Ware wijsheid komt van boven

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Gisteren sprak mr. Kees van der Staaij (SGP).

Wat je ook van het nieuwe kabinet vindt, over één ding is iedereen het wel eens. Het kwam vorige week, bij het debat over de regeringsverklaring, meer dan eens terug: de nieuwe ploeg heeft veel wijsheid nodig.

Maar ja, wat is wijsheid? Is het wijs dat PvdA en VVD met elkaar in zee gaan? Nee, dat is verraad aan je eigen uitgangspunten, roept de een. Het zijn allemaal plucheplakkers!

Jazeker, het is wijs, dat is juist over je eigen schaduw heen springen, zegt de ander. Het land moet toch geregeerd worden!

En is het wijs dat ze zo snel al tot een akkoord zijn gekomen? Jazeker, zegt de een, juist in crisistijd moet er snel gehandeld worden. Er is al zo veel tijd vermorst. Nee, helemaal niet, roept de ander. Kijk maar naar dat gedoe rond die zorgbelasting – ze wisten niet eens goed waar ze ja tegen zeiden. Haastige spoed is zelden goed.

Wat is wijsheid? Iedereen is het erover eens dat wijsheid onmisbaar is. Dat je niet zonder kunt. Wijsheid, om op het juiste moment de juiste beslissingen te nemen. Maar of een beslissing wijs is – daarover lopen de meningen vaak heftig uiteen.

Hoe weet je wat wijs is? Je kunt het vragen aan adviesorganen, aan denktanks. Je kunt referenda houden en enquêtes. Je kunt kijken hoe het vroeger ging en hoe het in andere landen gaat. Dat is allemaal heel nuttig, en levert vaak zeker wat op. Maar lang niet altijd is het doorslaggevend. Heel vaak moeten er knopen doorgehakt worden, terwijl we nog niet precies weten hoe iets zal uitpakken. De tijd zal het moeten leren zeggen we dan.

Maar gelukkig is er meer te zeggen over wat werkelijk wijs is. Ook voor de politiek. Als we het alleen met onze eigen wijsheid moeten doen, zou het er niet best uitzien. God heeft in Zijn Woord ordeningen en leefregels gegeven waarop wij mogen bouwen, waarnaar wij ons moeten richten, voor een werkelijk wijs beleid. Het heeft geen dageraad, geen toekomst, als we die wijsheid aan de kant schuiven – als we de waarde van het huwelijk miskennen, de zegen van de zondag negeren, de bescherming van kwetsbaar leven veronachtzamen.

Maar ook als we oog hebben gekregen voor de wijsheid van Gods Woord hebben wij in alle vragen die er op ons afkomen niet zomaar de wijsheid in pacht. Bij alle ingewikkelde vragen die er op ons pad komen, beseffen we ook dat wij maar beperkte mensen zijn. Dat we in een gebroken werkelijkheid leven. Dat wijzelf ook verlegen om wijsheid zijn.

Hoe kom je aan wijsheid? Aan fijngevoeligheid om te zien waar het op aankomt, aan de intuïtie om een verstandige keus te maken? Jakobus wijst de weg. Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere! Wijsheid is geen verdienste, is niet iets wat je kunt aanleren, maar is een Godsgeschenk.

In Jakobus 3 wordt verder uitgewerkt wat de ware wijsheid is. „Maar de wijsheid die van boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid en van goede vruchten, niet partijdig oordelende, en ongeveinsd” (vs. 17). Die wijsheid is nauw verbonden met het geloof in Hem, Die de Wijsheid Zelf is, Die van boven is neergedaald om dwazen wijs te maken. De ware wijsheid komt van boven. Het is een geschenk van God om wijs te zijn in moeilijke tijden. Daarom roept Jakobus op tot gebed.

God moet erom gevraagd worden: „dat hij ze van God begere.” Aanhoudend, vasthoudend wijsheid afsmeken van God. Daarom is het goed dat we persoonlijk om wijsheid bidden. Maar ook heel waardevol en gepast als dat publiek gebeurt: denk aan het ambtsgebed dat verschillende gemeenten nog steeds kennen.

