te zeggen. Onze presentatie was in orde, maar we hadden totaal niet stilgestaan bij de dagelijkse realiteit van onze broeders en zusters niet ver hiervandaan. Zij leden onder de politiek.

Aan dit verhaal moest ik terugdenken toen ik in het Bijbelboek Nehemia las. Nehemia zag ook hoe het volk leed onder de beslissingen van de bestuurders. Er werden woekerrentes gevraagd voor het voedsel dat werd uitgeleend. De belasting die werd opgelegd was zo hoog dat het volk zijn dochters als slaven verkocht. Rijke volksgenoten gingen zich te buiten ten koste van hun medebroeders en -zusters! Het is begrijpelijk dat Nehemia in woede ontstak en de bestuurders ter verantwoording riep.

Maar Nehemia deed meer dan dat. Hij gaf zelf het goede voorbeeld. Zijn handelen was niet gericht op eigen gewin. Hij was vrijgevig. En dat alles tot Gods eer! Een dienaar in optima forma. En een dienaar met een boodschap die nog steeds relevant is.

Politici wordt nogal eens verweten dat ze uit zijn op eigen gewin. De economische crisis vraagt grote offers. Beslissingen vanuit de politiek raken mensen soms diep. De werkloosheid neemt toe, het inkomen neemt af en mensen zijn onzeker over hun toekomst. Dan kan het beeld ontstaan dat politici vooral vanuit hun eigenbelang besluiten nemen, zonder oog te hebben voor de gevolgen ervan.

In de Bijbel wordt ons op meerdere plaatsen gewezen op de norm voor het handelen van koningen en machthebbers. In Jesaja 32 lezen we: „Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid en vorsten zullen heersen naar het recht.” Een overheid wordt dus gevraagd de gerechtigheid na te streven om de bevolking tot recht te laten komen. Dit lijkt een vanzelfsprekend uitgangspunt. Maar hoe vaak zien we niet dat het in de praktijk van alle dag anders werkt. Macht corrumpeert. Corruptie en zelfverrijking komen niet alleen in landen ver weg voor. We horen regelmatig voorbeelden van bestuurders in eigen land die niet bestand waren tegen de verleidingen van macht en geld.

Het nastreven van recht en gerechtigheid, ten dienste van het volk, vereist ook een eerlijke zelfreflectie bij politici. Wat zijn onze diepste motieven voor onze besluiten en daden? Staat het welzijn van het volk voorop? Een vraag die eenieder in oprechtheid voor zichzelf en voor God moet stellen en in het publieke debat moet kunnen verantwoorden. De Bijbel geeft ons geen blauwdruk voor keuzes die we moeten maken ten aanzien van bijvoorbeeld de bezuinigingen. God leert ons echter wel met Hem de keuzes te maken vanuit een dienstbare houding. Dan gaat het dus niet over eigen gewin. Maar om het gewin van het volk.

Nehemia zelf lijkt ook verantwoording af te leggen voor zijn keuzes. Hij geeft aan dat hij meegebouwd heeft. Dat hij anderen in staat stelde hun taak te doen, door hen te voeden. En dat alles zonder de bevolking hiermee te belasten. Daarmee gaat Nehemia verder dan ‘slechts’ dienstbaar zijn in de houding tegenover het volk. Hij is ook praktisch dienstbaar! Het is totaal het tegenovergestelde van wat de rijke volksgenoten deden. Zij buitten het volk uit voor hun eigen genot. Maar Nehemia ontziet het volk, in alle opzichten.

Dit voorbeeld is krachtig, ook in het heden. Het stelt een ieder voor de vraag: Wat is ons offer in deze tijd? Hoe kunnen wij bijdragen –elk op onze eigen plek– aan het welzijn van de ander? Deze vraag moeten leiders zich allereerst stellen. Naar hen wordt gekeken en zij moeten –net als Nehemia– laten zien wat onbaatzuchtig handelen inhoudt.

Tegelijkertijd is het een bredere opdracht voor ons allemaal. Zeker voor christenen. Wij hebben zo veel ontvangen uit genade. Niet om voor onszelf te houden, maar om het te delen met de ander. In tijden van bezuiniging is het verleidelijk om te kijken naar alles wat we niet meer hebben. Maar God vraagt ons juist te kijken naar wat we nog wél hebben. En Hem daarvoor te danken.

