We hoeven niet altijd gelijk klaar te staan met ons oordeel

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van mr. Kees van der Staaij (SGP).

Als 20-jarige kreeg ik van mijn oudere zus Elly een boek cadeau met de plechtige titel ”Opleiding tot recht verstand der Schrift, voor eenvoudigen die Gods Woord onderzoeken”. Het zijn korte overdenkingen van dr. H. F. Kohlbrugge. Op de achterflap van het boekje staat vermeld dat dit oorspronkelijk in 1845 is verschenen op verzoek van Groen van Prinsterer. Het was Groen kennelijk opgevallen dat Kohlbrugge vaak een mooie en opvallende uitleg gaf van Bijbelgedeelten. Daarom drong Groen erop aan dat Kohlbrugge die passages in een boekje zou verzamelen en uitbrengen.

Nu zal het ook uw ervaring zijn: van veel boeken die je 25, 30 jaar geleden gelezen hebt, weet je je nog maar weinig te herinneren. Maar soms is er iets wat je bijzonder raakt en dat je nooit meer vergeet. Zo is dat mij vergaan. Elke keer als ik de teksten uit Prediker hoor over de jeugd, moet ik aan opvallende woorden van Kohlbrugge uit dit boekje terugdenken. In Prediker 11:9 staat: „Verblijd u, o jongeling, in uw jeugd, en laat uw hart u vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten en in de aanschouwingen uwer ogen; maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht.”

Kohlbrugge zegt daarover: Het komt mij voor dat deze woorden ”wandel in de wegen uws harten” niet ironisch of vermanend zijn bedoeld, zoals vaak wordt gedacht. Dan denkt men dat vooral de jeugd een zeer zondige leeftijd is, en bestraft men een jonge man omdat hij niet is als een oude man, en de jonge vrouw omdat zij niet is als haar grootmoeder of oudtante. Volgens Kohlbrugge is het waar zoals het er staat. „Des Heeren Woord wil dat Zijn schepsel zich verheuge en blijde zij voor des Heeren aangezicht. Daarentegen wil de duivel droefgeestigheid, zuur zien, ach’s en och’s waar dit geen pas geeft, dat men zich anders voordoe, dan het hart gestemd is. De jeugd is als de lente. Maar de vernieler van alle menselijk geluk en zoetheid des levens leert de lieve lentebloemen te vertrappen. Hoe anders leert de koninklijke Prediker: „Geniet het leven, zegt hij, jongeling, jonge dochter, wees blijde in uw jeugd, uw hart doe zich te goed in uw dagen, waarin het jonge bloed met frisheid u doorvloeiende, u tot vrolijkheid stemt. Zoals uw hart verlangt, zo doe, en wat gij gaarne ziet, sluit uw ogen niet daarvoor.” De jeugd moet vrolijk wezen. (En wie prijst niet zelfs een vrolijke ouderdom?)”

En natuurlijk komt er dan ook bij Kohlbrugge een ”maar” achteraan. Na het ruimhartige ja tegen het leven, volgt dan in de Bijbelse lijn ook de duidelijke grens. Zie toe hoe je dat doet, je moet er wel eenmaal verantwoording over afleggen! Vrees God, opdat het genot van uw jeugd u niet tot veroordeling zal zijn.

Wat ik zo mooi vind is dat de spanning erin wordt gehouden. Trek niet te haastig je conclusie. Het is allebei waar: een blije jeugd is iets om dankbaar voor te zijn. Maar tegelijk geldt: vergeet je Schepper niet. Luister naar Zijn stem. Richt je leven naar Zijn geboden.

De spanning erin houden, het boek Prediker staat er vol mee. In de ene tekst lijkt het dat de dood beter is dan het leven, in de volgende tekst staat het weer heel anders. In de ene tekst lijkt het dat werken een goede bezigheid is, in de andere tekst lijkt de boodschap tegenovergesteld. Echte wijsheid laat de spanning staan, wacht zich voor overhaaste conclusies. Is die spanning ook niet de essentie van ieder mensenleven, zeker van ons aardse leven in het licht van Gods eeuwigheid?

Die les neem ik graag mee naar de politiek. We hoeven niet altijd gelijk klaar te staan met onze conclusie en ons oordeel. Uiteindelijk is het God die oordeelt. Díé klem zit er wel op. Is de verkiezing van Trump in plaats van Clinton als Amerikaanse president een absolute ramp? Of is zijn verkiezing juist een zegen voor Amerika?

Beide meningen zijn te makkelijk. Is het niet wijzer de spanning te laten bestaan? Het is zeker waar dat er in Bijbels licht veel is aan te merken op Trumps uitspraken en gedragingen. Daar doe ik helemaal niets aan af. Maar de andere kant is ook waar. De Republikeinen hebben een meerderheid in het Huis van Afgevaardigden en in de Senaat. Onder hen zijn er ook zeker die voor christelijke waarden willen gaan. Wie weet welke kansen dat geeft voor een beleid voor meer bescherming van ongeboren kinderen, voor een constructieve houding tegenover Israël, voor een profamilybeleid? De tijd zal het leren.