Jakobus wijst op de gevende God. „Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt.” Onwijzen die hun toevlucht nemen tot de troon van de genade, horen geen verwijt. Nee, God is niet alleen een God Die wijsheid kan geven, maar Hij is ook genegen tot geven. Sterker nog, het is een zekere belofte: „en zij zal hem gegeven worden.” Iemand die werkelijk verlegen is om Gods wijsheid en oprecht vertrouwt op Gods belofte, zal nooit met lege handen achterblijven.

Dit betekent niet dat we gemakzuchtig achterover kunnen leunen. Dan misbruiken we Gods Woord of beloften als dekmantel voor luiheid. Groen van Prinsterer zegt het heel scherp: „Het deeg van de wetenschap is nodig, indien men prijs stelt op degelijkheid. Onze traagheid mag geen verkeerd excuus hebben in de algenoegzaamheid van Gods Woord.” Wij moeten dus hard werken en studeren; dat geldt juist ook christenen in de politiek. Maar altijd in het besef dat eigen wijsheid tekortschiet. Juist als we beseffen dat onze wijsheid tekortschiet, komen we dichter bij de wijsheid: om het van God te verwachten, van Hem wijsheid te begeren!

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

Jullie zijn Mijn handen

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Gert-Jan Segers (CU).

Deze zomer liep ik op een warme dag door het Italiaanse Genua. En daar, aan een rustig pleintje, stond een kleine kerk. De zegen van veel katholieke kerken is dat ze iedere dag open zijn. Zo kon ik naar binnen. Na een stadswandeling verlangden mijn benen naar een beetje rust en mijn oren naar stilte, terwijl ondertussen mijn ogen zich te goed konden doen aan de mooie Bijbelse taferelen op het plafond.

Toen ik daar in een van de kerkbanken zat, zag ik opeens een Christusbeeld naast me staan. En juist dat wat er aan ontbrak, is me bijgebleven. Het was namelijk een beeld zonder handen, met daaronder de woorden: „Jullie zijn Mijn handen.”

Na die korte vakantie ging ik weer door waarmee ik voor die vakantie al volop bezig was: campagne voeren. Ik merkte daarbij hoe intens sommige debatten kunnen zijn en hoe cynisch politici bij tijd en wijle bejegend kunnen worden. Maar ik merkte tegelijkertijd ook dat er prachtige gelegenheden zijn om te laten zien hoe je met God midden in de samenleving kunt staan. Ik heb me vol overgave in de campagne gestort en het heeft voor mij persoonlijk geleid tot een entree in de Tweede Kamer. Met alle hectiek van dien. Maar op een stil moment ga ik in gedachten nog wel eens terug naar dat kerkje in Genua. Ik vraag me dan af of ik inderdaad als de handen van Christus ben. Of ik Zijn liefde daadwerkelijk handen en voeten geef. En in de hitte van de dagelijkse drukte kan ik soms zomaar verlangen naar de koelte en de stilte van een besloten kerk.

En ja, soms moet je je inderdaad weer even terugtrekken in de stilte van de kerk. Zoals we dat ook vandaag op dit moment doen. Want alleen als je de momenten kent van het stil worden tot God, heb je als christen ook het recht om te spreken. Alleen als je steeds weer teruggaat naar Christus Zelf en aan Zijn voeten zit, heb je het recht om je een christenpoliticus te noemen. Dus ja, zo’n residentiepauzedienst is heilzaam. De zondagse diensten en de persoonlijke momenten van stilte zijn cruciaal. Maar daarna moeten we weer naar buiten, de wereld in.

Er is veel wat me aanmoedigt om ook daadwerkelijk de wereld in te gaan, om me als nieuw gekozen christenpoliticus te laten kennen. Er zijn de talloze inspirerende voorbeelden van christenen die onze samenleving op een bijzondere manier dienen. Ik denk aan het werk van Scharlaken Koord in Amsterdam, dat al zo veel prostituees een nieuwe toekomst heeft gegeven. Aan het werk van De Haven, die hier in Den Haag hetzelfde doet. Ik denk aan het werk van de mensen van De Hoop in Dordrecht. Ik denk aan hospices waarin christenen hun medemensen tot het allerlaatste moment liefde en zorg geven. Er zijn zo veel mensen die midden in onze samenleving Christus navolgen en als Zijn handen zijn. Zij moedigen me aan om in de politiek datzelfde te doen. Om, zoals Micha (6:8) dat zegt: recht te doen, trouw te betrachten en nederig te wandelen met God.