Nehemia richt zich ten slotte tot God. Hij klopt zich niet op de borst om alles wat hij heeft gedaan voor het volk, maar zoekt oprecht naar de genade van God. Dat zijn handelen tot Zijn eer mag zijn geweest. Dat is de kernvraag die we ons elke dag moeten stellen: „Heer was het tot Uw eer?” Niet vanuit het idee dat de politiek de wereld zal redden. Alleen Christus kan dat. Maar alles wat wij doen, mag verwijzen naar Hem. Naar Zijn liefde en Zijn bewogenheid. Ook in de politiek. Juist in de politiek.

Terugdenkend aan de bijeenkomst in Montenegro snapte ik de vraag of christen-zijn en politiek wel samengaan heel goed. Evenals de teleurstelling en de moeite die de bevolking daar ondervindt van de politiek. Maar het verhaal van Nehemia laat ook zien dat God bijzondere wegen gaat. Dat Hij –uit liefde voor Zijn volk– leiders kan sturen die Zijn eer wel zoeken en daarbij een dienstbare houding aannemen. Die hoop en dat vertrouwen geven moed aan volken die zuchten onder slechte regimes. Of aan volken die het vertrouwen in hun politieke leiders zijn verloren.

Ons gebed mag dan zijn dat wij een instrument zijn in Gods hand. Ieder op zijn of haar plek. Zoekend naar recht en gerechtigheid. Het gebed zoals het in Psalm 86:6 luidt:

Leer mij naar Uw wil te hand’len,
‘k Zal dan in Uw waarheid wand’len;
Neig mijn hart, en voeg het saam,
Tot de vrees van Uwen Naam.

De auteur is Kamerlid voor de ChristenUnie

Nehemia, een bestuurder van formaat

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus of bestuurder een toespraak houdt. Deze toespraak is van mr. J. P. H. Donner.

Nehemia, een bedachtzaam bestuurder? Het is maar de vraag. Oordeel zelf. Hij geeft een prachtbaan op bij koning Arthahsasta, reist af in het ongewisse, ziet dat wat hij wil onmogelijk is, en begint dan. In onze ogen is bedachtzaamheid anders. Dit is eerder de manier waarop je een mislukt groot project begint; „wie faalt in zijn plannen, plant zijn falen”, zeggen we dan.

De lezing van vandaag begint bij zijn aankomst in Jeruzalem. Nehemia vertelt niemand wat hij komt doen, en verkent eerst heimelijk de situatie. Dan roept hij het stadsbestuur samen en legt uit wat zijn bedoeling is. Hij wijst op de bescherming van God en de steun van de koning. Hij commandeert niet maar zegt wat hij nodig vindt; de stadsmuur herbouwen zodat het volk kan leven. En dan gebeurt er een wonder. De mensen laten zich inspireren. „Laten we dan meteen beginnen”, zeggen ze en nemen het werk ter hand.

Nehemia is een bestuurder van formaat. Hij weet al wat hij wil en hoe hij dat wil aanpakken. Het gaat hem er niet om een stad te herbouwen, maar om een volk van God te herbouwen. Nehemia wil het volk, de wet en het verbond herstellen. Maar daar is eerst voor nodig dat de muren en de poorten hersteld worden; ter bescherming, maar niet minder ter scheiding van het volk en de buren.

Een muur is echter niet genoeg, het gaat om de eendracht achter de muur. Nehemia organiseert het werk zo dat ieder betrokken wordt en een eigen, herkenbare bijdrage heeft. En als blijkt dat, ondanks de gemeenschappelijke inzet, rijken profiteren van de armoede van medeburgers, roept hij ze tot de orde en spreekt meer sociale verhoudingen met ze af.

Pas als de muur af is, maar eerst dan, gaat hij een stap verder in zijn programma van wederopbouw. Hij roept het volk samen, laat de wet opnieuw lezen en uitleggen en pas als het volk, door de viering van het Loofhuttenfeest, heeft laten zien dat het de wet wil naleven, roept Nehemia het samen om boete te doen en te komen tot hernieuwing van het verbond met God.

Het is bedachtzaamheid van een andere soort dan wij gewend zijn. Niet de bedachtzaamheid van het vooruitdenken, plannen en beheersen. Bij Nehemia is bedachtzaamheid: weten dat wat hij wil, past in Gods bedoeling, vertrouwen op Diens zegen en steun, het volk een visie geven en vertrouwen, om dan te beginnen, en zo de gemeenschap op te bouwen.