De auteur is Kamerlid voor de SGP.

Voor de toekomst van onze kinderen

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van Pieter Grinwis (ChristenUnie/SGP).

Afgelopen maand ben ik opnieuw vader geworden van een gezonde zoon. Als iets je doet stilstaan bij het thema ”toekomstgericht beleid” –het onderwerp van vandaag– dan is het wel de geboorte van je kind. In wat voor land komt hij terecht? Wat voor wereld laten wij hem na?

Deze vragen heb ik het afgelopen jaar ook mogen stellen in een ander verband. Ik mocht namelijk meeschrijven aan het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie, dat afgelopen vrijdag werd gepresenteerd onder de titel ”Hoopvol realistisch. Voorstellen voor een samenleving met toekomst”.

In dit verkiezingsprogramma staat niet voor niets de toekomst van onze kinderen centraal. Niet omdat de andere generaties geen aandacht verdienen, maar we voelen allemaal wel aan dat de beslissingen van vandaag impact hebben op de wereld van morgen.

Een onderwerp waar je die langetermijnfocus ziet terugkomen, is de waarde van het gezin; elke christelijke partij onderkent deze waarde. Immers, als iets belangrijk is voor de toekomst van een samenleving, zijn dat stabiele en liefdevolle gezinnen waar kinderen een stevige morele basis krijgen voor de rest van hun leven.

De laatste jaren zien we de financiële druk op gezinnen toenemen, ook vanuit de overheid. Als je kijkt naar het steeds grotere verschil in belastingdruk tussen kostwinnersgezinnen en tweeverdienersgezinnen, is zo langzamerhand elke verhouding zoek. Voor de toekomst van onze kinderen, voor een gezonde samenleving, is het van groot belang dat de overheid de druk op gezinnen in het spitsuur van het leven niet nodeloos opvoert.

Een ander onderwerp dat bij toekomstgericht beleid in het oog springt, is de zorg voor de schepping. Als christenen weten we ons rentmeester van een kapitaal dat we ongeschonden hebben door te geven aan een volgende generatie. We hebben de schepping zogezegd in bruikleen van onze kinderen.

Meer dan bij de vorige twee financiële voorbeelden klemt het hoe we als politici en als samenleving in het algemeen tekortschieten in onze omgang met Gods schepping. Van de slechte luchtkwaliteit in een aantal van onze Haagse straten tot de plastic soep in de wereldzeeën. Van uitputting van bodemschatten tot aan steeds meer CO2-uitstoot.

Deze urgente opgaven zouden ons als christenen in beweging moeten brengen voor de schepping. En zeker ook de politiek. Want een duurzame energievoorziening en een duurzame economie krijg je niet zonder toekomstgericht beleid. Zo’n toekomst komt niet dichterbij zonder duidelijke duurzame keuzes.

Over toekomstgericht beleid valt veel meer te zeggen dan deze twee voorbeelden. Voor al deze vraagstukken heeft de Prediker wijze lessen: zie de werkelijkheid onder ogen, nuchter en realistisch. Kijk verder dan je neus lang is, verder dan vandaag en morgen. De eeuw is immers in ons hart gelegd. En de tijden mogen veranderen, ons leven mag vluchtig zijn, God blijft dezelfde.

Afgelopen week stond ik aan de rand van het graf; om onze laatste opa te begraven. Niets zo vreugdevol om nieuw leven te verwelkomen en niets zo droevig, zo definitief als de dood in de ogen te kijken en afscheid te moeten nemen. Ook als er verder mag worden gekeken dan de dood. Christus is ons voorgegaan. Wat de toekomst brengen moge, Hij brengt ons naar dat onbekende land.

Dat is heel andere taal dan die van de pleitbezorgers van de ”laatstewilpil”. Onder de misplaatste noemer van barmhartigheid stelt het kabinet mensen de dood op bestelling in het vooruitzicht. Zelfbeschikking tot het bittere einde. Alhoewel, zelfbeschikking, de staat voegt aan het ”voltooide leven” nog wel even een soort leeftijdsgrens en een stervenshulpverlener toe.

Voor christenen is er alle reden om naast mensen te gaan staan die eenzaam zijn, zich verloren, zich overbodig voelen en tegenover die laatstewilpil Gods ”laatste wil” te zetten. Zoals boven een van de ingangen van deze Waalse Kerk staat: „Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven” (Matth. 11:28). Het beste komt nog. Hoe het ook zal gaan, want:

In goede machten liefderijk geborgen

verwachten wij getroost wat komen mag.