Ook de prachtige mogelijkheid om hier in alle vrijheid geloof en politiek te combineren, moedigt me aan. In alle bescheidenheid sluit ik me aan bij een rijke traditie van christelijk sociale politiek en zal ik er alles aan doen om die traditie vitaal te houden.

Dan zijn er ook de kwesties die schreeuwen om een gelovig antwoord. De crisis waarin we ons bevinden, de moderne slavernij die met een prostitutiewet een legaal vernisje kreeg, een samenleving waarin zo veel mensen met de rug naar elkaar toestaan, de vervuiling van de schepping, de morele richtingloosheid van onze cultuur. Oog in oog staand met de samenleving waarin God ons geplaatst heeft, horen we de woorden weer: Jullie zijn Mijn handen.

En toch. Kan ik dat wel waarmaken? Want bij al onze goede bedoelingen breekt het ons vroeg of laat weer bij de handen af. Als ik ontzettend mijn best doe om de handen van Christus te zijn, dan is dat het moment om te luisteren naar Christus Zelf, Die zegt: Zonder Mij kun je niets doen. Dat is het moment om ons te realiseren dat alles wat we doen, alles wat ik als nieuw politicus in de Tweede Kamer zou kunnen doen, beperkt is en tekortschiet. Ik wil heel graag de handen van Christus zijn, maar ik kan de wereld niet dragen. Ik kan de wereld niet verlossen.

Het is het moment om als die kleine jongen met zijn vijf broden en twee vissen alles in de handen van Christus te leggen. Alles wat we hebben en alles wat we doen, als we het in de handen van Jezus leggen, kunnen er grote dingen gebeuren.

Jullie zijn Mijn handen. Laten we inderdaad doen wat we kunnen, laten we elkaar binnen en buiten de kerk blijven aanmoedigen om met God midden in de wereld te staan. Om recht te doen, kwaad te bestrijden, vrede te stichten, lief te hebben. En laten we dat zo in de handen van Jezus leggen, want dat gaat er echt wat gebeuren.

De auteur is Kamerlid voor de ChristenUnie.

Geduldig wachten op resultaat

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Gert-Jan Bakker (CDA).

„Het is fijn dat er in onze mooie stad maandelijks een gebedsdienst wordt gehouden voor het land en voor onze stad. En het is goed dat dit jaar wijze lessen uit de brief van Jakobus worden voorgehouden aan overheidsdienaren en bestuurders.

Uit Jakobus kregen we vandaag de les mee om geduldig te wachten op resultaten. Zoals een boer na het zaaien een winter lang moet wachten tot de oogst zichtbaar wordt. En na het verkiezingsverlies van mijn partij vorige week is het natuurlijk heel aantrekkelijk om dit direct te vertalen. We hebben deze campagne gezaaid en zullen op een later moment oogsten. In zekere zin is dat zo. Een politieke partij met een korte termijnstrategie om zo snel mogelijk zo veel mogelijk kiezers aan zich te winnen, is vaak geen lang leven beschoren of stelt idealen bij naar de uitkomsten van opiniepanels.

De tekst is een bemoediging om door te gaan met zaaien en te wachten tot de boodschap goed grond raakt en begint te leven. Maar het is natuurlijk de vraag of de oogst zich laat meten in aantal zetels, hoeveelheid macht of resultaten van een verkiezingsprogramma. In de Haagse gemeenteraad is het aantal zetels voor christelijke partijen beperkt. Maar toch geloof ik, steeds meer, dat er op het werk in de gemeentepolitiek oogst te verwachten is. Niet via een korte rechte lijn omhoog, maar eerder via een curve.

De basis voor stadspolitiek is een sterke betrokkenheid op de stad. Tijdens de coalitieonderhandelingen, waar het CDA aan meedeed, kwamen er veel brieven binnen. Eigenlijk allemaal om geld of invloed. Behalve een tekening van het straatpastoraat. Hier stond alleen op dat er voor het gemeentebestuur gebeden werd. Wat er in al die andere brieven stond weet ik niet meer, maar ik weet dat er voor ons gebeden wordt.

Echte betrokkenheid kost veel tijd. Werkbezoeken, gesprekken en vergaderen. Niet geschikt voor mensen met snelle ambities en honger naar belangrijke posities.