Die bedachtzaamheid ontslaat niet van de plicht om je verstand te gebruiken. Ons verstand hebben we gekregen en hebben we te gebruiken. Verschil is alleen of we dáárop vertrouwen en bouwen, of dat we Gods bedoeling zoeken en vinden in wat we doen, en daarop vertrouwen, en het verstand alleen als hulpmiddel gebruiken.

Neem de financieel-economische moeilijkheden waarin we zijn geraakt. Door op ons verstand te vertrouwen, hebben we gepland, vooruitgedacht en zijn gaan vertrouwen op de zo bedachte groei en rijkdom. En we zijn het geld dat we dachten te gaan verdienen alvast gaan uitgeven. Het onderstreept slechts hoe onbetrouwbaar dat verstand wordt als het gebruikt wordt als vaste grond om op te bouwen.

Deze week komen de nieuwe cijfers van het CPB uit. Iedereen zal die ook weer onmiddellijk als waarheid zien en als maatstaf van de werkelijkheid nemen. Misschien zouden we er goed aan doen om eens stil te staan bij de vraag wat de bedoeling is; hoe we met elkaar en met Gods schepping zouden moeten omgaan, waar we heen willen en hoe we op die wijze iedereen weer uitzicht kunnen geven. Dat betekent niet de cijfers negeren, maar ze zien als hulpmiddel, niet als kompas.

Die bedachtzaamheid geldt niet speciaal voor bestuurders; ze geldt voor iedereen. Want let wel, in het landsbestuur en de samenleving gaat het niet meer zoals bij Nehemia. Wij leven onder een andere bedeling; die van na Christus’ openbaring.

Nehemia was een voorbeeldig bestuurder omdat hij rigoureus eenheid van volk, geloof en politiek nastreefde. Dan is de eerste voorwaarde, na de herbouw van de tempel, om een muur te bouwen die beschermt en scheidt. Voor ons geldt een ander gebod; het gebod van Christus: ga heen en predik alle volken in Mijn Naam. Wij hebben ieder die in Christus gelooft als broeder ontvangen en ieder die onze hulp behoeft als verantwoordelijkheid gekregen. Een muur bouwen, scheiding brengen, de weg van de antithese, is in de samenleving van vandaag geen oplossing meer. De les van Nehemia is wel dat we ons juist in ons denken en doen zouden moeten beschermen tegen al te groot vertrouwen op de rede en het verstand, en meer Gods bedoeling moeten zoeken in wat we doen. En dat hoeft niet alleen op eigen kracht, want we hebben de belofte van Christus bij Zijn vertrek: „En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.”

De auteur is oud-minister en vicevoorzitter van de Raad van State.

Politiek van troffel en zwaard

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van dr. R. Bisschop.

„Alleen treedt toch niet op als partijman, maar doe juist zo, alsof er geen tegenstellingen zijn, ja, alsof het onmogelijk is dat iemand iets tegen zou hebben op datgene wat jij voorstaat. Partijen zullen zichzelf vernietigen. De waarheid gaat rustig, bescheiden, ernstig, zacht haar gang, doet goed, stoort zich nergens aan en zondigt niet tegen de liefde, die ieder welgezind is, en die zich verwondert dat anderen niet willen wat zij wil. Zij is met haar goud niet verlegen.” Zo schreef de bekende Nederlandse theoloog Hermann Friedrich Kohlbrugge rond 1850 aan zijn goede vriend Johannes Wichelhaus, hoogleraar theologie in het Duitse Halle.

De laatste maanden heb ik als jong Kamerlid nogal eens aan dit citaat moeten denken. Uiteraard realiseer ik me dat we Kohlbrugges advies aan zijn jongere vriend moeten lezen in de context van de toenmalige theologische en kerkelijke verhoudingen in Duitsland, en dat zijn raadgevingen dus geen politieke adviezen waren. Maar toch, zouden deze wijze raadgevingen, met inachtneming van de onderscheiden terreinen van kerk en overheid, ook geen bredere betekenis kunnen hebben, en bijvoorbeeld van toepassing zijn op de huidige politieke en bestuurlijke verhoudingen?

Wees geen partijman, partijen zullen zichzelf vernietigen – is het niet zo dat het nastreven van eigenbelang, partijbelang of oppositie de stabiliteit van het openbaar bestuur en van het algemene welzijn bedreigt?

Doe alsof er geen tegenstellingen zijn, alsof het onmogelijk is dat iemand iets tegen zou hebben op datgene wat jij voorstaat – maken polarisatie, oppositie en politieke spelletjes als zodanig de verwarring niet alleen maar groter en de tegenstellingen scherper?