God is met ons des avonds en des morgens,

is zeker met ons elke nieuwe dag.

Als politicus uitkomen voor de eer van God

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van Elbert Dijkgraaf (SGP).

Wat de arme man in de belegerde stad ook deed, niemand zag hem staan. Wijsheid had hij. Hij wist hoe hij de stad moest verlossen. Maar status kreeg hij niet. Is dat erg? Het simpele antwoord is: nee, natuurlijk niet. Het enige punt waar het om gaat is de verlossing van de stad. Dat moet centraal staan. Of het tot aanzien leidde voor de arme man doet er verder niet toe.

Ik zeg het maar eerlijk; als politicus voelt dat anders. Als je als politicus een goed idee hebt, dien je een motie of amendement in. Of plaats je een tweet. In de hoop dat je boodschap opgepikt wordt door je collega’s, je achterban en journalisten. Maar waarom eigenlijk? En is dat wel goed? Ik denk dat het niet goed is, als de drijfveer is dat je status daardoor toeneemt. Dat het pochen wordt. Zie mij eens? Dan wordt het al snel: „Is dit niet het grote Babel dat ik gebouwd heb?”

Nu zou ik huichelen als ik zou beweren dat dit soort gevoelens nooit door me heen is gegaan. Maar goed is het niet. Dat moet je niet aanmoedigen. Dat moet je zien af te leren. Maar dat wil niet zeggen dat je als politicus maar moeten stoppen met bekend te maken wat je doet.

Een goede status voor een partij is van belang. Niet om mensen op een voetstuk te plaatsen. Maar wel om het gedachtegoed beter voor het voetlicht te kunnen brengen. Als nooit iemand te weten komt waar je voor staat, dan bereik je ook niets. Waarom zouden mensen dan op je stemmen?

Iedere partij heeft weleens last van een imago dat aan je kleeft. Een negatieve status helpt niet om te verwezenlijken waar je voor staat. Dan is het handig om dat om te buigen naar een positief gevoel. Dan zijn mensen nu eenmaal ontvankelijker voor je boodschap.

En dan moet het natuurlijk niet om de partij gaan. Dat is ook maar een mensending. Maar wel om het achterliggende gedachtegoed. We kunnen toch niet zwijgen als we diep overtuigd zijn van de goedheid van Gods geboden? Als we zeker weten dat als iedereen Gods geboden volgt, dat goed is voor ons allen?

Daarmee is de boodschap over de arme wijze man mijns inziens niet zomaar toepasbaar op een politieke partij. Het kan er in de politiek wel degelijk toe doen dat je boodschap goed voor het voetlicht komt. Alhoewel….

Ik verbaas me weleens over de gretigheid waarmee politici laten zien wat ze allemaal doen. Ze slaan je om de oren met elk ideetje waarmee ze zijn opgestaan. Nu heeft dat misschien te maken met het verlangen naar status. En helaas is het zo dat dit binnen sommige partijen noodzakelijk is om je positie te handhaven. Anders kegelen ze je zomaar van de lijst.

In wijsheid kiezen wat je wel en niet voor het voetlicht brengt is mijns inziens beter. Het is waar dat we vaker in de media zijn dan vroeger. Maar wat weinigen weten is dat we veel mediaverzoeken afwijzen. Dat we tot de conclusie komen dat zwijgen beter is. Wie blindelings ingaat op elk verzoek loopt algauw het risico in de grachten van de media te belanden. En die zijn nogal modderig.

In het vorige kabinet was de zetel van senator Holdijk nodig om het kabinet aan een meerderheid te helpen in de Eerste Kamer. Achter de schermen onderhandelden we stevig. In het begin kwam dat geregeld naar buiten. Maar toen begon de weerstand te groeien bij collega’s van coalitiepartijen. Waarom haalden die SGP’ers wel puntjes binnen en zij niet? Toen hebben we bewust besloten vaker te zwijgen. Bereikte punten weg te geven aan collega’s. Niet elke keer te claimen wat wij bereikt hadden. Zo bereikten we meer. Soms is zwijgen beter.

Goed afwegen of publiciteit helpt om je doel te bereiken geldt temeer als het principiële punten betreft. Omdat die de kern van je partij betreffen, breng je die het liefst naar buiten. Maar soms is het verstandiger om achter de schermen wel wat te bereiken en voor de schermen schijnbaar met lege handen te staan.

De kern van de tekst (Pred. 9:14-15) bevat daarom veel wijsheid. Te allen tijde moet het om de stad gaan en niet om de man. Als de stad maar gered wordt. Dat valt niet mee als we zelf in het middelpunt staan. Maar als we onszelf mogen zien als dienaren in de stad Gods, dan is het mooi werk. Dan is het een voorrecht als Hij de woorden in onze mond legt als we mogen spreken. Dan is het prachtig als we mogen zwijgen als dat voor de stad beter uitkomt. Zwijgen over onszelf maar ook dan voluit uitkomen voor de eer en heerlijkheid van Gods heilige Naam.