Bescheidenheid moet de toon zetten. Als christen weet je dat je afhankelijk bent van een grote en goede God. Dit geeft rust in een wereld waarin iedereen successen wil behalen en claimen. Als kleine fractie kun je niet alleen jouw wensen verwezenlijken. Maar door anderen successen te gunnen, kun je zelf ook successen boeken.

Een christen vervult ook de rol van verbinder. Tussen links en rechts. Maar vooral tussen overheid en samenleving. Bezuinigingen zorgen ervoor dat overheid veel taken afstoot. Van welzijnswerk tot bibliotheek, van kinderboerderij tot theater. De afgelopen jaren hebben wij ervoor gezorgd dat bewoners en verenigingen, maar ook kerken in de gelegenheid werden gesteld om deze maatschappelijke activiteiten over te nemen. Gestimuleerd door de overheid.

En dit is een onderscheidend punt: een deel van de politiek gelooft dat alleen de overheid maatschappelijke taken kan oppakken; een ander deel ziet geen rol meer voor de overheid in de maatschappij.

Een ander onderscheidend punt voor christelijke politiek is de moraal. Het bestaan van een hogere norm wordt vaak bestreden vanuit de individuele autonomie. In lokale politiek lijken morele kwesties ver weg, maar zijn ze dichtbij. Denk aan discussies over coffeeshops en prostitutiebezoek. De individuele vrijheid moeten hierin minder wegen dan het algemeen belang.

Bij het spreken over moraal zijn betrokkenheid en bescheidenheid voorwaardelijk. De Tien Geboden beginnen niet voor niets met het spreken over het verbond tussen God en mensen. Zonder betrokkenheid zal een moreel appel geen vruchtbare bodem vinden, behalve bij je eigen achterban. Zonder bescheidenheid overschat je je eigen kunnen en de rol van de moraal in de politiek. Want moraal kan in de politiek wel uitgedragen worden, maar wordt pas effectief in de maatschappij.

De bouwstenen van betrokkenheid, bescheidenheid, verbinding en moraal passen in de nieuwe rol die ik zie voor christendemocratische politiek in een stad, of misschien ook land, waarin zetelaantallen wel eens afnemen. De nieuwe rol die ik zie is minder op de politieke arena gericht en meer op de onderliggende laag van de samenleving.

De wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid geeft in een rapport aan dat de doe-democratie de toekomst heeft. Niet de politieke arena en de overheid zijn als eerste verantwoordelijk voor de samenleving, maar mensen in gezinnen, buurten, kerken en verenigingen. Daar moeten wij bij zijn. Van de vergaderstoel naar de huiskamer, van het stadhuis naar de kerk en van de politieke partij naar maatschappelijke initiatieven.

Wanneer wij deze diepere laag van de samenleving weten aan te boren is er oogst te verwachten. En gelukkig hoeven wij het hierbij niet van onszelf te verwachten.

De auteur is fractievoorzitter van het CDA in Den Haag.

Rijkdom en armoede

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van mr. G. Holdijk (SGP).

Wie de ”Thematische concordantie” raadpleegt, zal daarin 119 verwijzingen naar Bijbelteksten over rijkdom aantreffen en 127 over armoede. Men kan dus geenszins stellen dat de Bijbel niet geïnteresseerd is in het vraagstuk van rijkdom en armoede.

Als de zaak van armoede en rijkdom een aangelegen zaak is in de Bijbel, moet het dat ook voor de christelijke politiek zijn. Hoe heeft zij zich in dezen op te stellen? Dat blijkt niet zo eenvoudig te zijn. De Bijbel is onmisbaar en genoegzaam voor alles wat nodig is voor geloof en levenspraktijk, maar de Bijbel is geen handboek voor binnen- en buitenlands beleid.

Waar de Schrift helder spreekt, spreken wij deze na. Waar hij zwijgt, durven wij niet te spreken in Gods Naam. In de politiek kunnen christenen dan niet meer doen dan proberen Gods Woord toe te passen en dus veelal op een wijze die niet expliciet of zelfs impliciet door de Schrift wordt voorgeschreven.

Het is niet eenvoudig om Bijbelse principes te vertalen naar de complexe politieke praktijk. Gods Woord gebruiken in de politiek vraagt grote behoedzaamheid en ten opzichte van medechristenen een zekere bescheidenheid. Dat neemt niet weg dat christenpolitici zich in denken en handelen hebben te laten leiden door geopenbaarde goddelijke wijsheid en daaraan getoetst mogen worden.