Volg de waarheid, die rustig, bescheiden, ernstig en zacht haar gang gaat – geldt ook niet voor het politieke leven dat de overwinning niet behaald wordt door handig politiek opereren, door kracht of geweld, maar dat alleen Gods Geest harten kan overtuigen?

Kohlbrugges adviezen herinneren aan het optreden van Nehemia, aan de tijd van de wederopbouw van de Joods natie, toen de ballingschap van het Joodse volk voorbij was. Ze zijn als de troffel die het bouwende volk moest hanteren: constructief, opbouwend, samenbindend.

Ze herinneren ook aan Jeremia, aan de tijd toen de ballingschap van het Godsvolk nog maar net begonnen was. Zoek de vrede van de stad waarheen u de Heere gevankelijk heeft doen wegvoeren en bid voor haar, schrijft Jeremia aan de ballingen in Babel, want in haar vrede zult ú vrede hebben.

Zet je, niet alleen als politicus, maar in elke maatschappelijke positie, in voor de publieke gerechtigheid, gebaseerd op Gods Woord, dat ook –of misschien wel: juist– in deze verwarrende tijden van crisis en verharding voluit zeggingskracht heeft. Beijver je, gedreven door de liefde van Christus voor verloren zondaren, om de waarheid te dienen en je naaste te redden.

Dat is de eerste, expliciete les die ik uit Kohlbrugges adviezen zou willen trekken, met als metafoor de troffel.

Ja maar, hoe kan dat dan? De fundamenten van de publieke moraal worden openlijk aangetast. Klassiek-christelijke waarden moeten plaatsmaken voor nieuwe interpretaties van grondrechten en mensenrechten, voor vrijheid en voor gelijkheid. Maar hoezeer die op zich ook van waarde kunnen zijn, ze zijn volstrekt ontoereikend om de publieke moraal hecht te funderen. Als een democratie niet gevoed wordt door hogere waarden dan die van de autonome menselijke wil, is haar lot bezegeld; dan is ze tot de ondergang gedoemd – zoals de eminente historicus Van Deursen terecht waarschuwde.

Nehemia rustte zijn volk ook toe met een zwaard om Gods zaak –toen concreet: de wederopbouw van Jeruzalem– te verdedigen tegen kwaadwillende krachten. Zo is de overheid door God gegeven als een weerhoudende macht die de doorwerking van het kwaad moet tegengaan.

Kohlbrugge bedoelde met zijn advies aan Wichelhaus niet dat deze het zwaard van de Geest maar in de schede zou moeten laten. Integendeel, op zijn plaats en op zijn wijze moet hij strijden voor de waarheid. Echter nooit gedreven door partijbelang, maar in de dienst van Gods Koninkrijk en met de middelen die daartoe behoren.

Dat is de tweede, impliciete les die ik uit Kohlbrugges adviezen zou willen trekken, waarbij het zwaard als metafoor kan dienen.

Zo komen troffel en zwaard bijeen: bouwen en beschermen. Dat is onze taak. Werkend vanuit het besef dat we allen deel uitmaken van de geestelijke strijd die gaande is tussen het rijk van de duisternis en het rijk van het licht. Een strijd die zal duren tot de terugkomst van onze Heere Jezus Christus.

Wij leven in de tussentijd. De strijd is al gewonnen, maar in verlangende afwachting van Zijn tweede komst moeten we zowel de troffel als het zwaard hanteren. Waarbij geldt: de vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid. Ora et labora!

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

Paus leest roomse traditie terug in Bijbel

Benedictus XVI treedt morgen terug als paus. Zijn laatste theologische uiteenzetting was typisch rooms-katholiek, waarbij hij de roomse traditie teruglas in de Bijbel, aldus dr. Leonardo de Chirico.

De wereld was geschokt toen Benedictus XVI zijn aftreden als paus van de Rooms-Katholieke Kerk aankondigde. Eeuwenlang was het niet gebeurd dat een paus aftrad. Tot hun dood bleven zij in hun ambt. De paus deed zijn aankondiging in het Latijn, niet echt de voertaal van vandaag. Journalisten haastten zich naar latinisten om er zeker van te zijn dat zij zich niet vergisten, alvorens ze het nieuws de wereldkundig maakten.

Paus Ratzinger deed iets opvallend nieuws, maar hij deed het op een erg ouderwetse manier. Zelfs bij een van zijn laatste handelingen als paus was hij zowel modern als traditioneel. Daarin herkennen we de rooms-katholieke manier van doen: de traditie hooghouden, maar tegelijkertijd voortdurend veranderen.