Wijsheid is weten dat er voor alles een tijd is

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van mr. J. P. H. Donner.

„Een wijs mens leeft de geboden van de koning na en doet alles op de juiste tijd, want hij weet dat voor alles een juiste tijd is.” Een eminent advies van Prediker; als oud-minister kan ik het alleen maar beamen. Toch heeft niet alles wat zich overheid noemt, aanspraak op onze gehoorzaamheid, zoals mensen tijdens de bezetting hebben geleerd.

De boodschap van Prediker zal mensen van onze tijd dan ook vreemd in de oren klinken. De huidige politiek leeft naar andere regels; gezag moet verdiend worden, de wet veranderd, de wereld verbeterd en het hier en nu is het enige wat telt. Alles moet kunnen en voor alles is maar één juiste tijd: hier en nu onmiddellijk.

Het merkwaardige is dat Prediker daar ook op uit lijkt te komen. Even verder zegt hij „dat er onder de zon niets beters is voor de mens dan dat hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet” (Pred. 8:15, NBV). En nog weer verder: „Geniet het van het leven met de vrouw die je bemint” (Pred. 9:9). Is de boodschap van Prediker dan: doe wat de koning zegt en wat de wet voorschrijft en leef er verder op los?

Ik denk het niet. Zie ik het goed, dan is zijn boodschap: neem het leven zoals het komt, geniet het, want het is een geschenk van God. Laat het niet verzuren door zorgen over dingen waar je geen weet van hebt of greep op kunt krijgen. Je kunt het leven het beste nemen zoals het komt en het genieten zoals het gegeven wordt.

Is dat nu de hele boodschap? Nee, want met het Evangelie is Gods bedoeling met mensen duidelijker, te weten: mensen tot hun recht laten komen. Dat kan alleen in gemeenschap, en daar zijn een overheid en wetten voor nodig. Het Evangelie spreekt echter niet tot overheden maar tot mensen. Ieder dient naar vermogen te werken aan die opdracht: mensen tot hun recht laten komen.

De overheid gehoorzamen en de wet naleven is niet meer genoeg; en soms moeten we ertegenin gaan, want wij moeten God meer gehoorzaam zijn dan mensen. Bovendien zijn wij in een democratische rechtsstaat gezamenlijk verantwoordelijk voor die overheid. Daarbij zijn wij onze broeders hoeder.

Hedendaagse politiek lijkt als nooit tevoren gedreven door bedoelingen om het dagelijks leven van mensen te verbeteren en menswaardiger te maken. Niet gebrek aan goede bedoelingen is wat ons bedreigt, maar gebrek aan vermogen om wat dan ook tot stand te brengen door te veel aan politieke verdeeldheid; omdat ieder zijn bedoelingen uitnemender acht dan die van anderen.

Wat ons bovenal bedreigt, zijn drie misvattingen. De eerste is de gedachte dat als de politiek maar welvaart en welzijn brengt, mensen ook beter en minder ten kwade geneigd zullen zijn. De werkelijkheid is helaas anders. Met onze verworven welvaart en vrede zijn we het normbesef en het gevoel van zin kwijtgeraakt dat nodig is om verantwoordelijk met die verworvenheden om te kunnen gaan. We zijn ze als zo vanzelfsprekend gaan beschouwen dat we ze door onderlinge verdeeldheid weer in de waagschaal stellen.

De tweede misvatting is dat overheidsmacht het goede kan bewerken. „Dat heeft de staat tot hel gemaakt, dat mensen er een hemel van wilden maken”, zei de Duitse dichter Hölderlin. Overheden zijn nodig om kwaad te keren en ruimte en zekerheid te scheppen waarbinnen mensen tot hun recht kunnen komen. Maar het goede, liefde, barmhartigheid en medemenselijkheid, komt van mensen en wat hen ten diepste drijft.

De derde misvatting is dat men terzijde kan blijven staan en veranderingen op hun beloop kan laten, omdat een onzichtbare hand de ontwikkeling wel ten goede zal keren of omdat God wel uitkomst zal geven. Dat is in onze tijd nog de gevaarlijkste misvatting. De geschiedenis leert dat kwaad zegeviert als goede mensen zich daar niet tegen verzetten.

De boodschap is dus niet dat wij in gehoorzaamheid aan de overheid maar van ons leven moeten genieten. Dat mag, maar de boodschap is veeleer die van de bede van Franciscus: „Heer, geef mij de berusting om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen, geef mij de moed om te veranderen wat ik niet mag aanvaarden, en geef mij de wijsheid om het verschil te zien.” Die wijsheid, dat is weten dat er voor alles een tijd is; een tijd om te berusten, een tijd om te vechten, een tijd om te gehoorzamen en een tijd voor verzet. Gelukkig staan we daarbij niet alleen maar mogen we ons verzekerd weten van de belofte: „En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” (Matth. 28:20).