In de politiek spreken we meer over welvaart, eventueel volkswelvaart, dan over rijkdom. Een grondgedachte van de democratische en sociale rechtsstaat is dat burgers de zekerheid van een minimum aan materiële welvaart en immaterieel welzijn bezitten. Alles hangt natuurlijk wel af van de financiële mogelijkheden.

We hebben in het verleden zelfs een verzorgingsstaat tot stand gebracht, die van de wieg tot het graf welvaart en welzijn zou moeten garanderen. Die verzorgingsstaat is gebaseerd op de gedachte van de maakbaarheid van de samenleving en de sturende rol van de staat daarbij.

Die vorm van staatszorg is onbetaalbaar en onbestuurbaar gebleken. We zitten nu in de overgang van de verzorgingsstaat naar de waarborgstaat, waarin mensen meer voor elkaar moeten zorgen en de overheid meer op afstand blijft. De vraag is hoe we dit moeten realiseren in tijden van individualisering en ontkerkelijking.

Het is thans de eerste keer dat er in Nederland een generatie opgroeit die minder welvaart gaat kennen dan hun ouders nu. Welvaart is ten onrechte te lang vanzelfsprekend geacht. We spreken van een financiële en economische crisis.

Zo dient zich nu de noodzaak van bezuinigingen aan. Sommigen menen dat dit nog wel uitstel kan lijden. Maar áls er dan bezuinigd moet worden, waarop dan wel en waarop zeker niet? Op de ontwikkelingshulp, korten op de armsten? Of is dat absoluut taboe?

Hebben bezuinigingen ook geen negatieve effecten, bijvoorbeeld voor de werkgelegenheid? Moet de economie niet juist gestimuleerd worden? En wie moeten vooral boeten voor de bezuinigingen?

Het is voluit Bijbels om te stellen dat mensen als persoon in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven en huishouding, inclusief de eigen broodwinning. Wie werken kan, moet werken. Ook is duidelijk dat de christelijke gemeente op grond van het gebod van de naastenliefde heeft om te zien naar wie niet (meer) werken kan.

Maar hoe ver strekt de taak van de overheid zich op dit terrein? Geldt het gebod van de naastenliefde voor de overheid op dezelfde wijze als voor de christelijke geloofsgemeenschap?

Barmhartigheid wordt betracht van mens tot mens, met aanzien des persoons. Sociale zorg en sociale zekerheid zijn onpersoonlijke voorzieningen. De overheid in een rechtsstaat handelt zonder aanzien des persoons. Ze beslist voor anderen over anderen en gebruikt daarbij zo nodig dwangmiddelen. Burgers plegen te staan op hun (verworven) rechten en willen niet van liefdadigheid afhankelijk zijn.

De economische crisis is bovendien vervat in een morele crisis, veroorzaakt door het najagen van eigenbelang, hebzucht en zucht naar macht. Schuld maken wordt niet als schuld ervaren. Op dit punt zullen mensen moeten veranderen, eerst in hun denken en vervolgens in hun doen en laten.

Nu er weer verkiezingen aanstaande zijn, is daarbij voor iedere stemgerechtigde de vraag: Laat ik mij in het stemlokaal leiden door kortetermijnbelang of door hogere belangen voor mijzelf en de samenleving? De ervaring heeft geleerd dat helaas velen hun stemgedrag van het eerste laten afhangen. Ze proberen hun lasten op anderen te verhalen en hun lusten door anderen te laten betalen. Zolang die geest bij rijken en armen leidend is, is er weinig uitzicht op het overwinnen van de crisis.

De auteur is senator voor de SGP.

Het voorbehoud van Jakobus

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Esmé Wiegman (ChristenUnie).

In deze dienst het voorbehoud van Jakobus centraal. Zo wordt het gelezen Schriftgedeelte, Jakobus 4:13-17, genoemd. Het voorbehoud van Jakobus – toen ik kind was, klonk het als een spannende formule; heel serieus en zwaarwichtig.

Zo de Heere wil en wij leven; het is vaak een standaarduitdrukking bij afkondigingen in de kerk. Het Deo volente wordt te pas en te onpas gebruikt. Het komt er echter op aan dat het voorbehoud van Jakobus geen dooddoener of loze formule is; geen holle frase. Het gaat om een levend besef: ”als God het wil” als motto boven al onze plannen.