De laatste ”lectio” (een soort theologische meditatie) die Ratzinger op 8 februari gaf aan een groep studenten van het grootseminarie in Rome geeft een goed zicht op zijn loopbaan als paus. Het was niet zijn laatste toespraak als paus, maar wel zijn laatste theologische uiteenzetting voordat hij zich terugtrekt. In zekere zin is deze lectio een soort prisma waarin heel zijn onderwijs uit de Bijbel in een notendop gezien kan worden.

De tekst was 1 Petrus 1:3-5, een heel compacte tekst vol theologische rijkdom. Benedictus XVI gebruikte al zijn catechetische vaardigheden om hem uit te leggen. Zijn commentaar is grondig, zoals je mag verwachten van een eersteklas theoloog. Toch laat het duidelijk de speciale rooms-katholieke mix zien van Bijbeluitleg.

Encycliek

Bij de introductie van de brief stelt Ratzinger dat het gaat om de „eerste encycliek” die de plaatsbekleder van Christus aan de kerk stuurde. Een encycliek is in het algemeen gesproken een rondzendbrief, maar technisch gesproken is het een brief die de paus stuurt aan bisschoppen, geestelijken, gelovigen en mensen van goede wil en die handelt over leerstellige en/of pastorale thema’s.

Vanaf 1740 sturen pausen regelmatig encyclieken. In ieder geval is het dus historisch gezien niet correct om 1 Petrus met een pauselijke term te beschrijven van 1700 jaar later. Zelfs als we de algemene betekenis van het woord encycliek (rondzendbrief) nemen, werd 1 Petrus niet als eerste nieuwtestamentische tekst geschreven. Paulus’ eerste brief aan de Thessalonicensen is waarschijnlijke het vroegste document van het Nieuwe Testament. Dus al voor Petrus zijn eerste brief schreef, waren er andere apostolische brieven.

Achter deze historische details zit de boodschap die Benedictus wil overdragen van een voortgaande continuïteit tussen Petrus die zijn brief schrijft en toekomstige pausen die hun encyclieken schrijven. De paus verbindt de Bijbelse brief aan moderne encyclieken en Petrus aan moderne pausen. Deze claim is hermeneutisch geladen met de rooms-katholieke uitleg van Petrus’ ambt en successie, maar komt niet op uit de tekst van de Schrift zelf.

Plaatsbekleder

Het is ook niet toevallig dat Benedictus XVI in zijn lectio spreekt over Petrus als ”plaatsbekleder van Christus”. Nadat hij terecht gememoreerd heeft aan de wijze waarop Petrus zichzelf introduceert als apostel, vervolgt hij met te zeggen dat Petrus aangesteld was als „de eerste apostel, de plaatsbekleder van Christus.” Petrus schreef vanuit Rome (het ”Babylon” uit 5:13), wat volgens de paus theologische betekenis heeft. Als plaatsbekleder van Christus en gezien zijn wereldwijde ambt gaf Petrus eerst leiding aan de Joodse kerk (Jeruzalem) en uiteindelijk aan de kerk uit de heidenen (Rome).

De titel ”plaatsbekleder” komt niet bij Petrus zelf vandaan. De apostel spreekt over zichzelf als ouderling tussen andere ouderlingen, een mede-ouderling (5:1). De tekst geeft geen enkele aanwijzing dat Petrus de titel ”plaatsbekleder” zou hebben ontvangen, wat dat ook moge betekenen. Petrus denkt niet over zichzelf als iets wat zijn mede-ouderlingen niet zijn.

Het is zelfs zo dat Petrus het hele volk van God beschrijft als „een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk” dat geroepen is om de deugden van God te verkondigen. Het feit dat Petrus Rome definieert als Babylon kan weleens een apocalyptische betekenis hebben in plaats van dat het een verwijzing is naar zijn wereldwijde eerste pausschap. Weer is Ratzingers interpretatie geladen met betekenissen die behoren tot de rooms-katholieke traditie, maar niet kunnen worden teruggevonden in de tekst van de Schrift.

Er zit veel wijsheid in Benedictus’ laatste lectio over 1 Petrus. Maar het is wel een wijsheid die voortkomt uit bepaalde rooms-katholieke vooronderstellingen die bepalend zijn voor zijn manier van lezen en die niet door de Schrift zelf wordt geleid.

De auteur is theoloog en vicevoorzitter van de Evangelische Alliantie Italië.