De auteur is vicepresident van de Raad van State.

Advies voor op een uitzichtloos moment

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van Jaco Geurts (CDA).

Gek zou je ervan kunnen worden als je alles, mens en dier en plant en heelal, met je verstand wilt beredeneren. In Prediker zien we dat Salomo, ondanks zijn wijsheid, vasthoudt aan God. Wel heeft hij veel vragen.

Ook ik heb veel vragen. Elke dag opnieuw. Hoe moet ik als christen politiek bedrijven? Doe ik het juiste? Hoe volg ik de Heere in onze gebroken wereld?

Ik zie mezelf als een bevlogen mens. Wil me inzetten voor mijn naaste. Ik maak me zorgen over onze gezins- en familiebedrijven in de land- en tuinbouw. Er zijn fracties, zoals PVV, SP en GroenLinks, die uiterst negatief, met wantrouwen en onbegrip de land- en tuinbouw bejegenen. Als ze spreken over de veehouderij komen er termen voorbij zoals „volledig ontspoord”, „volledige verziekt”, en ondernemers die „bizar” bezig zijn. Ik vind dat zo oneerlijk en onrechtvaardig tegenover onze voedselproducenten.

En laten we maar eerlijk zijn: er is zo veel wat we oneerlijk vinden. Een collega die er de kantjes af loopt en toch een mooie bevordering krijgt. Vinden we niet regelmatig dat iemand veel te jong gestorven is? Om nog maar te zwijgen over de waaromvragen: als er dan een God is, waarom natuurrampen en zo veel aanslagen, de moord op een klein kind, het onthoofden van christenen et cetera. De vragen kunnen ons leven aardig gaan beheersen.

En wat lezen we in Prediker? Of liever gezegd: lezen we niet! De Prediker gaat God niet verdedigen. Hij legt niet uit hoe het allemaal precies zit. In Prediker 7:16 staat „…acht uzelf niet bovenmate wijs.” Vrij vertaald: je kunt jezelf zo vastbijten in een zaak die naar jouw idee recht en eerlijk is en er niet meer uitkomen. Prediker zegt dan: „Waarom zou u uzelf verwoesten?” In hedendaags Nederlands: je wordt er gek van!

De Prediker wijst ons op de valkuilen. Een valkuil is om overdreven correct te zijn. Als politicus kun je gaan denken dat met jouw ideeën de route van God wordt uitgezet. Als christenen moeten we erop blijven letten dat we geen kritiek leveren op hoe Hij het nu doet. Als we alles recht willen hebben, lopen we compleet vast.

Ik leerde hier weer uit dat ik mijn plaats moet kennen. Diverse zaken zijn op deze wereld niet eerlijk, we krijgen niet waar we recht op denken te hebben. Niet al het onrecht wordt in deze wereld rechtgezet. Ik denk weleens dat het leven vroeger simpeler was. Toen werd aanvaard dat bij een ziekte de één wel ziek werd en de ander niet. Tegenwoordig eisen we van de medische wetenschap dat ze ons beter maakt. Als een familielid zijn leven lang heeft gerookt en 90 is geworden, dan wil ik dat ook. Iets anders is oneerlijk. Toch?

Als je dit allemaal goed tot je laat doordringen, is het risico dat je doorslaat naar een ander uiterste. De andere valkuil is dat je zonder God gaat leven. Want wat maakt het allemaal uit? Het leven is één grote ellende. Laten we pakken wat we kunnen. Dood gaan wel allemaal. Je hebt niets aan Hem, dus ga je je eigen gang. Ik kom deze levenshouding regelmatig tegen.

Salomo geeft echter advies voor momenten als het leven soms moeilijk en uitzichtloos is. Als er zo veel vragen zijn waar je niet uitkomt. De les die Salomo in Prediker ons allen leert is volgens mij deze: al begrijp of snap je het niet, houd vast aan wat je niet ziet. Zijn naam is Jezus. Aan Wie God de Vader alle macht gegeven heeft, in hemel en op aarde. Zorgen? Vertel ze aan Hem in je gebed. Hij was er, Hij is er, Hij zal er altijd zijn.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Waar leef je voor?

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Deze toespraak is van Carola Schouten (ChristenUnie).

Zo’n tweeënhalf jaar geleden stond er een klein berichtje in de krant. ”Vrouw ligt tien jaar dood in huis Rotterdam”, luidde de kop. Installateurs die de gasinstallatie kwamen vervangen, hadden haar gevonden. Ze bleek een natuurlijke dood te zijn gestorven.