Het raakt mij persoonlijk. Veel mensen vragen mij of ik beschikbaar ben als Kamerlid voor een nieuwe periode na de verkiezingen in september. En dan antwoord ik iets over selectiecommissie, partijcongres en uitkomst van de verkiezingen. Maar ten diepste weet ik en belijd ik: als God het wil. Als God het wil. Dat raakt ook de politieke besluitvorming en alle plannen en voornemens die worden gemaakt.

De verzen 13 en 14 vertellen indringend hoe de verhoudingen liggen. Wij zijn slechts kleine mensen. We zijn slechts damp. Daar tegenover staan Gods grootheid en almacht. De wil van God.

In vers 16 worden we gewaarschuwd. We slaan vaak een hoge toon aan en zijn daar nog trots op ook. In de politiek zie je het vaak gebeuren. Het is volkomen ongepast.

Als God het wil. Dat brengt ons bij de vraag: Wat wil God nog meer, behalve deze praktische aanwijzingen van Jakobus?

We lezen het in de Bijbel. God vraagt veel. Hij stelt hoge eisen. Het mooie is dat Gods wil nauw samenhangt met Zijn beloften. We hebben te maken met een God Die wil geven waarom Hij vraagt. Hij is een God Die graag vergeeft en geneest als we onze zonden belijden.

Hij vraagt recht en gerechtigheid. Ik denk aan Psalm 72. Hij wil het ook geven:

Geef, Heer’, den Koning Uwe rechten, en Uw gerechtigheid
(…)
Dan zal Hij al Uw volk beheren
rechtvaardig, wijs en zacht,
en Uw ellendigen regeren,
hun recht doen op hun klacht.

Het is een onzekere en onrustige tijd in de politiek. Er is sprake van een economische crisis, er wordt druk onderhandeld hoe het begrotingstekort binnen de perken kan worden gehouden; nieuwe verkiezingen komen eraan. Wat zal het ons land gaan brengen? God weet het.

In de aanloop naar de verkiezingen zullen er allerlei debatten gevoerd worden. Politici zullen een hoge toon aanslaan. In al dat verkiezingsgeweld zullen we moeten luisteren naar Gods stem en die stem gehoorzamen. Waar gaat Gods hart naar uit? Naar wie gaat Gods hart uit?

Opnieuw denk ik aan Psalm 72: Hij zal bevrijden wie arm is en om hulp roept, wie zwak is en geen helper heeft. Hij ontfermt Zich over weerlozen en armen. Of zoals Amos het zegt: God wil zeeën van recht en rivieren van liefde die heel de aarde weer vol laten stromen met recht.

Dit zal onze politieke agenda en ons spreken en de toon die we daarbij aanslaan, moeten bepalen. Bij God moeten we zijn voor wijsheid in het maken van plannen.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie.

Wijsheid van boven

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van dr. E. Dijkgraaf (SGP).

De mens weet wel waar hij het halen moet. Men groef in Babel niet de diepste put, maar bouwde de hoogste toren. Hoger op. Bereiken wat onbereikbaar scheen. Want daar ergens, boven in de lucht, als men daar toch komen kon. Eeuwen later reikt de menselijke hand nog vele malen hoger. Dagelijks cirkelen mensen zelfs hoger dan de hoogste wolken rond. Zou men dan de wijsheid daarboven gevonden hebben?

Wijsheid zoeken is wat mensen vaak bezighoudt. Al zou je dat niet altijd zeggen. Wie om zich heen kijkt, ziet velen dwaasheid vinden. Wat zou men dan gezocht hebben? Het is goed dat knappe koppen kennis vermeerderen. Het brengt ons voorspoed, langer leven, kennis, kunde. Maar helaas vaak ook weer dwaasheid. Zeker als de mens gaat denken de echte wijsheid gevonden te hebben. Als hij met onvoorstelbaar arrogantie denkt het zelf allemaal te kunnen.

Het leidt ons terug naar het eerste begin. Was dat nu juist niet de allereerste fout? Als God te willen zijn? Niet genoeg te hebben aan menselijke wijsheid maar alles overtreffend zelf heerser te willen zijn? Zelf bepalen wat goed en kwaad is?

Door de geschiedenis heen keert het telkens terug. De wijsheid van de mens neemt toe, stijgt hem naar het hoofd. Tot hij onder gaat. Opgaan, blinken en verzinken. Hoe kan het anders dat elke keer weer die grote culturen hoogtepunten beleven, maar niet persisteren?

En wat zegt ons dat over de moderne torens van Babel? Wat te denken van de euro, met vreugde ingehaald als welvaart brengend instrument terwijl men had kunnen weten een onbeheersbaar bouwwerk te creëren? Overmoed, wijsheid van beneden.

Is het niet goed te investeren in kennis, vooruitgang, innovatie? Natuurlijk wel. De opdracht de aarde te bouwen en te bewaren geldt ook anno 2012. Maar de geschiedenis leert wel dat wie zich verheven begint te voelen, zich niet realiseert dat een Ander al boven hem verheven is. Wie denkt met wijsheid naar boven te kunnen, mist de wijsheid van boven. Dan blijft kale wetenschap over.

Het is ook geen wonder dat het zo loopt. Want de wijsheid kan alleen van boven komen. God is de bron van alle wijsheid. Hoe kunnen we dan wijs worden zonder Hem? Hoe kan er werkelijk zegen rusten op wat niet uit Hem voortkomt? De wijze mens van tegenwoordig denkt dan: Dat is onmogelijk. God kan niet bestaan. Wij zullen ons zelf moeten verheffen. Maar het mooie is toch dat Gods bestaan niet van ons denken afhankelijk is? Hij is en zal zijn. Van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Iets anders is of wij God kunnen begrijpen. Zijn wijsheid is zo groot ten opzichte van onze dwaasheid. Mijn leraar wiskunde legde eens uit hoe iets van Gods almacht begrepen kon worden. Stel je eens voor, zo zei hij, dat er een dier is dat in de eendimensionale wereld leeft. Het kan alleen maar voor- en achteruit. Als het een soortgenoot tegenkomt, moeten beide achteruit. Maar op een dag komt het een diertje tegen uit de tweedimensionale wereld. Het deinst al achteruit. Maar plots is het dier verdwenen en duikt achter hem weer op. Het denkt: Verschrikkelijk, dit kan niet, dit is wetenschappelijk niet te verklaren. Maar feitelijk negeert het een natuurwet die het niet kent.

God beheerst alle dimensies. Van de vierde, de tijd, weten we dat voor God duizend jaren als één dag is en één dag als duizend jaren. Hij is inderdaad van eeuwigheid tot eeuwigheid. Onbegrijpelijk voor ons. Wetenschappelijk niet te verklaren. Maar wel waarheid, feit en werkelijkheid. En hoeveel andere dimensies zullen er zijn die wij nog helemaal niet kennen? Wij moeten het doen met de kennis van beneden. Laten we opzien naar de wijsheid van boven.

Wie de wijsheid van boven niet kent, zal hier onder veel fouten maken. Zichzelf en anderen overschatten. Torens van Babel bouwen. Denken het allemaal wel te kunnen beheersen. Het besef dat de wijsheid boven is en van boven komt, maakt afhankelijk, voorzichtig, nadenkend. Natuurlijk moeten er knopen worden doorgehakt en maatregelen genomen. Maar de arrogantie van de mens die denkt het allemaal naar zijn hand te kunnen zetten, mag geen leidraad zijn. Dan wordt het opgaan, blinken en verzinken.

Laten we vragen om wijsheid van boven. Dan gaan we verder in eigen dwaasheid. Maar niet als degenen die niet weten wat te doen. Want dan mogen we Hem volgen Die de almachtige en alwijze Koning der koningen is. Dan hebben we een boodschap voor een verloren wereld. Dan mogen we uitkomen voor de eer van Zijn naam en opkomen voor het heil van al onze naasten. Dan mogen we ieder erop wijzen dat de wijsheid van boven komt.

De auteur is fractievoorzitter van de SGP in de Tweede Kamer.

Wijsheid overbrugt tegenstellingen

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van mr. J. P. H. Donner.

Wijsheid is een bij God en mensen in hoog aanzien staande deugd. Want wijsheid is meer dan weten en beter dan verstand. Wijsheid berust op inzicht in het waarom en waartoe van weten, en op het besef van de beperking van ons verstand. Vandaar dat “de vreze des Heeren het begin van alle wijsheid is.”

Wijsheid hebben we nodig; in ons dagelijks leven en om het land goed te besturen. Bij mijn recente benoeming in de Raad van State wenste vrijwel iedereen mij wijsheid toe. Dat is wat we hopen.

Er valt veel te zeggen over wat wijsheid is en wat zij inhoudt, ook vanuit Bijbels perspectief. Opvallend is wat Jakobus zegt, dat het niet gaat over het belang van wijs zijn, maar waar wijsheid uit moet blijken. Hij zegt: Geloven is mooi, maar laat het blijken in wat u doet.

Jakobus noemt onberispelijk leven en zachtmoedigheid, aspecten die je doorgaans niet met wijsheid in verband brengt. Kunnen we daar wat mee in de politiek en het dagelijks leven? De overheid is er, zoals Paulus zegt, vanwege de hardheid van onze harten. Daarom kan een overheid in incidentele gevallen wel zachtmoedigheid betrachten, maar niet als beleid. Dan schept men doorgaans meer problemen dan er worden opgelost.

De woorden van Jakobus richten zich echter niet tot de overheid. Ze richten zich tot mensen; tot ieder van ons. En als zodanig lijkt de boodschap grote relevantie te hebben, juist ook in de politiek. Dagelijks lezen of horen we in kranten en media over mensen in het openbare leven die minder dan onberispelijk leven. Zachtmoedigheid lijkt ook een essentieel criterium. Over en weer verwijt men elkaar dat de ander te hard is of te zachtmoedig. Zo gebruiken we de door Jakobus genoemde criteria dagelijks, maar dan om onderscheid te maken, en om verschil te brengen tussen mensen. Dat lijkt me niet wat Jakobus bedoeld heeft.

Stel aan je zelf hoge eisen -een onberispelijk leven- maar behandel en beoordeel anderen met zachtmoedigheid, zo begrijp ik de woorden van Jakobus. We nemen elkaar steeds makkelijker de maat, maar vragen begrip voor onszelf. Niet alleen in de politiek, maar ook in het leven van alledag. Moderne media versterken die tendens. En let wel, de media doen dat omdat wij het graag zo willen. Dat kunnen we met ons verstand namelijk beter begrijpen. Het verstand is een machtig instrument voor analyse, voor het uiteenleggen van dingen. Het kan onderscheiden, verschillen begrijpen, het kan meten en dingen duidelijk maken. In het publiek debat is het daarom zeer bruikbaar.

Maar dan gaan tegenstellingen, verwijten, tekortkomingen dat debat wel overheersen. Want ons verstand is minder goed in staat om verschillen te verzoenen, tekortkomingen te bedekken, belangen bijeen te brengen en om wat niet meetbaar is te begrijpen, zoals besef van gemeenschap, gevoel van saamhorigheid en het gegeven van wederzijdse liefde en aanvaarding. In de politiek draait het echter om dat laatste. Daarin moet het gaan om gemeenschapszin, besef van verbondenheid en inzicht in eigen tekortkomingen. Niet dat we het verstand moeten uitschakelen. Het blijft nodig, maar dan als instrument in dienst van die gevoelens en niet als zelfstandige norm of breekijzer.

Politiek gaat over samenwerken tussen wat onverzoenbaar is, overbruggen wat principieel tegengesteld is en het mobiliseren van gemeenschapszin en wederzijdse verbondenheid. In een crisis als de huidige zouden we voor alles gezamenlijk de schouders moeten zetten onder het behoud van waarden, beschaving en welzijn, maar we zien vaak slechts ruzie, tegenstellingen en verwijten.

De woorden van Jakobus bieden een goede insteek; niet die van het verstand dat alles wil uiteenleggen en analytisch begrijpen, maar die van wijsheid die zichzelf hoge eisen stelt en andere met zachtmoedigheid behandelt om zo verschillen te verenigen en tegenstellingen te overbruggen.

De eis van een onberispelijk leven lijkt daarbij welhaast onoverkomelijk. We moeten ons echter niet laten ontmoedigen in ons streven om in onze tijd een vertaling te bieden van de wijsheid die van boven komt. We moeten ook niet nodeloos wanhopen; kijk om u heen en zie hoeveel tekenen van die wijsheid we zien in het dagelijks leven. De Geest is vaardig en we weten ons gesteund en gesterkt door de laatste woorden van Christus: “En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.”

De auteur is vicevoorzitter van de Raad van State en oud-minister van Binnenlandse Zaken.