Ik moest hieraan denken toen ik het thema van deze residentiepauzedienst hoorde: ”Alleen is alleen”. Wat moet de gevonden vrouw alleen zijn geweest. En wat zullen er nog steeds veel mensen zijn in onze maatschappij die werkelijk alleen zijn.

In een tijd waarin we op ieder moment van de dag (en nacht) moeiteloos kunnen communiceren met wie dan ook ter wereld, kennen we onze buren nauwelijks meer. In een tijd waarin het gaat om zien en gezien worden, herkennen we onze naasten amper meer. We leven samen –letterlijk–, maar hebben sterk de neiging op onszelf gericht te zijn.

Een triestmakende conclusie. Maar helaas niet nieuw. Prediker zag het al. Hij zag iemand die almaar aan het zwoegen was en rijkdom aan het vergaren. Waarom, vroeg Prediker zich af, probeer je hier je geluk uit te halen? Zijn advies: Wees niet uitsluitend voor jezelf bezig. Zie wie of wat er om je heen is. Pas dan kom je tot je recht; in de relatie tot anderen.

Het is beter om met elkaar en op de ander gericht te zijn, zo toont ook wetenschappelijk onderzoek aan. Je zou dan ook verwachten dat dit betekenis heeft voor hoe wij onze maatschappij willen inrichten. Maar als we eerlijk zijn, lijkt het eerste deel waar Prediker over spreekt –het almaar zwoegen en het vergaren van steeds meer rijkdom– de drijfveer van veel mensen te zijn geworden.

Sterker nog: dat lijken de richtingaanwijzers geworden voor keuzes die in het beleid worden gemaakt. Jarenlang horen we al dat meer betaald werk voor iedereen goed is. Er wordt aan alle kanten geprobeerd mensen –in jargon– te activeren. Tot en met de laatste belastingplannen aan toe.

Laat ik vooropstellen: er is niets mis met werk. Het is zelfs een Bijbelse opdracht: woeker met je talenten. Het wordt wel steeds knellender als dit louter om betaald werk gaat. We kunnen meer de focus leggen op geld verdienen en meer uren werken, maar ten koste waarvan gaat dit? Onze maatschappij zal economisch gezien wellicht rijker worden, maar in sociaal en relationeel opzicht armer als de ander niet of nauwelijks meer in het plaatje voorkomt.

Is er dan een tegenstelling tussen werk en zorg voor de ander? Niet per definitie. Dat lees ik ook niet bij Prediker. Hij combineerde die zaken juist! Als je samen zwoegt, ben je in ieder geval niet alleen, was zijn nuchtere analyse. Zijn centrale vraag was echter: Waar doe je het voor? Wat drijft je? Waar leef je voor? Voor jezelf en je eigen behoeften en verlangens, of voor de relatie met de ander?

Als dan de boodschap vooral, ook van de overheid, is dat het vergroten van de welvaart centraal staat, mis je de kern van wat Prediker bedoelde. Dan moet je niet raar gaan opkijken dat mensen hun familie of hun buren niet meer zien.

Toen de vrouw werd gevonden die tien jaar lang onopgemerkt was gebleven na haar overlijden, stelde een minister dat ze geen wet kon maken om dit soort situaties te voorkomen. Dat is waar. Maar we kunnen wel bijdragen aan een maatschappij en cultuur waarin we elkaar weer meer gaan zíén. Door te erkennen dat mensen tot hun recht komen in de relatie met elkaar. Dat tijd en ruimte daaraan geven van het grootste belang is. De les van Prediker.

Tegelijkertijd leest Prediker ons de les. Wat drijft ons werkelijk in dit leven? Soms best een confronterende vraag. Mogen mijn naasten meer van mij verwachten? Heb ik genoeg oog voor de ander? Ben ik met de goede dingen in het leven bezig?

Het valt niet mee om die vragen eerlijk te onderkennen en te beantwoorden. Wel is het een manier om scherp te blijven op onze prioriteiten. Maar bovenal om te zien waar echt geluk uit voortkomt. Prediker wist het antwoord al.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie.

Spelen met de Leviathan

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Diederik van Dijk (SGP).

De Leviathan! Alleen al het uitspreken van deze naam ademt onheil. De Leviathan komen we geregeld tegen in de Bijbel. In Jesaja, in Openbaring en vooral in het boek Job. Daar worden zijn kracht en verschrikking expliciet beschreven. Het is een meerkoppig zeemonster dat de diepte van de oceaan in beroering brengt. Uit zijn mond komen fakkels en verzengend vuur; er komt rook uit zijn neusgaten (Job 41). Ontembaar en huiveringwekkend! De Leviathan staat symbool voor duivelse verschrikking en duistere macht. De Leviathan is de grote vijand van God.

We ruiken de Leviathan als we getuige zijn van een tsunami die duizenden slachtoffers maakt. Of als door een aardbeving complete gezinnen door de aarde worden verslonden. Maar we zien ook de contouren van de Leviathan als in naam van de IS-ideologie jongemannen worden geroosterd in een kooi. We bespeuren zijn aanwezigheid als er op tv een terechtstelling wordt uitgevoerd, onder de dekmantel van euthanasie. Of waar zwangerschapstesten leiden tot de zuivering van downkinderen. Waar brandbommen worden gegooid naar een moskee. We zagen ook zijn lange schaduw bij het gevluchte jongetje dat dood aanspoelde aan de kust van de Middellandse Zee. De Leviathan. Wat een ellende.

De Leviathan komen we ook tegen in de Psalmen. De Bijbel rammelt weleens aan de theologische tralies die wij om hem heen hebben geplaatst. In Psalm 104:26 lezen wij dat God de Leviathan heeft geformeerd. God heeft de Leviathan gemaakt! Die angstaanjagende kracht is door God gewild. Daar kunnen wij niet bij met onze gedachten, en dat willen we ook helemaal niet. God, Die Zijn hand heeft in het kwaad. Dat verstoort ons gepolijste Godsbeeld. Dan verliezen wij onze greep op Hem.

Toch heeft deze tekst iets geruststellends. Het kwaad gaat niet buiten God om. Er is geen terrein waarop God geen vat heeft. Er is niets wat Hem overvalt. Dat geldt zelfs het bestaan van Zijn vijanden. Het geldt zelfs de Leviathan, Zijn grootste tegenstander. Politici kunnen kwaad en onrecht nooit volledig uitbannen. Maar God staat erboven. Hij heeft de verwoester geschapen (Jes. 54:16).

Als we Psalm 104:26 letterlijk vertalen, staat er dat God de Leviathan heeft gevormd om ermee te spelen. Zelfs de Statenvertaling durfde zo veel letterlijkheid niet aan. Die stelt dat God de Leviathan heeft geformeerd om hem in de zee te laten spelen. Maar dat staat er niet. God heeft de Leviathan gemaakt om ermee te spelen. Als met een vogeltje in een volière.

Dit beeld zien we terug bij Job. God daagt Job uit en vraagt of hij soms kan spelen met de Leviathan alsof het een vogeltje is (Job 40:24). Job kan dat niet, maar de Heere wel. De Leviathan is gewoon Gods kanarie, waar Hij mee speelt.

Nu luistert het wel nauw! Islamitische Staat, de vaatbommen van Assad, ontelbare geaborteerde kinderen, al het leed waar mensen om moeten huilen en waaraan zij stukgaan. Hoe kan het kwaad, hoe kan de Leviathan een speeltje van God zijn?

God formeerde dit zeemonster. Hij speelt ermee, maar Hij doet dat in het woongebied van dit monster. Ergens midden op de oceaan, ver weg van onze kusten. God is soeverein. Maar wij zijn mensen. Als wij ons inlaten met het kwaad gaat het mis. De dijken die God in Zijn Woord optrekt, negeren wij. Wij menen Zijn beschermende leefregels niet nodig te hebben en steken de dijken door. Maar dan gaat het fout. Dan vergrijpen wij ons aan onschuldig leven. Dan snellen we elkaars koppen. Dan breekt onze zonde uit.

Hier raken wij aan de taak van christenpolitici. Eraan werken om de dijken die God schonk intact te houden. Het kolkende water –en daarmee de Leviathan– zo veel mogelijk proberen buiten te houden. Soms mag een christenpoliticus als een Hansje Brinker zijn vinger in de dijk steken en zo groter onheil voorkomen. Maar vaak is de kracht van het water te groot.

Christenpolitici zijn niet opgewassen tegen de Leviathan, tegen de boze. Daarom haal ik mijn hart op aan deze Bijbeltekst. Voor God is de Leviathan een speeltje. Op een goede dag ruimt God Zijn speelgoed definitief op. Er is dan geen kwaad en onrecht meer. Dan spoelen er geen dode kinderen meer aan. Dan mogen Gods kinderen voor eeuwig spelen, zonder moe te worden.

De hervormde predikant W. M. Dekker preekte eens aan de hand van Psalm 104 over God en het kwaad. Hij vertelt daarin een Joodse anekdote waarmee ik afsluit:

„Zeg Rabbi, wat zal er gebeuren als de Messias komt?”
„Als de Messias komt, dan maken we een groot feestmaal gereed!”
„En wat zullen we eten op het feestmaal? Wat eten we dan?”
„De Leviathan.”
„Wat eten we dan?”
„De Leviathan!”

De auteur is lid van de Eerste Kamer voor de SGP.

Ontvangen om tot een zegen te zijn

In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze toespraak is van Gert-Jan Segers (ChristenUnie).

Als Salomo in Prediker zijn leven en rijkdom in ogenschouw neemt, verzucht hij dat het niets meer is dan lucht en het najagen van wind. Al die decadentie, al die rijkdom, al die aardse voorspoed, al dat succes, het heeft volgens Salomo geen enkel nut.

Natuurlijk. Wij zijn geen Salomo. Hoewel. Bijna nergens elders in de wereld hebben mensen het zo goed als hier. Nergens is het onderwijs zo goed, hebben onze kinderen zo veel kansen als hier. Nog nooit is de gezondheidszorg op zo’n hoog niveau geweest als hier en nu. En nog nooit zijn er zo veel mensen wereldwijd geweest die graag met u en mij zouden willen ruilen. Materieel hebben we weinig te klagen.

Misschien kennen we wel iets van de verzuchting van Salomo. Wat voor zin heeft het allemaal? Mijn werk, dat ploeteren voor m’n hypotheek, voor het collegegeld van m’n kinderen, voor de afbetaling van m’n auto? Waar doe ik het allemaal voor? Ik werk om te leven en leef om te werken, en wat haalt het eigenlijk uit?

Misschien komt het nog dichterbij als we luisteren naar Gods verzuchting over vreugdeloos bezit en een vreugdeloos leven. Het is jaren na Salomo en ten tijde van de profeet Haggaï als God bij Zijn volk een pijnlijke diagnose stelt. God heeft Zijn volk weer teruggehaald uit de ballingschap en ze zijn vrije mensen met hun natje en hun droogje. Maar er kan geen lachje af. En er wordt een scherpe diagnose gesteld: Jullie werken hard, maar het levert weinig op. Jullie eten, maar hebben altijd honger. Jullie hebben mooie kleren, maar hebben het koud. En het geld dat jullie verdienen, verdwijnt steeds maar weer als sneeuw voor de zon.

Het zou een diagnose van ons Nederlanders kunnen zijn. Er zijn zo veel mensen elders in de wereld die met ons zouden willen ruilen, maar zelf zijn we vaak ontevreden. We hebben veel vakantiedagen, maar blijven steeds maar zo moe. We hebben meer dan genoeg, maar zijn soms doodsbang om het te verliezen aan vluchtelingen.

De diagnose die via Haggaï wordt gesteld, zou ook zomaar de diagnose van onze politiek en economie kunnen zijn. Politici zijn over ons land als de BV Nederland gaan praten. De economie werd alles en alles werd economie.

Tegelijk merken we aan alles dat geld en goed ons geen vrede geven, niet bepalend zijn voor ons geluk, voor een goed leven. Nu de economie weer iets meer op orde komt, zijn het ook andere en nieuwe vraagstukken die ons uit ons evenwicht halen. De komst van vluchtelingen, oorlog langs de randen van Europa, het verdrijven van christenen uit het Midden-Oosten, de groeiende kloof tussen rijk en arm, uitputting van Gods schepping. En misschien is het wel heel heilzaam dat de wereld om ons heen ons zo verontrust, ons uit onze comfortzone haalt.

Via Haggaï vertelt God de mensen wat eraan schort. Hoe het komt dat we dat geluk waar we naar snakken, maar niet bereiken. „Jullie zijn zo druk met jezelf”, zegt God, „maar jullie zijn Mij vergeten.” „Jullie zorgen heel goed voor jezelf, maar zien het allerbelangrijkste over het hoofd.” Het is de echo van Prediker. Het belangrijkste is niet het verwerven van rijkdom, aanzien en comfort. Al was het maar omdat je er toch niets van meeneemt.

Aan het einde van zijn zoektocht naar wijsheid en naar de zin van ons bestaan concludeert Prediker: Belangrijker dan dat is: ontzag voor God. Zijn geboden opvolgen. Dat is de opdracht voor elk mens.

Wat houdt die opdracht in? Rechtvaardig zijn. Of om het met Jezus’ woorden uit Mattheüs 25 te zeggen: om vluchtelingen en vreemdelingen niet aan hun lot over te laten. Naakten te kleden. Om gevangenen en zieken te bezoeken. Te helpen wie geen helper heeft. Je brood, je geld, je tijd te delen met de naaste die God op je pad plaatst.

We zijn gelukkig niet zo rijk als Salomo, maar het is een zegen als we genoeg hebben. Als we werk hebben, voldoende te eten en te drinken hebben, gezond zijn. Het is een zegen om in Nederland te mogen leven. Maar God maakt ons via Salomo, Jesaja, Haggaï en Jezus Zelf steeds weer duidelijk dat als we gezegend zijn, we die zegen krijgen om een zegen te zijn. Dat we bij alle materiële voorspoed die we ontvangen, nooit God en onze naaste mogen vergeten.

Om het vrij naar de Tsjechische econoom Tomas Sedlacek te zeggen: zonder werk en zonder inkomen sterven we, maar zonder liefde voor God en onze naaste hebben we geen leven.

De auteur is Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie.